De vrijheid van de kinderen Gods
Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid, wederom tot vrees, maar gij hebt ontvangen de Geest der aannetning tot kinderen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!
Romeinen 8 : 15
een geestelijk leven
In het verband van onze tekst schrijft Paulus over het leven in Christus. Dat wil dus zeggen over het leven van een ieder, die in Christus gelooft. Dat leven is allereerst een bevrijd leven. Het is bevrijd van het oordeel der zonde en is het ook bevrijd van de kracht der zonde. Paulus begint in vers 1 met van uit het voorgaande samen te vatten, dat er dus geen verdoemenis meer is, geen veroordeling voor degenen, die in Christus Jezus zijn. Die verdoemenis heeft Jezus Christus immers Zelf gedragen en weggedragen op Golgotha,
Maar ook de kracht van de zonde is gebroken. Niet langer zuchten de gelovigen onder het juk der wet, dat het vlees niet dragen kan. Niet langer slaven ze en sloven ze om tenslotte alleen maar dieper in de ellende weg te zakken, omdat de wet eist en het zondige vlees op geen enkele manier aan die eis voldoen kan. Chrisus heef daaraan 'n eind gemaakt. Hij heeft de heerschappij in de zonde gebroken. Het leven in Christus is een bevrijd leven. Het is ook een geestelijk leven, een leven door de Geest. In het aan onze tekst voorafgaande wordt dat geestelijk leven lijnrecht tegenover het natuurlijke leven gezet. Dat is een leven naar het vlees. Daarin hebben de Romeinen gewandeld, of ze nu heidenen geweest zijn of Joden. Want leven naar de begeerten en de wellusten van je eigen hart is vlees, maar godsdienstig leven zoals de Joden dat deden is niet minder vlees! Ook dat wordt radikaal verworpen. Wat in het vlees is, hoe godsdienstig het ook is, kan God niet behagen. Vroom vlees is en blijft vlees.
Lijnrecht tegenover dat leven door het vlees staat het leven door de Geest. Een leven dat zich kenmerkt door liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en matigheid. Dat zijn immers de vruchten van de Geest zoals Paulus ze opsomt in zijn Galatenbrief. Dat is dan wel anders dan je uit te leven in je eigen ik. Dat is ook wat anders dan een leven van „raak niet, smaak niet en roer niet aan". Maar zo is het christelijk leven. Zo is het ware geestelijke leven. Dat draagt het merkteken van Christus en het meet zich aan de maat van het Woord.
En, zegt de apostel, daar kun je je christen-zijn nu ook aan toetsen. Want indien iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. Wie niet in de weg van de liefde begeert te gaan, moet niet menen, dat Hij staat kan maken op de liefde van Christus.
Daar zouden wij ons aan kunnen toetsen. Het is Pinksteren geweest. En de vraag is op zijn plaats: Hoe is dat nu met mij? Heb ik de Geest van Christus? Woont en werkt die Geest, Wiens uitstorting wij als gemeente samen vierden nu ook wel in mij? Wij willen die vraag nog wel eens beantwoorden aan de hand van allerlei bijzonderheden. Allerlei gestalten en gevoelens, een tekst, die ons plotseling te binnen viel, een versje, dat we met heel ons hart gezongen hebben, moeten ons uitsluitsel geven. Dat kan er allemaal best wel bijkomen, maar als het erover gaat kunnen we het missen. Het gaat om de liefde. De vraag is of ons hart uit gaat naar God en naar onze naaste. Daar gaat het om. Dat is het rechte geestelijke leven.
Het naar de Geest wandelen, leven uit het beginsel van de liefde, is dus een toetssteen van het in Christus zijn. Meteen is
het ook de opgave daarvan. Paulus sch-" £t hier, dat de gelovigen dan ook schuldenaars zijn om niet meer naar het vlees te leven, maar naar de Geest. Ze kunnen het er wat dat geestelijk leven betreft niet maar op aan laten komen. Ze hebben zich er voor in te zetten.
