Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van het Woord in 't geloofsleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van het Woord in 't geloofsleven

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(6)

We maakten de vorige keer kennis met het montanisme, een sectarosche stroming van geestdrijverij in de vroege kerk van de tweede eeuw. Over deze beweging is opgemerkt: , , het montanisme opent een lange rij van geestdrijvende opwekkingsbewegingen, die bijna steeds een aanwijzing zijn voor de verwereldlijking van de officiële kerk". (Geschiedenis der Kerk. H. Berkhof en Otto J. de Jong, 7e druk, pag. 33). Mij dunkt dit is een zuiver en tegelijk scherp oordeel, waarmee twee dingen gezegd willen zijn.

In de eerste plaats dat we die geestdrijvende opwekkingen op hun juiste waarde moeten schatten en ons niet al te gemakkelijk door hun bijzonder optreden van de wijs moeten laten brengen. In de tweede plaats dat de officiële kerk zichzelf nauwkeurig moet onderzoeken in hoeverre zij zelf vanwege de verstarring en verwereldlijking, aanleiding is dat de mensen door deze bewegingen zich aangesproken voelen. Kan het ook zijn omdat ze zelf te weinig uit de Geest leeft? Hoe het ook zij, Montanus vond terecht een felle tegenstander in bisschop Claudius van Hiërapolis,

terwijl ook deze leer op drie klein-aziatische synodes werd veroordeeld.

De bestrijding kan in de volgende punten samengevat worden. Men keerde zich fel tegen de persoonsverheerlijking die meestal met zulke stromingen gepaard gaat en er een niet onbelangrijke rol in speelt. Heeft iemand iets bijzonders aan heet hij al spoedig buitengewoon verlicht met de Heilige Geest en krijgt een aanhang waar men met verbazing van staat te kijken. In ue tweede plaats verliest men het Schriftbeginsel uit het oog. De bijzondere geestesgaven, een extra dat men meent aan te moeten dragen boven het Woord, gaat er grif in. En men zit al spoedig op het spoor van nieuwe openbaringen, die van hoger waarde geacht worden dan het in de Schrift geopenbaarde Woord. Het laatste is vaak te gewoon. In de derde plaats komt hierbij nog de gedachte en nog sterker de vaste overtuiging dat de Heilige Geest zich wendt tot een bepaald persoon, tot een bepaalde groep en zich van de kerk teruggetrokken heeft. Hierbij verliest men dan wel uit het oog dat de Heilige Geest aan de Kerk in haar geheel is geschonken. U zult vragen wat of dit allemaal met ons onderwerp le maken heeft? In ieder geval dit dat wij ten allen tijde er voor waken moeten dat het Woord niet uit het geloofsleven verdrongen wordt. En dit komt nogal eens voor, zeker waar men het geloofsleven helemaal wil laten afhangen van het krijgen van woorden of zoals men graag zegt „een woordje".

Vooral voor de experts op dit gebied zal men moeten oppassen. Want daar ontstaat spoedig de neiging tot de drie hierboven genoemde afwijkingen. Eigenlijk zijn we dus bezig met de historische wortels min of meer op te sporen waar de uitwassen op dit terrein zijn ontstaan. Waarbij je dan niet eens kunt zeggen dat Montanus dit er in heeft gebracht, want uiteindelijk zit deze hang in het hart van ieder mens.

Het komt er alleen maar uit, het wordt natuurlijk gestimuleerd en velen blijken er vatbaar voor. Als u ooit met „bijzondere" mensen of groepen in aanraking komt dan moet u deze drie dwalingen goed onderscheiden. Of u merken kunt dat ze er zich op voor laten staan dat zij allèèn de Heilige Geest bezitten, of ze de Schrift minachten en hun ervaringen als bijzondere openbaringen boven de Schriftopenbaring laten gelden en of ze niet op een bepaalde manier op persoonsverheerlijking uit zijn. Dat ze dus niet alleen door anderen als bijzondere christenen beschouwd worden, maar als zodanig zich maar wat graag laten gelden. U moet begrijpen dat ik hiermee niets ten kwade wil zeggen van de leiding des Geestes aan de hand van en in de weg van het Woord, zoals die in het geestelijk leven worden gekend. Het gaat er maar om dat we juist met datgene wat zichzelf als „buitengewoon" aandient goed weten te onderscheiden van de bijzondere genade die het deel is van Gods kinderen.

