Nuchterheid en hoop en heiligheid
„Daarom opschortende de lende van uw verstand, nuchteren zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden die te voren in uw onwetendheid waren, maar gelijk Hij Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelf heilig in al uw wandel, daarom dat er geschreven is: ijt heilig, want lk ben heilig." (1 Petrus 1 : 13-16)
opgeschorte lendenen
Adeldom verplicht. Dat is eigenlijk het thema van de komende verzen. Eerst heeft Petrus laten zien tot welk een hoge stand God hen gebracht heeft door Zijn genade. Uitverkoren en wedergeboren tot de levende hoop. Erfgenamen van een onzegbare erfenis. Deelgenoten van een zaligheid waar de profeten reikhalzend naar uitzagen en waar de engelen heilig jaloers op zijn. Maar nu roept de Heere hen op ook te leven overeenkomstig deze staat en stand. DAAROM, zo begint dan ook het vermanend deel van het eerste hoofdstuk. Daarom, omdat u tot die grote genade verwaardigd bent, leef daarom op die stand en ga in die staat. Vandaar dat er staat: daarom!
„ ... opschortende de lenden van uw verstand ..." In rusttoestand hing het lange kleed lang tot op de grond, los en vrij. Maar om tot actie te kunnen overgaan moest het lange kleed opgetrokken worden. De gordel rond het midden werd hogerop getrokken. De voeten kwamen dan vrij. De loop werd niet langer belemmerd. Nu wordt die handeling hier ook van toepassing geacht op het verstand. Verstand wil zo veel zeggen als: uw inzicht, uw geest, uw denkend vermogen. Figuurlijk schrijft Petrus dat verstand lendenen toe bekleed met een lang gewaad. Hij bedoelt kennelijk dat het denken van de gelovigen al te zeer ligt ingeweven in belemmeringen. Ze worden om allerlei rede-* nen belet hun zinnen en overwegingen te richten op God. Daarom moeten de lendenen van het verstand, net als zo'n kleed, gegord worden. De belemmeringen moeten afgelegd worden. Ze moeten zich aangorden, gereed zijn om overeenkomstig hun genadige stand te leven.
Ons denken kan ingewikkeld geraken in de dingen van beneden. We kunnen ons al te zeer in ons denken laten overheersen door de denktrant en de leefwijze van de tijd. En zo kunnen we al te veel worden afgevoerd van de hoogte van het heil des Heeren. Vandaar het vermaan: schort de lenden van uw verstand op! Het verstand. Daar denken wij, als het over bekering en geloof gaat, niet zo gauw aan. Dan hebben we het veel meer over ons hart en dan denken we veelal aan ons gevoel en onze wil. Het verstand heeft een slechte klank. Dat verstand is bedorven. Dat zal waar zijn. Maar de wedergeboorte betreft de hele mens. Bekering heeft ook met ons verstand te maken. Vandaar het begin van de vermaning tot het verstand gericht: wees waakzaam in uw denken en overleggingen. Wees op God gericht bij al uw gedachten, in al uw redeneringen.
nuchter
Dat hoort er direct bij, bij het voorgaande. Wakker zijn en nuchter zijn. Zo komt het in het Nieuwe Testament wel meer voor. Wij zijn kinderen van de dag, schrijft Paulus aan de Thessalonicenzen, daarom waken we en zijn we nuchter. De kinderen van de duisternis slapen en zijn dronken. Wij niet. Hoewel de neiging er kennelijk blijft om in te slapen en af te zakken en weg te dromen. Anders was het bovenstaand vermaan onnodig.