Liefde moet je leren, heeft iemand gezegd. Nu dat is zeker zo. Liefde is een strijd. Een strijd, die in Gods kracht gevoerd moet worden tegen het eindeloze egoïsme van je eigen hart. Paulus vuurt de gemeente van de Romeinen door wat hij hier schrijft daarbij aan. Ze mogen de heerlijke genaden genieten, die er in Christus zijn. Ze zijn gerechtvaardigd door het geloof. Maar in Christus zijn, dat betekent ook naar de Geest wandelen. Zo hebben zij zich te gedragen. Zo mogen zij leven, een Pinksterleven.
de Geest ontvangen
In de laatste verzen van dit Bijbelgedeelte, waarvan ook onze tekst deel uitmaakt, versterkt Paulus zijn aansporing dan nog, door de Romeinen te laten zien, hoe groot de voorrechten zijn, die ze ontvangen hebben. Als geestelijke mensen zijn ze immers kinderen. Zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God. Want zij hebben niet ontvangen de geest der dienstbaarheid wederom tot vrees, maar de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke zij roepen: Abba, Vader.
Paulus verzekert dus de gelovigen te Rome, dat ze de Geest ontvangen hebben. En Llij laat ze ook zien wat voor Geest dat is. Maar laten we eerst eens stilstaan bij dat eerste. Zij hebben de Geest ontvangen. Dat is nogal wat! Hoe kan Paulus dit geweldige voorrecht zo onbevangen van die Romeinen uitspreken?
ITceft hij daar misschien een of andere bijzondere openbaring voor gehad? Of moet je zeggen, dat Paulus als apostel natuurlijk dingen weet, die een gewoon mens niet weet?
Niets van dat alles. Paulus kan dat van die mensen zeggen, omdat zij tot geloof gekomen zijn in de Heere Jezus Christus. Aan die Romeinen is het evangelie verkondigd. Door wie dat voor het eerst werd gedaan en waar, dat is onbekend. Maar ze hebben horen getuigen van de gerechtigheid en de zaligheid in de Heere Jezus Christus. En aan dat getuigenis hebben zij zich mogen overgeven. In die overgave hebben zij de Heilige Geest ontvangen. Toen is Hij in beginsel in hun harten komen wonen.
Ik denk aan wat Petrus zei tegen de joden op de eerste Pinksterdag. Ze hebben gehoord, hoe ze Jezus gekruisigd hadden. Jezus, die nu is verhoogd en Zijn Geest heeft uitgestort. Ze kunnen niet meer onder die beschuldiging uit. Met het spotten van de anderen kunnen ze helemaal niet mee. Ze zijn verslagen, en roepen uit: Wat moeten wij doen mannenbroeders? En dan is het antwoord van Petrus: Bekeert u en laat u
dopen in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van zonden en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
De gave van de Geest wordt ontvangen in de geloofsovergave van Christus. Hetzelfde komt nog eens naar voren als Paulus de Galaten bezweert, dat ze de Heilige Geest toch niet ontvangen hebben uit de werken der wet, maar uit de prediking van het geloof.
Het wordt Pinksteren in ons leven, als we ons in onze verlorenheid verliezen aan Christus. Maar, zegt iemand, dan heb je de Geest toch eigenlijk al? Ongetwijfeld. Hij is het immers die ons geen rust meer gunt in ons oude leven. Hij is het, die met ons twist, als we in de werken der wet onze vrede zoeken. Hij is het, die overtuigt van zonde, gerechtigheid en van oordeel. Hij is het die Christus verheerlijkt in het evangelie en ons tot overgave dwingt.
Maar er is verschil! Verschil, tussen werken en wonen. Eerst werkt Hij wel, maar woont nog niet in onze harten. In de geloofsovergave aan Christus maakt Hij woning in ons, als de Troostergeest. Zoals Christus Hem toezegde, Die zal bij u blijven. Die zal u leiden in alle waarheid. Hij neemt intrek in onze harten en levens. Hij vervult. Hij vernieuwt. Hij zet ons op een nieuw spoor. Het spoor van de liefde.
