Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ontwijfelbaar getuigenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ontwijfelbaar getuigenis

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat gelijk Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwheid des levens wandelen zouden. Rom. 6 : 4

begraven zijn

Hier worden mensen aan hun eigen begrafenis herinnerd. Dat is toch onmogelijk! Na onze begrafenis is er voor ons hier in dit leven toch geen herinnering meer. Het gaat hier ook niet over wat wij gewoonlijk onder een begrafenis verstaan. Het gaat over een bijzondere begrafenis, over een geestelijke begrafenis. Wij kunnen sterven aan bepaalde idealen. We hebben die jarenlang gekoesterd. Maar we moeten ze opgeven. Om iets dergelijks gaat het hier ook. Alleen dan niet om het sterven aan één bepaald verlangen, maar om het sterven aan ons hele oude zijn, ons oude bestaan. Als het hier gaat over begraven zijn, dan gaat het hier om het begraven zijn van ons oude leven, van ons oude „ik". Dat betekent dat wij dat oude bestaan, dat wij dat „ik" verloren hebben met al z'n verlangens en wensen. Er is door ons eigen ik een streep gegaan.

Niemand heeft veel met sterven en begraven zijn op. We zien verlangen naar de dood doorgaans als iets onnatuurlijks. We zeggen tegen elkaar; Een mens is geschapen om te leven. Met dit sterven hebben we misschien nog veel minder op. We zijn zo op onszelf gesteld. We koesteren ons eigen ik. We laten onze programma's niet graag doorkruisen. We menen dat het ons geluk is, onszelf te kunnen bepalen. Vrij te zijn als een vogel in de lucht. Totdat we ontdekken dat we helemaal niet zo vrij zijn. Dat we juist gebonden liggen, slaafs gebonden aan dc begeerten van ons eigen hart. Dat we er eigenlijk alleen maar een verloren bestaan op na houden. Een bestaan zonder vreugde en zonder hoop. Een bestaan dat ten dode is gedoemd.

En ja, dan willen we nog wel eens op eigen kosten dat oude leven begraven gaan. Net als iemand, die er trots op is dat hij niet van de armen begraven hoeft te worden. Hij heeft er heel wat offers voor moeten brengen, maar het geld kwam bij elkaar. Hij heeft niemand nodig.

Zo strijden we in eigen kracht met de zonde en de ongerechtigheid. Maar veel verder komen we niet. We krijgen dat oude leven er maar niet onder. Onze eigen pogingen zijn tot mislukken gedoemd. Hier worden mensen herinnerd aan hun begraven zijn. Gij zijt begraven. Het is met uw oude leven afgelopen. Het ligt onder het zand. Het is afgedaan. Je hoeft er geen rekening meer mee te houden. Je worstelt er wel mee. Maar als het er over gaat is het een schijnvijand. Het oude is voorbijgegaan en ziet: Het is alles nieuw geworden.

Maar wat zijn dat voor mensen die begraven mensen? Die mensen dat zijn dc gelovigen in Christus Jezus. Over hen gaat het hier! Ook over u? U zegt misschien: Dat is heel wat om daar ja op te zeggen. Maar als u er nee op zeggen moet, is dat nog veel meer! Dat is uw dood, uw eeuwige dood. En heden roept Christus u nog tot Zich. Paulus schrijft hier van de gelovigen, dat zij aan de zonde gestorven zijn en dat ze door de doop in de dood begraven zijn.

Hij schrijft dat in een bepaald verband. Er zijn namelijk mensen, die uit de prediking van de apostel geheel verkeerde konklusies trekken. Ze denken, dat je niet meer zo ernstig tegen de zonde hoeft te strijden, omdat je toch gerechtvaardigd wordt door het geloof. Het doet er dan nauwelijks toe, hoe je leeft. Ja, zo dachten ze zelfs, hoe meer je zondigt, des te groter de genade, die je btv.'ezen wordt.

Maar daartegenover betuigt de apostel: Dat is onmogelijk. Je kunt eenvoudig niet in de zonde blijven liggen. Je bent aan de zonde gestorven. Je bent in ae dood begraven. Hoe kun je dan nog langer in de zonde leven? Hoe kun je haar dan nog langer aan de hand houden?

