Charles Haddon Spurgeon
BIOGRAFISCH ALLERLEI (5)
De profetenschool
Wie bekroond is met de titel „prins der predikers", zal met royale zorg en vorstelijke ijver de boodschap van de Koning aan medeherauten willen doorgeven.
Spurgeon, die, zoals we zagen, zelf een theologische opleiding miste, was er alles aangelegen om anderen in aanraking te brengen met en te oefenen in de heilige Godgeleerdheid.
Op zondagmorgen 5 augustus 1855 roept hij zijn gemeente toe: „Er zijn hier sommigen die profeten behoorden te zijn, maar zij zijn beschroomd en daarom moeten we middelen zoeken om hen van die bedeesdheid af te helpen. Het denkbeeld is mij ondraaglijk, dat terwijl de duivel al zijn dienaren aan het werk zet, er een dienstknecht van de Heere Jezus Christus is, die slaapt. Jongeman, ga naar huis en onderzoek uw hart... Ik wens in mijn gemeente mensen te vinden die het evangelie gaan verkondigen. En zie wel toe, indien u de gave ontvangen hebt, wee u zo u het evangelie niet verkondigt."
Het middel waarover hij in deze preek sprak, heeft hij gevonden in het „Pastors' College"; een opleiding tot en een begeleiding van predikanten. Aanvankelijk kwamen enkele studenten — geestelijke kinderen van Spurgeon — bij hem aan huis om les te ontvangen in bijbelstudie, praktische theologie en homiletiek.
Nadat the Tabernacle in gebruik was genomen, weerden de colleges in de daarbij behorende benedenzalen gegeven. Intussen was het aantal studenten opgelopen tot enige tientallen en werd er les gegeven door vier docenten. Kenmerkend voor Spurgeons opstelling tegenover de doop is het feit dat hij een voorstander van de kinderdoop aanstelde tot rector van het College.
Het doel van de opleiding noemt Spurgeon: „De eer en verheerlijking van God door de prediking van het evangelie".
Lieden die hem verweten, dat hij een dominees-fabriek gebouwd had, wierp hij tegen: „Het denkbeeld is niet bij ons opgekomen dat wij predikers zouden maken; wij begeerden slechts hen te helpen die door God reeds geroepen waren. Daarom hebben wij als grondslag de voorwaarde gesteld dat iemand reeds ongeveer twee jaren als prediker gearbeid moet hebben met enigerlei zegel op zijn dienstwerk, voordat hij bij ons toegelaten kan worden... Wij verlangen geen mannen die door onze professoren tot geleerden gemaakt worden, maar mannen die door de Heere verordineerd zijn om prediker te zijn.
Een hoogtepunt voor de studenten waren de vrijdagmorgencolleges onder de zgn. vraageik; een oude eikeboom in de tuin bij Spurgeons woning „Westwood". Alle studenten mochten dan vragen afvuren op hun leermeester; problemen van menigerlei aard en velerlei strekking.
's Middags werden de rollen echter omgekeerd; dan moesten de leerjongens een proeve afleggen van hun bekwaamheid en vaardigheid als prediker. Illustratief voor de sfeer onder „the Question Oak" is de volgende anekdote : „Verzameld onder de eik, gaf meester Spurgeon een van de studenten de opdracht om onvoorbereid een verhandeling te houden over Zacheüs. De betreffende student stond op en zei: „Zacheüs was klein van gestalte. Ik ook. Zacheüs klom in een boom. Ik ook. Zacheüs kwam er weer uit. Ik ook..."
Commentaar op commentaren
Speciaal voor zijn studenten had Charles Spurgeon een brochure het licht doen zien, waarin hij commentaar geeft op vele en diverse bijbelcommentaren.
Dat boekbesprekingen niet altijd saai en droog behoeven te zijn moge blijken uit de volgende opmerkingen:
— Over een boek dat de dagen van Noach beschrijft, zegt hij: „Zo droog als Noach in de Ark".
— Bij een ander commentaar tekent hij aan: „We hopen dat dit boek de drukker enige winst heeft opgebracht. De lezer hoeft echter geen winst te verwachten".
— Bij een commentaar op het Spreukenboek licht hij toe: „De Spreuken zijn eenvoudiger dan de uitleg van de schrijver".
— Bij een schijnbaar verwarrend boek merkt de commentator Spurgeon op: „Wij vragen ons af, of behalve de schrijver iemand anders in staat is er kop en staart aan te krijgen. Dat kan hij dan beter maar snel doen, want anders is hij vergeten wat hij bedoelde".
— Tenslotte vond hij een bepaald boek zo zwak, dat hij zich afvroeg hoe het dooide pers kon rollen.
Zuivere en onbevlekte godsdienst
Wie leeft van genadebrood, leeft om te geven omdat hij leeft van de Gever.
Hoewel Woord en Daad in de Bijbel één zijn, liggen leer en leven buiten de Schrift vaak ver uiteen. Deze buiten-paradijselijke werkelijkheid kreeg Surgeon onder ogen; een gespletenheid die hem knaagde aan zijn ziel.
Het 'sola gratia' moet hoorbaar verkondigd worden, opdat „de zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader" openbaar zal worden in het „bezoeken van wezen en weduwen in hun verdrukking en in het zichzelf onbesmet bewaren van de wereld" (Jak. 1:27).
Tijdens een bidstond in the Tabernacle zei Spurgeon: „Wij zijn een grote gemeente en we zouden nog meer voor de Heere moeten doen in deze grote stad. Ik vraag u dat we Hem bidden om nog meer en ander werk; en als we daarvoor geld nodig hebben, laat ons dan bidden of Hij ons dat erbij geeft".
