ONDER DE STREEP
ADOLPHE MONOD
„Maakt naarstiglijk gebruik van de gelegenheden het Woord Gods te horen, ondervraagt degenen, die u ophelderingen omtrent hetzelve kunnen geven, uwe ouders, uwe onderwijzers, de leraren der kerk. Maar vooral, vooral: leest en bepeinst de Schrift. Daar zult gij het licht vinden, dat u bekwaam maken zal om om w 7 èl te antwoorden op al de vragen, die u gedaan zullen worden, en om pal te staan tegen elke verzoeking, waarmede gij zult worden aangevallen. Bepeinst, bepeinst, de Heilige Schrift.
Ik zeg: BEPEINST. Het is niet genoeg, in der haast te lezen, om spoedig het Boek te kunnen sluiten en zeggen: Ik heb mijn hoofdstuk gelezen. Wij moeten stil staan bij hetgeen wij lezen, onder verheffing onzes harten tot God".
In mijn boekenkast staat een werkje dat uiterlijk weinig fraai is. Dat is niet zo verwonderlijk als men weet, dat het in 1857 werd uitgegeven te Amsterdam bij H. Höveker en dus omtrent 124 jaar oud is. De inhoud is echter degelijk en bestaat uit twee kinderpreken van de, om zijn welsprekendheid eenmaal zeer bekende predikant Adolphe Monod, w 7 elke deze kinderpreken uitsprak respectievelijk op 30 maart 1851 en 28 maart 1852.
Volgens het voorbericht van de Franse uitgever, werd elk jaar in de Gereformeerde kerk in Parijs een dienst voor de scholen gehouden, bij welke gelegenheid deze preken werden uitgesproken.
Uit de preek, gehouden op 30 maart 1851, welke handelde over Lukas 2 : 40—52 is het boven afgedrukte citaat genomen. De verleiding is groot om meerdere treffende citaten te geven, maar liever dan dit te doen, willen we iets mededelen uit het leven van Monod, wienst volledige naam was: dolphe Louis Frédéric Monod. Zonder overdrijving mag hij gerekend worden tot de grote Godsmannen, die een bijzondere roeping hebben vervuld in de dienst des Heeren en door hun geschriften nog spreken nadat zij gestorven zijn.
J. H. Landwehr zegt in zijn „Beknopt leerboek der kerkgeschiedenis", sprekend over de Geref. kerk in Frankrijk van hem: De man, die God verwekte om het geestelijk leven te wekken, was Adolphe Monod, een prediker bij uitnemendheid. En ds. J. C. Rullman tekent in een artikel in de Chr. Encyclopaedie (uitgave 1925, deel 4, bladz. 249 en 250) de plaats welke Monod heeft ingenomen in het kerkelijk en geestelijk leven van zijn tijd met deze woorden: „Welk een betekenis ook in ons vaderland aan Monod werd toegekend blijkt wel hieruit, dat de eerste uitgave van zijn: „Laatst vaarwel enz...." Amsterdam 1856, waarvan 2200 exemplaren gedrukt werden spoedig geheel uitverkocht was".
Van bedoeld werk, bevattende de wekelijkse toespraken, die Monod de laatste maanden van zijn leven tot zijn vrienden heeft gehouden, is indertijd bij uitgever Kok te Kampen een uitgave verschenen onder de titel: „Laatst vaarwel van A. Monod aan zijn vrienden en de kerk". De reeds lang overleden en vroeger zeer bekende ds. J. J. Knap schreef er een inleidend woord bij.
Adolphe Monod werd geboren op 21 januari 1802 te Kopenhagen. Zijn vader, Jean Monod, was van Zwitserse afkomst en te Genève geboren. In 1786 op 21-jarige leeftijd toegelaten tot het predikambt huwde hij in 1793 met Louise Philippine de Coninck en vestigde zich in Zwitserland. Toen Adolphe werd geboren was zijn vader predikant bij de Franse gemeente in Kopenhagen. In het jaar 1808 vertrok hij naar Parijs. Van moederszijde had Adolphe het bloed van de oude Vlamingen (de familie de Coninck was oorspronkelijk uit Antwerpen afkomstig) cn van de Hugenoten in zich. Monod ontving een degelijke, eenvoudige echt christelijke opvoeding. Vooral zijn moeder had op haar 13 kinderen, waarvan er 1 vroegtijdig stierf, veel invloed. Zij was hun vertrouwde vriendin, hun goede raadgeefster. Ook als de kinderen reeds getrouwd zijn blijft haar zorg naar hen uitgaan en wordt zij bij moeilijkheden nog graag geraadpleegd. In deze familiekring groeide Adolphe op. Al spoedig geeft hij blijk zeer begaafd te zijn. Zijn ouders hadden hem, evenals zijn broeder Guillaume, bestemd voor het predikambt. De begeerte daartoe was trouwens reeds heel jong bij hem
opgekomen. Op zijn 15de verjaardag geeft hij aan deze begeerte uiting in een gedicht, getiteld: „Mijne roeping".