Nuchter zijnde. Dat nuchter heeft soms te maken met de naderende dag des Heeren. Waken en nuchter zijn omdat de Heere komt. De wereld kent dat niet. Ze waakt niet, ze is niet nuchter, want ze gelooft er niets van. Uit de wereld die zich een roes drinkt aan de genietingen van de wereld zijn de gelovigen gezet in het rijk waarvan de burgers hebben leren uitzien naar err wachten op de Heere van dat rijk. Ze gaan Hem wakend en nuchter tegemoet. Nuchter zijn. Waken tegen het gevaar van de verdoving. Iemand die op een verjaardagsvisite nuchter wil blijven, die moet nogal eens 'neen' zeggen in de meeste gevallen. Zo is het ook hier. Een christen die nuchter wil blijven, moet nogal eens spelbreker zijn op het feest van de wereld. Hij kan niet overal meer in meegaan en aan meedoen. Zijn hart ligt elders, zijn vaderland is elders. Nuchter zijn betekent dan ook: afstand bewaren van de zonde, je niet op sleeptouw laten nemen door de begeerlijkheden van de wereld en door de dingen die het oog strelen. Maar nuchter zijn is niet alleen negatief te duiden. Het wil ook zeggen: weten en verwachten dat onze Heere komt. Aan het slot van de eerste Petrusbrief wordt het woord nuchterzijn gebruikt in verband met de wederkomst. Het einde van alle dingen is nabij, zijt dan
nuchter en waakt in de gebeden. Nuchter zijn wordt geleerd in de gebeden. Nuchter zijn wil zeggen: gereed zijn om de Heere te ontmoeten, wetende dat er een ander rijk komt van vrede en gerechtigheid. Nuchter blijven, ook in de grootste moeiten en verdrukkingen. Nuchter blijven, ook nu het in de wereld alom kraakt en spant. Rust mijn ziel, want uw God is en blijft Koning. Nuchter zijn wordt door Petrus in hoofdstuk 5 ook in verband gebracht met de duivel. Hij gaat rond als een briesende leeuw. Hij zoekt prooi om te verslinden. De . vermaning tot nuchterheid en waakzaamheid is niet overbodig. Er gaan zoveel verleidende geesten om. Echt niet alleen in de kring van sekten en groepen. Ook midden in de kerk, onder het mom soms van zuivere rechtzinnigheid. Wat een verdoving en versuffing soms. Het denken van beneden beheerst het denken van gelovigen. Op kansels wordt soms de opschorting van het verstand gemist en de ware nuchterheid eveneens. Velen wonen in Neveldijk in plaats van aan de Nuchterenweg. De lenden van het verstand zijn niet gegord. Er wordt niet recht geoordeeld, niet recht gezien en niet recht gehandeld (S. Greijdanus). Wat is het apostolisch vermaan bij de voortduur noodzakelijk voor een ieder van ons. Hoe licht raken we dronken door „de aanlokselen van de wereld" (Calvijn).
hoop
„ .. . hoopt volkomen op de genade ..." Het woord 'volkomen' wordt door sommigen bij het 'nuchter zijn' getrokken, door anderen bij het hopen. Beter lijkt ons het laatste. De hoop wordt hier opnieuw naar voren gehaald door de apostel. De hoop kent dit doel: de genade. Daar moeten we volkomen op hopen, staat er dan. Dus maar niet half of een beetje of zo nu en dan eens, maar volkomen. Hoop wil leven. En dat leven ligt buiten onszelf. Ligt in de genade. Daar strekt zich al de lust en al de liefde heen. Hoopt volkomen op de genade. „Het betekent dat men al de genegenheid van zijn hart op God en de door Hem gezalfde Koning gezet heeft, het verstand gevangen geeft onder diens gehoorzaamheid, al onze gedachten en overleggingen van het gemoed tot een bundeltje maakt en dit vasthecht aan hetgeen de Heere gezegd en beloofd heeft..." (H. F. Kohlbrügge).
Hoopt op de genade. Ach, waar zouden we anders op hopen? U misschien nog steeds wel. U hoopt altijd dat het nog eens anders wordt in uw leven? Dat u het er nog eens een beetje beter zult afbrengen? U hoopt op betere tijden, betere dagen? Op de dag dat u beter wordt en het beter doet. Laat die hoop maar varen. Die dag breekt nimmer aan. Wij doen het nooit beter, integendeel we doen het elke dag slechter en we worden alle dag minder.
