Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schriftgezag en Schriftkritiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schriftgezag en Schriftkritiek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Wat voorafging: Er is een alternatief voor de Schrift-kritiek. Geloof en wetenschap sluiten elkaar ook bij het bijbelonderzoek niet uit. Juist op het terrein van de Schriftuitleg en bij de worsteling om het verstaan van Gods Woord, is het noodzakelijk geleid te worden door de Heilige Geest en zo een discipel van het koninkrijk Gods te zijn. Er is te spreken van een Schrift-getrouwe bijbelwetenschap. Typerend daarvoor is met name het geloofsvooroordeel dat de Schrift het betrouwbare Woord van God is. Dit geloofsvooroordeel vinden we heel helder onder woorden gebracht in zondag 7 van de Heidelberger Catechismus: 'Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, dat God in Zijn Woord geopenbaard heeft...' (antwoord 21). Het ware geloof houdt de levende God voor waarachtig. En daarom houdt het over de gehele linie de Schrift voor waarachtig. Wie de HEERE God kent, hèrkent immers in de Bijbel het spreken van deze God. Wie door de Geest van God geleid wordt, bemerkt dat diezelfde Geest door de bladen van de Schrift ruist. Artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis brengt op evenwichtige wijze onder woorden waarop het geloofsvooroordeel van de gelovige in zijn of haar benadering rust, namelijk:

a) in het inwendig getuigenis van de Geest, 'maar inzonderheid omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn': Let op dit 'inzonderheid'. Het is vooral dit getuigenis, dit amen in onze harten, dat in het geloof rotsvast overtuigd doet zijn van de betrouwbaarheid van het Woord.

b) de Schrift draagt ook een bew 7 ijs in zichzelf, zij dient zich aan met gezag en zet haar gezag ook dóór bij de lezer of hoorder,

c) vervolgens is dan ook te spreken van het getuigenis van de Kerk der eeuwen. Daarvan zegt de belijdenis: 'En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is — en dat niet zozeer, omdat ze de kerk aanneemt en voor zodanige houdt'. Niet zozeer, maar dan toch wel een beetje! Als we zien hoe de Schrift door de eeuwen heen geloofd en gehoorzaam is geweest, hoe vorige geslachten hun leven hebben gegeven om het goede Woord Gods, hoe ons wellicht met de moedermelk eerbied is ingegoten voor de Bijbel, het boek van God — dan legt dat alles toch mede gewicht in de schaal, al staat het uitdrukkelijk niet voorop.

Maar zijn er dan nog vragen?

Iemand zou kunnen opmerken: maar dan zijn toch alle vragen met één zwaai van de tafel geveegd? Dan zou het zondermeer heiligschennis zijn om nieuwsgierig vragen te stellen aangaande de Schrift?

Neen, zo is het toch ook weer niet. We moeten ons er terdege rekenschap van geven wat het zeggen wil dat de Bijbel niet kant en klaar uit de hemel is komen vallen, zoals de Mormonen dat bijvoorbeeld beweren van hun heilig boek. Dit boek, geschreven op gouden platen, zou door God ergens op een verborgen plaats zijn neergelegd. Joseph Smith — de stichter van genoemde secte — zou op aanwijzing van de engel Moroni de platen hebben gevonden. Ds. H. Veldhuizen schrijft daarover: 'Joseph mocht de gouden platen echter niet meenemen, maar moest elk jaar terugkomen om van de engel Moroni onderricht te ontvangen van wat de Heer' van plan was en op welke wijze Zijn Koninkrijk in de laatste dagen moest worden bestuurd. Vier jaar deed Joseph dit, ieder jaar één keer. De laatste keer, 22 september 1827, stelde de hemelse boodschapper de gouden platen aan Joseph ter hand, met de opdracht ze aan niemand te laten zien, ze te vertalen met behulp van de stenen Urim en Thummim, en ze daarna weer terug te bezorgen aan de engel. Aldus is geschied. Joseph vertaalde de platen en zo ontstond het Boek van Mormon' (Sekten en Stromingen, blz. 37).

Hier zijn inderdaad geen vragen meer te stellen. Geen mens is te pas gekomen aan het vervaardigen van het heilige boek. Van begin tot eind is het graveersel van Gods vinger. Maar ook de vertaling blijkt goddelijk gezag te hebben. Vertaalfouten zijn uitgesloten doordat de vertaler beschikte over de Urim en de Thummim. Zo kregen de Mormonen de onfeilbare vertaling van het onfeilbareboek op een presenteerblaadje.

Maar nu behoeven we maar één bijbelgedeelte op te slaan om te zien dat het in de Bijbel principieel anders ligt als bij het boek van Mormon wordt voorgegeven. Letten we maar eens aandachtig op de inleiding van het Lucas-evangelie, Lucas 1 : 1—4.