Wat een geweldige zaak is het die de apostel hier uitspreekt van de gelovigen. In de dood begraven. Dat betekent toch niet minder dan dat de zonde haar vloekende kracht verloren heeft. Ze kan ons geweten niet langer gebonden houden. We zijn bevrijd van haar last. Maar dat betekent ook dat ze haar heerschappij over rnijn leven verloren heeft. Ze heeft niet meer het laatste woord. Ik hoef het haar niet meer gewonnen te geven. Ze is haar zeggenschap over mijn leven kwijt. Ik ben van haar bevrijd als van een dodelijke last.

Maar hoe weet ik dat dan en hoe zie ik dat dan? Zie ik dat omdat alle zonde uit mijn leven verdwenen is? Dat is nu de grote vergissing. Als u, die op Christus uw vertrouwen stelt, wilt weten dat u aan de zonde gestorven bent en in de dood begraven moet u niet allereerst naar uzelf zien. Daar ziet u niet veel, hoogstens een klein beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid, maar de zonden en tekorten winnen het gemakkelijk. U mag naar Christus zien. Paulus schrijft: Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood. Met Hem. U moet zien op Christus. Toen Hij stierf, stierf Hij niet voor Zichzelf. Hij nam heel Zijn volk in Zijn dood mee. Als u wordt gevraagd: Wanneer bent u aan de zonde gestorven, dan zou u in de bepaalde zin kunnen antwoorden: Op Golgotha. Daar heeft de zonde haar vloek en haar macht over mijn leven verloren. Datis niet meer te ontkennen. Dat hoef ik ook niet meer te ontkennen. Bij alle aanvechting hoef ik mijn troost niet meer te zoeken in mijn sterven en opstaan, maar in Zijn sterven en opstaan. Daarin heeft Hij mij meegenomen. Daar heeft Hij de grond gelegd en de kracht verworven voor hijn dood en opstanding.

leven zoals Hij

De apostel schrijft niet alleen over de dood. Heel wat jongeren en trouwens ook ouderen vandaag aan de dag worden gedreven door een merkwaardige revolutiedrang. Men wil de afbraak van al het bekende en al het bestaande. Maar verder denkt men niet. Over datgene, wat er voor in de plaats moet komen wordt hoogstens gedroomd, maar niet gedacht.

Christus is niet alleen gestorven. Hij is ook opgestaan. Zoals hier staat: Hij is opgewekt door de heerlijkheid van de Vader. God heeft Zijn glorie geopenbaard in de opwekking van Zijn Zoon. In de opwekking van Zijn Zoon heeft Hij Zich geopenbaard als God, in majesteit en heerlijkheid. De goddelijke glorie viel ons bestaan binnen, toen het graf in Jozef van Arimathea's hof

open ging. De dood kon machtig lijken en onoverwinnelijk, het vonnis over onze zonde is absoluut en onafwendbaar. God bleek machtiger en heerlijker. Het licht van Zijn genade overwon de duisternis. Zoals Hij in den beginne de dingen riep in het aanzijn, zo riep Hij nu Zijn Zoon uit de dood tot een nieuw bestaan. En dat tweede roepen, dat herscheppend roepen, is nog heerlijker dan het scheppend roepen van het begin. Dat tweede roepen overwint niet alleen het niets, het overwint zelfs zonde en dood. Het is voorgoed bevrijdend. Het leven en de onvergankelijkheid zijn nu aan het licht gebracht.

Maar als dan zo de dingen liggen. Als dat de feiten zijn, mogen Gods kinderen ook opstaan tot een nieuw leven.

Er zijn van die gebeurtenissen, die aan ons leven een onherroepelijke wending geven. Een verschrikkelijk ongeluk verminkt je voorgoed. Een bepaalde benoeming zet je op een heel ander spoor. De feiten van Christus' sterven en opstanding hebben het leven van een ieder die God vreest, een radikale wending gegeven. Er is iets fundamenteels veranderd. Dat is onherroepelijk. Wij zijn met Christus gestorven en opgestaan. Welnu, dan moeten we ook niet doen, alsof er niets is gebeurd. Dan kunnen we de zonde niet meer in de hand houden. Het is Goede Vrijdag geweest. Het is Pasen geworden. Nu mogen we in nieuwigheid des levens wandelen. Wat is dat hier prachtig gezegd. Wij hoeven niet in de zonde te blijven liggen. We mogen de zonde haar congé geven. We mogen een ander leven gaan lijden. Een nieuw leven, een fris leven, een stralend leven, een hemels leven, een heerlijk leven!