Als wij ons dan ook afvragen of die Troostergeest ook in onze harten woont, ligt daar een heel belangrijke vraag voor. De vraag of wij ons in onze verlorenheid gewonnen gaven aan Christus. Of de Heere als Profeet, Priester en Koning in onze harten eer en heerlijkheid ontving. Waar Hij immers alles geworden is, daar is plaats voor de Heilige Geest. Daar is een woning voor Hem ingericht, bekleed met de gerechtigheid van Christus.
Maar, vraagt iemand verder, hoe beleef je dat dan? Ik zou haast zeggen, dan mag je allereerst geloven! Het is toch Zijn Woord en belofte! Wij hoeven ons bezitten van de Geest niet allereerst af te lezen aan ons beleven, wij mogen het vertrouwen om Zijn beloven.
aarzeling
Maar, aarzelt iemand nog, zou ik dat dan zo maar op mezelf mogen toepassen? Wie ben ik toch en wat is mijn leven? Ach, in die dingen zult u wel nooit enige gronden vinden. De vastigheid ligt in Hem en in Zijn heerlijk woord.
En dan zal het met ons wel vaak net zo gaan als met die oude vrouw, van wie ik eens las. Ze kreeg van een vreemdeling, die ze geholpen had een mooi papier. Dat dacht ze tenminste. Ze had er geen flauw vermoeden van dat dat mooie papier een chèque was van zeer grote waarde. Ze hing het papier aan de muur en leefde in armoede voort, onbewust van de grote schat, die ze in huis had. Totdat iemand haar duidelijk maakte, hoe rijk ze was.
En wie verklaart ons nu de rijkdom, die wij in Christus hebben, als we in de armoe van ons leven tot Hem de toevlucht hebben genomen? Dat doet de HEERE Zelf. Dat doet Hij door Zijn Woord en Geest. Dat doet Hij door het Woord dat Hij u nu laat verkondigen. Paulus houdt de christenen van Rome voor dat ze de Heilige Geest hebben ontvangen. Zo wordt het u ook betuigd. En door Zijn Geest maakt de HEERE dat Woord zo krachtig, dat u het wel geloven moet. Hij legt het in uw hand, in uw hart. U moet het wel geloven. En in verwondering stameldt u: Hoe ben ik zo rijk, zo rijk.
Wie biddend leeft onder het Woord gaat steeds meer de rijkdom zien, die wij in Christus hebben. Leert met een ootmoedig en verwonderd hart ook steeds meer zijn bezittingen in bezit nemen. Leert steeds meer door het geloof te leven uit de volheid van de genade, die in Christus is.
En dat geloof, ja dat mag dan ook bevinden, ervaren. We geloven dan niet alleen Pinksteren, we mogen het nog beleven ook. Maar laten we wel bedenken. Het geloof gaat voorop, dat is de gift, de ervaring, de toegift. Maar de HEERE doet het ervaren. De Geest, die woning maakte in onze harten, doet ons uitbreken in de verheerlijking Gods. We worden boven alles uitgetild. Boven alle strijd en aanvechting. We worden bevrijd van alle last, die ons neerdrukt en opheft tot de ijle hoogte van de lof van de Naam God in Christus. Dat is toch kenmerkend. Als het voor Petrus Pinksteren wordt weet hij niet anders meer te getuigen dan de grootheid en de heerlijkheid van Christus. En zo mag het zijn bij allen die het van Hem verwachten. We mogen onszelf verliezen in de lof van het Lam. Het Lam dat geslacht is is waardig te ontvangen, eer en heerlijkheid en dankzegging.
De lofzang klimt uit Sions zalen Tot U, met stil ontzag;
• Daar zal men U, o God, betalen Geloften, dag bij dag.
Gij hoort hen, die Uw heil verwachten,
O Hoorder der gebeên,
Dies zullen allerlei geslachten Ootmoedig tot U treên.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's