En zo leidt zijn weg, na de studie aan het Gymnasium te Parijs te hebben voltooid, naar Genève, waar hij met zijn broer zijn theologische opleiding zal ontvangen.
Oppervlakkig gezien leek het een uitnemend voorrecht juist te Genève te mogen worden opgeleid tot het treffelijk ambt. Hier toch had de grote hervormer Calvijn gearbeid. Hier had hij getuigd en gestreden voor de autoriteit van het Woord van God en de Godheid van Christus. Hier ook had hij aangedrongen op een besliste keuze tussen de Roomse kerk en de kerk der Reformatie. Op zuiverheid van leer en leven, op lijdzaamheid en geduld.
Evenwel... dit Genève waar de gebroeders Monod hun studie gaan aanvangen, is niet meer het Genève van Calvijn. Niet meer de autoriteit van God en Zijn Woord had zeggenschap, maar de autoriteit van de mens. Zowel in de kerk als op de universiteit voerde het rationalisme de boventoon. De mens met zijn verstand, met zijn rede (ratio = rede... het denken) zou uitmaken wat waar of onwaar was. De rede was de enige, of in ieder geval de voornaamste kenbron der waarheid.
Zo was men gekomen tot loochening van de Godheid van Christus en werden van dezelfde kansel, waar Calvijn had getuigd van de waarheid, die naar de godzaligheid is, betogen gehouden, zeer diepzinnig en wijsgerig, maar in strijd met Gods geopenbaarde waarheid.
Betogen, die wel wijze hoofden maakten, maar het naar waarheid dorstende hart van Monod geen troost en verkwikking boden. In deze omgeving kon Monod geen vrede vinden, hoewel zijn hart er naar snakte. Veel strijd is hier zijn deel geweest. Het geloof van thuis, dat nog niet innerlijk zijn deel was, werd hem hier ontnomen. Leeg en onbevredigd, geslingerd tussen hoop en vrees, ziet hij dan ook met angst en vrees in het hart het uur naderen waarop hij tot predikant zal worden gewijd.
„Hij had geen rust voor zijn ziel, geen helderheid voor de toekomst. Hij gevoelde 'dat hij niet was die hij behoorde te zijn, dat hem ontbrak wat hij nodig had, nodig niet alleen voor zijn eigen welzijn, maar ook om straks met overtuiging als prediker van het Evangelie op te treden" (Dr. S. D. van Veen in „Mannen des geloofs" - bladz. 146 en 147).
In een brief aan zijn moeder schrijft hij: „Indien ik in juli van het volgend jaar niet meer beslist ben dan thans, dan zal ik er nooit toe kunnen overgaan om de Heilige Dienst te aanvaarden en de verantwoordelijkheid daarvan op mij te nemen".
Zó zelfs drukt de droefheid en neerslachtigheid hem neer, dat zij een zorgwekkend, ziekelijk verschijnsel wordt. Ijverig zet hij zich aan de bestudering van de Bijbel in de grondtekst, maar die Bijbel blijft hem een onbegrepen boek. Gevoelsmens als hij is, wil hij eerst gevoelen en ervaren en dan pas geloven. Om dat geloof bidt hij, daarom worstelt hij, maar het blijft donker in zijn ziel. Dan maar zó het Evangelie prediken, zonder zich te bekommeren over de vraag of hij zelf gelooft of niet gelooft wat hij predikt? Maar neen... dat kan hij niet. Nooit zal hij er toe kunnen komen te arbeiden zonder liefde en zonder hoop. Waarheden van de kansel te verkondigen, die hem zelf niet getroffen en overtuigd hebben.
Maar dan komt het keerpunt in zijn leven. Volgens Rullman in het boven aangehaalde artikel in de chr. encyclopedie, geschiedt dit op een reis naar Italië, die hij in oktober 1825 met zijn broer Guillaume en diens leerling Etienne Gautier onderneemt. Te Napels waar zij, na enige maanden hier en daar vertoefd te hebben, aankomen, vindt hij zijn levensvernieuwing. Hij leert zijn diepe ellende, maar ook Gods genade kennen. Hij leert afzien van zichzelf, zien op Jezus en rusten in Zijn volbrachte werk. Hij komt tot de besliste keuze en mag zich overgeven aan de Heere.