De levende hoop richt zich op genade. De hoop werd immers geboren uit het geloof in Christus? De gemeenschap des geloofs met Christus leert ons te hopen op genade alleen. En daartoe worden de gelovigen hier aangespoord: hoopt volkomen op de genade. Met hart en ziel, voor tijd en eeuwigheid, steeds weer en almaar weer. Hoopt volkomen op de genade. En u begrijpt wel, die hoop is niet wat wij er soms van maken. Hopen is dan zoveel als: afwachten, onzeker zijn. Je moet maar hopen op genade. Alsof het waar zou zijn dat het dan ook nog wel eens mis zou kunnen gaan. Nee, de hoop der wedergeborenen weet het zeker: ons is genade geschied! We zijn uit de dood in het leven overgegaan. En nu hopen we daarom op die genade. Dat wil zeggen: die is geschonken en die wordt ons verleend. Dat kan nooit meer mis gaan, dat staat vast. Hoopt volkomen op de genade. Van die genade wordt nog nader gezegd: „die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus". Wat betekent dat? Calvijn ziet er twee mogelijkheden in. Allereerst kunnen we zeggen dat het Evangelie, de prediking van het Evangelie, ons Christus openbaart. Treffende gedachte. In het Evangelie openbaart Christus Zich. De genade wordt naar ons toegebracht in het Evangeliekleed dat Christus draagt. Hopen op de genade is dan ook hangen aan het Evangeliewoord. De mond der genade gaat in het Evangelie open. Genade is op die lippen uitgestort. Die tong brengt de wijsheid der genade voort.
Gelovigen zijn mensen die verkleefd zijn geraakt aan het Evangelie van Christus. Als er goed van Christus wordt gesproken, dan gaan al de snaren van hun ziel aan het trillen en wordt het lied der genade aan hun ziel ontlokt. Hoopt volkomen op de genade die u in het Evangelie van Christus wordt geopenbaard. Maar vooral hebben we te denken bij 'openbaring' aan de zichtbare onthulling en komst van Christus Zelf op de jongste dag. In de hemel is , , de zaligheid der godzaligen nog verborgen, zo is er tussentijds hoop nodig, want anderszins ware ons nu tevergeefs de genade van Christus aangeboden, zo wij niet lijdzaam tot Zijn komst wachten" (Calvijn). De genade wordt ons eens en voor al en voor eeuwig toegebracht, naar ons toegebracht als Jezus komt. Als Zijn Koningsgestalte en Priesterschap ons onthuld worden op de dag dat het bewindsel des aangezichts van ons zal zijn weggenomen. Wel, verdrukte, door leed en lijden gepijnigd kind des Heeren, hoopt met al wat in je is op die genade. Ze komt er aan en kan u nooit meer ontgaan. Want Jezus leeft. Houdt in gedachtenis dat Hij is opgestaan!
heilige wandel
Eer het zover is, vraagt de Heere van de Zijnen dat ze in een heilige wandel zullen leven voor Zijn aangezicht. „Ais gehoorzame kinderen ..." Om te beginnen: wat een uitspraak. Ze zijn kinderen. Ze waren slaven der zonde. Ze zijn kinderen Gods. Maar ook: gehoorzame kinderen. Eertijds ongehoorzaam. De ongehoorzaamheid van Adam en Eva in het paradijs leeft in ieders hart. Maar de Heere bracht ze tot gehoorzaamheid. Het oor werd doorboord en geh-oor-zaamheid werd geleerd. Maar die gehoorzaamheid moet ook blijvend gepraktiseerd worden. „Wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden die te voren in uw onwetendheid waren..." Hun eertijds wordt door Petrus aangewezen. Vleselijke begeerlijkheden hadden de overhand. Gelijkvormig aan wil zeggen: gaan in het schema van. De neiging lijkt te bestaan dat ze weer een stap terugzetten. „Ze mogen zich niet laten gelijkschakelen met de begeerten die ze in hun heidense leven hadden bepaald" (Bolkestein). Onwetendheid. Ze kenden God niet. Hun leven ging langs God heen. Hield geen rekening met Gods woorden en beloften. Onwetend. Dat wil geen alibi verschaffen. Onwetendheid is schuldige onwetendheid. En waar God hun leven niet beheerste, daar werden ze door andere meesters overheerst: de begeerlijkheden. Maar dat past een kind van God niet langer. Deze heren hebben geen gezag meer. slechts één Heere bepaalt de gang, zet de koers uit in hun leven. Hoe heeft die gang dan te zijn?