Als we nu de historische lijn in grote trekken nog even willen blijven volgen dan zien we dat dit verschijnsel, wat wij nu dan maar grofweg aanduiden met geestdrijverij, telkens weer opduikt. Vraagt men naar de diepste wortels, ik heb daareven al genoemd het menselijk hart. Ik ben van mening dat er in ieder mens een diepe trek schuilt naar rationalisering van de openbaring Gods. De mens wil God begrijpen, hij wil ook het geestelijk leven zoveel mogelijk verklaren. Want achter Montanus ligt het verloren paradijs. Daar zijn we de rechte Godskennis kwijt geraakt, omdat de mens als God wilde zijn. Het God-onder-de-knie-krijgen is de erfenis die het hele geslacht van de gevallen Adam met zich draagt. En het is deze hoogmoedige trek die de mens altijd parten speelt. Na de val zijn we bezig met ons verduisterd verstand om zoveel mogelijk te verklaren, en we kunnen maar niet van het mysterie, de grote verborgenheid der godzaligheid afblijven. Langs welke weg ook, maar hier herhaalt zich keer op keer de zondeval. De mens wil als God zijn. Hij wil omhoog opstijgen, boven de ander uitkomen, gelden als de meest ingeleide en ingewijde en hij neemt elk middel dat hem daartoe dienstbaar lijkt te baat. Ais we daar maar oog voor krijgen dan kunnen we ook begrijpen dat deze stromingen steeds weer opduiken en invloed krijgen.

Het geloof heeft genoeg aan wat God openbaart, in het bijzonder wat Hij heeft willen openbaren in Zijn Woord en door Zijn Geest. Het heeft daar de handen meer dan vol aan. Maar het verduisterd verstand probeert zelf licht te maken en bij de uitgedoofde kaars der rede de geheimen Gods op het spoor te komen. Daartoe neemt men van alles te baat. Extase, geestvervoering, en ook weet men voor dit doel het krijgen van woorden en teksten te misbruiken, als men maar bereikt dat we voor „vol" aangezien worden. Het is goed om maar weer eens naar het woord van Calvijn te luisteren, die ergens zegt: „Ons geloof wacht niet op buitengewone ingevingen des Geestes. Het kan niet anders doen dan Christus aanschouwen. Overspannen lieden venvachten ingevingen van de hemel en verachten daarbij de dienaren des Woords, door wier hand zij geregeerd moet en worden... het zijn fanatieke mensen, die onder voorwendsel van de Geest, de uitwendige leer verachten".

Het is niet moeilijk om deze uitspraak van Calvijn ergens thuis te brengen.

Hij heeft ongetwijfeld het oog op de mysticistische stromingen uit de middeleeuwen en vooral de doperse dwalingen van zijn tijd. Bij beide vinden wij min of meer trekken terug van wat Monatanus al propageerde. Want al is een dwaalleer officieel door de Kerk veroordeeld daarmee is zij nog niet van de aardbodem weggevaagd.

Zo zou je ook kunnen zeggen al hebben wij in onze Belijdenisgeschriften, met name in de Ned. Gel. Bel. een klaar getuigenis wat betreft Schriftgeloof en Schriftgezag en Schriftuurlijk geestelijk leven, dan wil dat nog niet zeggen dat het overal in de kerk zo functioneert. Het bekende „veel geprezen en weinig gelezen" gaat helaas nog al te vaak op, en kan nog aangevuld worden met: er nog minder uit geleefd. Voor de duidelijkheid willen we toch nog even aangeven wat er met mysticisme en doperdom wordt bedoeld. Mysticisme moet u niet verwarren met gezonde bijbelse mystiek. In het laatste gaat het om het echte bevindelijke leven, om de verborgenheid des geloois in een rein geweten. Daar neemt het Woord, en zeker Christus door het W 7 oord, de grote plaats in. De vereniging met Christus door het geloof wordt in dit verband ook wel de unio mystica genoemd. In het mysticisme echter worden de genademiddelen zoals het Woord, de prediking van het evangelie en de sacramenten soms van minder, soms van geen enkel belang geacht. Dat hangt er maar van af hoe extreem men zich daartegenover opstelt.