Was hij op 8 juni 1824, onder veel aanvechting en ernstige overdenkingen, maar gesteund door goede raad van vrienden en een gesprek met zijn vader, ingewijd tot de Heilige Dienst, gelijk met
zijn broeder Guillaume, in de lente van 1826 aanvaardt hij te Napels op verzoek van enkele Franse protestanten, die daar waren zonder predikant en zonder godsdienstoefeningen, voor het eerst de dienst des Woords. Als hij daar 18 maanden heeft gearbeid vertrekt hij echter begin oktober 1827 weer naar Frankrijk om intrek te nemen in het ouderlijk huis te Parijs. Hij blijft daar maar kort, omdat hij als predikant wordt beroepen in Lyon. Reeds in december van datzelfde jaar vangt hij zijn dienst daar aan.
Hier wacht hem een zware strijd, waaronder hij veel geleden heeft, maar waardoor ook zijn geloof gesterkt en zijn trouw beproefd werd. Want hoewel hij vriendelijk door de kerkeraad, die liberaal is, wordt ontvangen, die vriendelijkheid verdwijnt, als men merkt dat Monod met kracht het Evangelie brengt in orthodoxe zin en hij zonder de persoon aan te zien, alles toetst aan de Heilige Schrift. Dan gaat het spannen tussen de kerkeraad en Monod. Onder leiding van de kerkeraad vormt zich een oppositiepartij. De opzet is om zich zo spoedig mogelijk van hem te ontdoen. Op alle mogelijke wijze werkt men hem tegen. In deze tijd schrijft hij in zijn dagboek: „Uw Geest besture mijn geest bij al wat ik doe, zodat ik van uur tot uur kan zeggen: God wil dat ik dit doe; God wil dat ik dat doe .Mijn God verneder mij, beproef mij, bedroef mij, maar verhoor mij..." „Laat mij slechts horen naar U, slechts letten op U, U slechts om raad vragen..."
In deze tijd vindt hij ook de vrouw die hem zijn leven lang tot steun en blijdschap zal zijn. Hannah Honyman, afkomstig uit een deftige Schotse familie. Op 2 september trouwen zij in Lyon. Beider overtuiging, dat God hen had samengevoegd is in hun leven bevestigd geworden.
Intussen neemt de spanning tussen de kerkelijke leiders en Monod toe.
In een preek over Romeinen 6 vers 1 betoogt Monod dat het geloof niet alleen geen beletsel is voor het doen van goede werken, maar dat uit een ziel, die niet gelooft in de vrije genade door Jezus Christus, zelfs geen enkel goed werk voorkomen kan!
Men vraagt hem nu zijn prediking te wijzigen of te zwijgen over de vrije genade. Vanzelfsprekend kan noch mag Monod dit doen. Het woord van Luther gold ook voor hem, gelijk het voor elke prediker der waarheid geldt: „Hier sta ik, ik kan niet anders".
Men verzoekt hem ontslag te nemen. Monod weigert. Dan ontneemt men hem zijn catechisanten en geeft die aan een ander. Maar Monod blijft. Waarom zal hij ook gaan? Zijn werk te Lyon is niet ongezegend. Hij schrijft daarover: „Er zijn personen bekeerd en sommigen door mijn dienst".
Maar dan komt het konflikt. Een preek op 28 maart 1831 over het H. Avondmaal is de aan-leiding. Dat Avondmaal toch wordt zeer ontheiligd. Kan het de taak van een predikant zijn te prediken tegen een te grote onvrijmoedigheid ten opzichte van het Avondmaal, Monod ziet zich genoodzaakt te waarschuwen tegen een verregaande vrijmoedigheid bij het aangaan aan de Dis des Heeren. Onbeschroomd nemen leden van de gemeente er aan deel, die zich over de vraag of zij in het geloof aangaan heel niet druk maken en menen, dat het gebruik van het heilig sacrament heel goed kan samengaan met een leven in ergerlijke zonden. Fel protesteert Monod daartegen cn hij komt op voor de heiligheid van het sacrament. Hij weigert in deze omstandigheden het Avondmaal te bedienen. Nu is de maat bij „de leiders" deikerk vol. Monod wordt bij koninklijk besluit van 19 maart 1832 afgezet. Lang niet allen zijn het echter met deze beslissing eens. Vele gemeenteleden willen hem handhaven. Ook Monod zelf, hoewel hij na zijn afzetting twee benoemingen krijgt, nl. tot hoogleraar aan dc theologische school te Genève en tot predikant aan het Oratoire te Lausanne, meent dat hij in Lyon dient te blijven. Hij gaat, geroepen als hij zich weet om het Evangelie te verkondigen, preken in een zaal, waar vele heilbegerigen hem beluisteren en waar zo een vrije gemeente ontstaat.
Bolnes,
H. H.
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's