In de lente wordt het gelaat van de aarde vernieuwd. De doodsheid en dorheid van de winter verdwijnt. Overal is jong en fris groen. De zon verdrijft de grauwe nevels. Het is licht, overal licht. Veel heerlijker is de nieuwigheid van het leven, waarin Gods kinderen wandelen mogen. We hoeven niet te blijven bij het oude, het dode, het verderfelijke van de zonde. Dat heeft nu voorgoed afgedaan. We mogen het van ons afschudden, zoals we het vuil van ons kunnen afschudden. Indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel. Die mag een leven hebben getekend door de liefde.

Die mag daarin wandelen. Zeker, er is strijd genoeg. Gods kinderen zijn nog niet geheel verlost van het vlees en het lichaam der zonde. Maar daar gaat het hier niet over. Hier wordt gezegd: In nieuwigheid des levens wandelen. Daar zit toch iets van rust in, zelfs van ontspanning. Het leven in de zonde is ais het er over gaat maar een gespannen leven. Of niet soms? In Christus vind ik rust. In Zijn dood en opstanding. Zijn juk is zacht en Zijn last is licht.

Maar wat is dan het geheim van dat nieuwe leven? Niet dat wij nu zo kunnen. Niet dat wij nu zulke goede en beste christenen zijn. Hier staat gelijk Christus is opgewekt door de heerlijkheid des Vaders, zo mogen wij ook wandelen in nieuwigheid des levens. Dus ook door de heerlijkheid des Vaders. Paulus schrijft in Efeze 1 een merkwaardig woord: God heeft de uitnemende grootheid van Zijn kracht aan ons die geloven geopenbaard, toen Hij Jezus Christus uit de doden heeft opgewekt.

De heerlijkheid Gods, Die Zich daarin openbaarde is er voor ons. Zij wil ook ons vernieuwen en bekeren. In die kracht mogen wij de nieuwe mens aandoen. Wie biddend in Christus blijft, draagt veel vrucht.

de doop

En nu de doop. Want er staat: wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood. Paulus herinnert hier de Romeinen aan hun doop. Ze hebben het evangelie gehoord. Ze hebben het geloofd en ze zijn gedoopt. Welnu, zegt de apostel, toen ben je toch begraven in de dood.

De doop is als het ware een begrafenis, zegt Paulus. Je bent ondergedompeld in een watergraf. Daarmee is heel je oude leven ondergedaan. Je mag nu opstaan tot een nieuw leven.

De doop, een begrafenisplechtigheid. Dat klinkt misschien wel een beetje cru. We zijn bij een doopdienst eigenlijk niet in de stemming om zoiets te horen, of aan zulke dingen te denken. Zo'n dienst heeft altijd wat feestelijks. En zeker er is ook alle reden orn blij en dankbaar te zijn. Toch gaat het bij de doop om heel ernstige dingen, om begraven worden.

De doop, die aan onze kinderen wordt bediend is een teken en zegel van het begraven worden, ook van het weer opstaan. Wie niet uit gewoonte of bijgelovigheid laat dopen, die begeert voor zijn kindje de dood, maar ook het leven. Die wil niets liever dan dat zijn kindje zal sterven aan zichzelf en. Gode zal leven.

De doop is daar een teken en zegel van. Dat wil zeggen, het gaat niet allemaal zomaar vanzelf. Wie gedoopt is, is bepaald niet ook automatisch bekeerd. Integendeel. Maar de doop is wel bekrachtigd van Gods belofte daartoe. Hij belooft het en zet er Zijn handtekening onder.

Wij mogen dat begeren voor onze kinderen. Wij mogen onze kinderen daarbij opvoeden. Bij sterven en opstaan. W r e mogen ze spreken van zonde en genade. Van Goede Vrijdag en van Pasen. We mogen ze spreken van Christus.

En we mogen zelf troost uit onze doop putten. Wie zichzelf verloor en Jezus verkoor, mag het in zijn doop nog eens betekend en verzegeld zien. Het is toch waar, alle teleurstellende ervaringen ten spijt. Ik ben met Christus gekruist en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. En die teleurstellende ervaringen, zijn er dan juist goed voor, om mij niets meer van mijzelf te laten verwachten, maar alles van Christus.

En als de aanklagers van rondom de vingers naar mij uitsteken, mag ik dwars daar tegen in met de apostel roemen: Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen Gods. Wie is het, die verdoemt. Christus is het, Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook is opgewekt, die ook voorons bidt.

Och HEER', ik ben, o ja, ik ben uw knecht, Uws dienstmaagds zoon, gij slaakt mijne banden. Die doe ik U gewillig offeranden Van lof en dank U plechtig toegezegd.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een ontwijfelbaar getuigenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's