Een van de meest kenmerkende trekken is wel dit „dat zij de genade niet kunnen denken als afhankelijk van of gebonden aan uitwendige tekenen of handelingen; God zelf alleen, of de Christus in ons, de Geest of het inwendig woord of licht werkt in de mens de genade, en Woord en sacrament kunnen niets anders doen dan de inwendige genade aanduiden en afbeelden; het geschreven woord drukt uit wat er in het hart van elk gelovige geschreven staat". (Dr. H. Bavinck, Ger. Dogm. IV, blz. 483). Voor de duidelijkheid nog even samengevat komt wat Bavinck zegt hierop neer. De Geest werkt buiten het VJoord om de genade in het hart, en deze inwendige verlichting wordt achteraf bevestigd door het beschreven woord.

Niet zoals het Woord zegt, maar zo ik het ervaren heb. Niet het Woord is de norm, maar de ervaring. Ik heb het zo beleefd, dus is het zo. Wie in het pastoraat voortdurend met mensen te maken heeft zal niet kunnen ontkennen dat dit mysticisme nog steeds zijn invloed laat gelden, ook in onze kringen. Het blijkt dus dat deze in hoofdzaak middeleeuwse stroming de gronddwaling van het Montanisme meegevoerd heeft. Daar betekende op den duur het Woord ook niets meer en de Geest alles.

Wat zien we nu gebeuren? Als eenmaal een dwaling, een stroming zeggen we ook wel eens zijn looo heeft gevonden, dan gaat ze door.. Het is er net eender mee als met de loop van een rivier. In het begin is het maar heel klein, maar komt de loop in de versnelling dan wordt de stroom ook versneld. Daardoor ontstaan er heftige en bruisende watervallen, die zich later weer in rustiger bedding bewegen. Nu eens onder-dan weer bovengronds, nu eens smaller, dan weer breder, al naar gelang het getij. Zo is het ook met de stromingen in de geschiedenis der kerk. Er zijn tijden dat het water heftig bruist en de dwaling breed en bruisend zich over het erf der kerk voortbeweegt. Dan denken de mensen: dat hebben we nog nooit gehoord. Zoiets hebben we nog nimmer vernomen. Dat is toch wel heel erg wat we nu aan ketterij zien en horen. Nu zal de wereld wel spoedig vergaan.

Nee beste vriend, het water van die rivier was altijd al in beweging, het springt af en toe wel wat heftig omhoog, het treedt van tijd tot tijd buiten de oevers, maar ook als het minder heftig er aan toe gaat is die rivier niet minder gevaarlijk. Het is dezelfde rivier en hetzelfde water. Ook als het zo zachtjes stroomt door een diepe en brede

bedding, of als het slechts sijpelt. Daarom moeten er dijken opgeworpen worden, dient gewaakt te worden te allen tijd.

Welnu het gevoelen van Montanus, waarvan we gezien hebben dat het zo oud is als de val van Adam in het paradijs, stroomt nog steeds door de kerk. In zijn tijd was het een waterval, om nu maar eens in het beeld te blijven. In de dagen van het mysticisme kwam de stroming in een stroomversnelling.

Houden we de beeldspraak nog even vast dan kan men zeggen dat in de tijd van de Reformatie, met de opkomst van de Wederdopers er een soort overstroming heeft plaats gevonden, waarvan de gevolgen nog steeds merkbaar zijn in kreken en aftakkingen die deze stroom nog steeds stuwen op het erf der kerk.

Hoe zag dat Doperdom er in de tijd van de Reformatie dan uit? Daar deed zich hetzelfde verschijnsel voor als in de tweede eeuw toen het montanisme zijn duizenden versloeg. Het spiritualisme, een overdreven accent op het werk van de Heilige Geest, nam de harten van velen in beslag. Men is in die beweging van geestdrijverij altijd al vervuld geweest van een brandend heimwee naar de komst van het Rijk hier en nu. Men zoekt het koninkrijk Gods, dat zeker een zichtbare kant heeft eigenlijk van zijn verborgenheid te ontdoen, door het helemaal zichtbaar te maken.