„Maar gelijk Hij Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelf heilig in al uw wandel, daarom dat er geschreven is: ijt heilig, want Ik ben heilig". Dus, de oude koers van hun leven hebben ze blijvend te verlaten. Onder de heerschappij van Christus zijn ze gebracht. En daar geldt: eiligheid. Ze zijn geroepenen, staat er. Ze leefden eertijds te midden van de velen. Maar God riep ze er uit weg. God roept. Zo luid en zo krachtig dat we aan de roeping niet meer voorbij kunnen. Wie roept daar toch? Het is God almachtig. Krachtig roept God de Zijnen. Zijn roep verbreekt de slaafse banden. Doet ogen en oren opengaan. Hij Die u geroepen heeft. Aan Hem zijn ze verbonden geraakt door geloof en hoop en liefde. Als Hij eens niet geroepen had, ze leefden nog in blindheid en dwaasheid voort. Maar Hij heeft geroepen. Weggeroepen uit schuld en dood. Maar nu wordt er nog meer gezegd. Hij die geroepen heeft is heilig! En Hij wil dat we Hem gelijk zullen worden. Zo wordt ook gij zelf heilig. Heilig betekent niet: onder zonde. Dat misverstand leeft nog maar al te veel. Heilig is niet vlekkeloos. Heilig is: nders, apart, afgezonderd. God is heilig, omdat Hij de gans Andere is. En Hij heeft ook een heilig volk. Nogmaals: at is geen volk zonder zonde. Maar wel een afgezonderd volk, een apart gezet volk. Het 'behoort alléén Hem toe en niemand anders. Israël kreeg het van haar verbondsgod al ingeprent: Want Ik ben de HEERE, uw God, daarom zult gij u heiligen en heilig zijn dewijl Ik heilig ben . . ." (Lev. 11 : 44). „Spreek tot de ganse vergadering der kinderen Israëls en zeg tot hen: ij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig!" (Lev. 19 : 2). „Daarom heiligt u en weest heilig; want Ik ben de HEERE, uw God!" (Lev. 20 : 7).
Zie daar, Gods eis. God past Zijn eis niet aan aan ons niveau. Hij eist het volle pond. Zijt heilig! Hier komt de goede keuze in het geding. Waar die keuze gevallen is in ons leven, daar wil het hart niet anders meer: heilig voor de Heere leven. Wat een smart iets tegen Zijn reine wil in te hebben gedaan. Zijt heilig. Ja, Heere, dat wil mijn hart en nooit meer anders. U toebehoren, U dienen. Dat staat geschreven. Dat Woord kreeg gezag over mijn ziel. Zijt heilig, want Ik ben heilig. Heilig in al uw wandel, staat er. Zondag en maandag. In het huwelijk en er buiten. In de kerk en in de maatschappij. Heilig Gode gewijd leven. Wat komt er van terecht? Wie volbrengt het? Zijt heilig! Wat een eis, wat een rechtmatige eis. Maar laten we het vooral recht verstaan. Het is geen commando dat door ons op eigen kracht dient te worden opgevolgd. Gods imperatief volgt altijd op Gods indicatief. Dat wil zeggen: eerst is er het heil, gewrocht in Christus en de zondaar geschonken door de Heilige Geest. Daar is gemeenschap met Christus gewerkt. En vandaar klinkt de oproep: zijt heilig. Die heiligheid wordt ons in Christus geschonken. De eis vindt gehoorzaamheid in een leven van tere omgang met Christus, in een wandel met Hem. Hij was heilig in al Zijn wandel. Onze onheiligheid werd op Hem gelegd en Gods heiligheid heeft Hem verteerd. Nu zijn we heilig in Hem. Deze heiligheid is gave. Maar tegelijk ook opgave! Zijt heilig, want Ik ben heilig. Dat doet aller zonde vijand worden! Dat doet vluchten voor de begeerlijkheden van beneden naar Hem die als een heilig Lam staat als geslacht voor de troon Gods. De wachtwoorden weerklinken: schort de lenden van het verstand op, zijt nuchter, hoopt volkomen op de genade, zijt heilig. Huiswerk dat onder leiding van onze Leraar Christus wordt verstaan en verwerkt. Aandacht voor Hem!
B.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's