Dat de Heere een Hoorder der gebeden is, bleek niet lang daarna toen Spurgeon een brief ontving van ene mevr. Hillyard, een predikantsweduwe. Ze stelde £ 20.000 (!) ter beschikking om een weeshuis te stichten. De gebouwen verrezen in de nabijheid van the Tabernacle; Spurgeon achtte het raadzaam dat de kinderen in letterlijke en figuurlijke zin binnen de geluidskring van het evangelie werden opgevoed. Hoe indrukwekkend was zondags de aanblik van vijfhonderd ouderloze jongens en meisjes vooraan onder de preekstoel, die mochten vernemen dat God een Vader wil zijn voor verweesden en ontheemden. „De God die antwoordt door weeshuizen, laat Hèm God zijn", getuigde Spurgeon eens tot een agnosticus.
De organisatie binnen het weeshuis berustte op het gezinsmodel; elk huis bestond uit een apart gezin met ouders, broertjes en zusjes. Spurgeon was een ware vader voor de kinderen van „The Stockwell Orphanage". Met spanning en vreugde werd wekelijks uit gezien naar de komst van hun „vader".
Waar eens het weeshuis stond, verrees een modern schoolgebouw waar alleen een plaquette nog herinnert aan de weldoener mr. Spurgeon.
Bezoek aan Nederland
Waardevol en interessant voor ons Nederlanders is het bezoek dat Mister Spurgeon in 1863 aan ons land bracht. De enige gegevens die voorhanden waren, vond ik in een preek van 3 mei 1863. De summiere feiten zijn de moeite van het noemen zeker waard. Ieder oordele voor zichzelf bij dit kerkhistorische lichtbundeltje.
Handelend over het gebed en de lofprijzing, zegt hij doelend op zijn recente Nederlandse reis: „Mijn Nederlandse vrienden loven de Heere zo langzaam dat je denkt erbij in slaap te zullen vallen door die lange uithalen".
Tets verder in zijn preek maakt hij een uitstapje naar zijn Hollandse uitstapje en vertelt hij zijn gemeente over het geestelijk klimaat in ons land: „Toen ik het land bezocht, vertoefde ik bij de godvruchtigen; kinderen Gods met wie ik een zoete gemeenschap mocht oefenen, mensen die niet langer naar de bedehuizen konden gaan, die zij vroeger plachten te bezoeken. Waarom niet? 'Meneer', zeiden ze dan, 'mag ik nog langer naar een kerk gaan waar de meeste predikanten elk Schriftwoord ontkennen; niet alleen de dominees van de Hervormde Kerk, maar van iedere groepering in Holland? Hoe kan ik luisteren naar die verraders die de calvinistische of lutherse belijdenisgeschriften onderschrijven, maar die op de preekstoel de waarheid van de opstanding loochenen of die beweren dat de hemelvaart van Jezus louter geestelijk bedoeld is? ' Ik geloof dat ze in Nederland vijftig jaar op ons voor zijn wat ontrouw (aan de Schrift) betreft...
De Nederlandse theologen zijn met rasse schreden op weg naar de neo-godsdienst. Tot op heden heeft het volk de Waarheid nog lief en een grote schare wil die nog graag horen..."
Gelukkig kon Spurgeon ook nog een ander geluid laten horen wat betreft de situatie in de lage landen: „... Overal waar ik heenging, ontmoette ik een grote menigte mensen; scharen die de prediker wel niet konden verstaan, maar die hem wel eens wilden zien, omdat God zijn vertaalde predikaties
aan hun ziel gezegend had. Hele menigten die mij een broederlijke hand drukten en mij met betraande ogen in het Nederlands allerlei goeds toewensten. Ik hoopte tot zo'n vijftig a honderd personen te preken, maar in plaats daarvan bleken de reusachtige kathedralen niet te groot. Dit verbaasde en verheugde me, zodat ik mij verblijdde in God... Ik dank God voor de ontvangst die mij te wachten stond onder alle rangen en standen van het volk. Terwijl de armen zich verdrongen om mij de hand te schudden, zodat ik bijna uit elkaar getrokken werd, behaagde het God om het hart van de koningin van Nederland te bewegen om mij bij haar te ontbieden en gedurende vijf kwartier had ik het voorrecht om met haar te spreken aangaande de dingen die on& e vrede betreffen.
Ik heb het gesprek met haar niet gezocht, maar het was haar eigen persoonlijke wens; en toen verhief ik mijn ziel tot God, opdat ik over niets anders dan Christus zou mogen spreken en Niemand anders dan Jezus tot haar zou mogen verkondigen. Zo behaagde het de Meester om mij te helpen en ik nam afscheid van deze beminnelijke vrouw nadat ik haar de gehele Raad Gods verkondigd had.
Ik voelde me zeer gelukkig dat ik hartelijk ontvangen werd door alle kerkelijke groeperingen, zodat ik zaterdagsmorgens in de doopsgezinde kerk van Amsterdam preekte en 's avonds in de oude Nederlands Hervormde Kerk. De volgende zondag in de Engelse Presbyteriaanse kerk en 's avonds weer in een Nederlandse afgescheiden gemeente (Dutch Free Church). Enkele keren heb ik gepreekt in de grote kathedralen, zoals in de Domkerk (Dom Kirk) te Utrecht en in de Pieterskerk (Peter's Kirk) te Leiden, waar niet alleen de armen aanwezig waren, maar ook de edelen en de gegoeden van het land, die natuurlijk beter Engels konden verstaan dan de armen die geen gelegenheid hebben gehad om de taal te leren..."
Kruiningen.
Joz. A. de Koeyer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's