In de dagen van de Wederdopers werd eenzijdig nadruk gelegd op het geestelijke in tegenstelling met het stoffelijke; het inwendige tegenover het uitwendige te sterk benadrukt. Ook hier verwacht men niets zozeer van het uitwendig gepredikte Woord, en alles van het inwendige directe licht wat men dan voor het bijzondere werk van de Geest aan ziet. Hier kom het zoeken van de waarheid achter de waarheid vandaan wat de kerk en het gezonde geestelijke leven zoveel onnoemelijke schade heeft berokkend. De Dopersen zeiden immers: de letter is niet veel waard, het gaat om de Geest. Het uitwendig woord is mooi, maar het eigenlijke is het inwendig woord.

Ik laat u weer even luisteren naar Dr. H. Bavinck die in zijn eerder genoemde Dogmatiek schrijft: „Uit en inwendig woord staan tot elkaar als lichaam en ziel, dood en leven, aarde en hemel, vlees en geest, schaal en kern, schuim en zilver, beeld en waarheid, schede en zwaard, lantaarn en licht, kribbe en Christus, natuur en God, schepsel en Schepper. Kennis van het Woord geeft daarom op zichzelve niets en laat ons koud en dood. Om het (Woord, H.V.) te verstaan is vooraf reeds het inwendig woord nodig. Gelijk woorden alleen ons leren kennen, wanneer wij de zaken kennen, zo, leert ons de Schrift ons dan alleen iets, als Christus reeds inwendig in ons hart woont. — Het inwendig woord gaat dus vooraf aan, staat hoger dan de Schrift, die maar een papieren woord en bovendien duister is en vol tegenstrijdigheden. En dat inwendig woord is niets anders dan God of Christus of de Heilige Geest zelf, die één is in alle mensen, sedert het ogenblik der wedergeboorte of ook wel van nature als inwendig licht in hen woont en de ganse volle waarheid is".

Wie nu oplettend dit citaat gelezen heeft zal moeten zeggen deze doperse trekken zijn te herkennen, ook daar waar men zo hoogst gewichtig over het geestelijk leven spreekt en preekt soms. En de volgende stap brengt dan licht bij het vergeestelijken der Schrift waarover men dan tot verwondering en verbazing der beschouwers toch veel meer licht gekregen heeft dan die letterknechten die niets meer uit de Bijbel weten te halen dan er in staat.

En als we spreken over de plaats van het Woord in het geloofsleven met name met het oog op het krijgen van woorden, dan zullen we juist hier extra op onze hoede moeten zijn om van die doperse trekken vrij te blijven.

Want geen mens zal nu nog kunnen zeggen dat hetzelfde water van deze stroming niet door de bedding van de gemeente vloeit en zachtjes verder kabbelt, maar intussen het geestelijk leven allergevaarlijkst ondermijnt.

Zo vonden we enkele belangrijke trekken in geestdrijvende bewegingen, die er nog eens samengevat als volgt uitzien: Zij kenmerken zich door

1.. Verregaande persoonsverheerlijking. 2. Het claimen van de Heilige Geest voor zichzelf of voor eigen groep. 3. Extatische uitwassen. 4. Ontkoppeling van Woord en Geest. 5. Rationalisering van de waarheid der Godsopenbaring. 6. Zich hoogmoedig laten voorstaan op meer en vooral inwendig licht. 7. Wedergeboorte wordt gewerkt buiten het Woord om. 8. De Schrift is ondergeschikt aan de ervaring en bevinding; want het geschreven Woord is maar reflex van het inwendige woord.

Met deze waarschuwingssignalen gewapend zoeken we nu te komen tot een antwoord op de vraag welke plaats Gods Woord, en met name de beloften Gods in het geloofsleven dient (dienen) in te nemen. Want bijbelse nuchterheid is niet overbodig, wel geboden.

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De plaats van het Woord in 't geloofsleven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's