„Aangezien velen ter hand genomen hebben, om in orde te stellen een verhaal van de dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben — gelijk ons overgeleverd hebben, die van den beginne zelf aanschouwers en dienaars des Woord geweest zijn — zo heeft het ook mij goed gedacht, alles van voren aan naarstig onderzocht hebbende, vervolgens aan u te schrijven, voortreffelijke Theófilus! Opdat gij moogt kennen de zekerheid van de dingen, w r aarvan gij onderwezen zijt."

Deze inzet geeft ons een blik op de werkwijze van de evangelist. Op heel nuchtere en voluit menselijke manier wordt verteld van wat aan de tot stand koming van het evangelie vooraf ging. Dat brengt tot de volgende conclusies:

a) Lucas ging zelf met alle ijver op onderzoek uit. Dit onderzoek hield blijkbaar in dat hij zowel bij de mondelinge overlevering het oor te luister legde, alsook schriftelijke tradities raadpleegde. Met het oog op het te schrijven evangelie raadpleegde hij zoveel mogelijk oog-en oorgetuigen van het optreden van de Heere Jezus of in elk geval mensen die van die getuigen uit de eerste hand overlevingen hadden ontvangen. We zien de evangelist dus vóór ons zoals hij op reis ging, mensen opzocht, gesprekken aanknoopte, vragen stelde, getuigenissen met elkaar vergeleek.

b) na deze voorbereidende werkzaamheden is Lucas achter zijn schrijftafel gaan zitten en heeft blijkbaar zijn aantekeningen en documenten geordend om zo te komen tot een volkomen verantwoorde beschrijving van Christus' leven en werken.

Hoe anders ging het dus bij Lucas dan wordt voorgegeven van Joseph Smith! We zijn blijkbaar in een heel andere wereld dan in het fabeltjesland waarin de leer van Mormon ons brengen wil. Maar dat betekent dan ook dat er juist vele vragen kunnen en mogen worden gesteld!

Juist véle vragen

Het is zó dat de bijbelschrijvers een speelruimte ontvangen voor hun eigen werkzaamheid. Er is te spreken van een menselijke factor in de Schrift. Dit in tegenstelling tot wat van het boek van Mormonen wordt beweerd. Maar ook in tegenstelling tot hetgeen door de Islam (mohammedanen) van hun heilig boek, de Koran, wordt gezegd. Een orthodoxe moslim gelooft immers dat Allah de Koran zin voor zin, en woord voor woord, aan de profeet Mohammed gedicteerd heeft. De enige inbreng van de profeet was dus het opschrijven van het dictaat van Allah. Maar wie met die opvatting nog eens Lucas 1 : 1—4 vergelijkt, ziet onmiddellijk het verschil in de stilte van een kamer of op een afgelegen plaats in het woud slechts het dictaat van God behoefte aan te horen en op te schrijven. Hij werd veel meer zelf geheel ingeschakeld en in beslag genomen bij het volbrengen van zijn taak als evangelist.

Maar dan laten de vragen zich niet meer onderdrukken: zou Lucas dan geen vergissingen hebben kunnen maken, is hij niet door deze of gene vals voorgelicht, w T aren de door hem gebruikte bronnen wel betrouwbaar en heeft hij misschien bij de uiteindelijke redactie van zijn boek verkeerde selectie toegepast door bijvoorbeeld heel belangrijke zaken niet op te nemen en onbetekenenden détails wél plaats te geven. Nu kan er wel gezegd worden: 'zulke vragen mag je niet stellen, dat is oneerbiedig', maar het is toch duidelijk dat de Schrift deze vragen zelf oproept door de echt ménselijke wijze waarop zij tot ons komt.

Maar tegelijkertijd is dan opvallend dat dit menselijke niet in minderheid komt op het goddelijke. De betrouwbaarheid en het gezag van de Schrift wordt niet gefundeerd in een bovennatuurlijk mirakel (zo bij de Mormonen), evenmin door een reductie van de menselijke inbreng tot het minimale (zo bij de Islam), maar intussen is deze betrouwbaarheid en dit gezag er niet minder om. Lucas 1 : 1—4 spreekt van 'dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben'. Theófilus krijgt hoogst betrouwbare literatuur in handen, opdat hij mag kennen 'de zekerheid van de dingen waarin hij onderwezen is'. Dat

(Vervolg van pagina 288)

betekent: Lucas heeft Christus naar het leven mogen tekenen. Zó heeft Hij gehandeld en zó heeft Hij gesproken als Lucas het bericht (en met hem de drie andere evangelisten). Hoe is het mogelijk dat Lucas voor al te menselijke vertekening en afdwaling is behoed? Daar zit de Heilige Geest achter. We stuiten hier op het wonder van de indienst-name van mensen door de Heilige Geest. Daarover een volgende keer iets meer.

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Schriftgezag en Schriftkritiek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's