IN DE BAN VAN DE VERANDERING
We kunnen ouderen horen zuchten, dat ze van hun tijd niets meer begrijpen. Ze zijn heel hun levensoriëntatie soms kwijt geraakt. Er is immers zoveel veranderd. De wetenschappelijke en technische ontwikkelingen hebben ons voor onvermoede mogelijkheden gesteld. Ingewikkelde rekenproblemen, die vroeger uren van ingespannen cijferen kostten worden nu door mini-computers in een oogwenk opgelost. Produktie-, processen, waar weleer vele manuren aan te pas kwamen, verlopen nu vrijwel onafhankelijk van menselijke inspanning. Allerlei ongedachte technische snufjes willen ons het bestaan veraangenamen.
Bij dit alles is het leven op drift geraakt. Normen die vroeger vanzelfsprekend waren, gelden nu allang niet meer. Patronen waarnaar het leven zich voegde en ordende zijn doorbroken. Alles staat in het teken van verandering en ontwikkeling. We leven in een dynamische tijd.
Al jaren geleden heeft prof. v. d. Berg in zijn boek Metabletica beschreven, hoe de menselijke beleving van de wereld met haar verschijnselen telkens verandert. Hij beleeft bijv. zichzelf, de dood en het andere geslacht telkens weer op een andere manier.
Ouderen kunnen aan dit alles inderdaad lijden. Toch is dat geen gangbare houding tegenover de stormachtige ontwikkelingen van onze tijd. Integendeel. Velen zijn sterk onder de bekoring ervan. Uit het feit van de verandering leiden ze af, dat verandering ook moet. Alles moet ter discussie gesteld worden. Alles moet meegenomen worden in de dynamiek van onze dagen.
Het ideale menstype is dan ook het opene, het beweeglijke. Je moet je niet vastleggen, maar altijd ontvankelijk zijn voor nieuwe ideeën en ontwikkelingen, ja daar op uit zijn.
Traditionaliteit, vastheid, gerichtheid op het verleden, worden gedoodverfd als bekrompen van iemand, die na een aantal jaren nog ongeveer hetzelfde denkt en zegt, wordt schamper opgemerkt, dat hij zichzelf herhaalt. En men vindt het niet meer de moeite waard om naar hem te luisteren.
Daarmee gespaard gaat een haast hooghartige geringschatting van de geschiedenis. Van het verleden valt nauwelijks meer te
leren, meent men. Het besef dat de ene generatie staat op de schouders van de andere leeft niet meer. De mens van de twintigste eeuw is ais het ware van die schouders afgesprongen. In een radikale breuk met het verleden wil men bouwen aan een nieuwe wereld.
Historisch besef is er wel in die zin, dat men verstaat te staan in een onafgebroken voortgang van het gebeuren. Maar dat gebeuren wordt niet gekenmerkt door continuiteit, maar door breuk, sprong en revolutie. Het ouue gezegde: In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal wordt vervangen door de leus: Morgen moet alles anders.
Het is deze geest, die ook de kerk in de breedste zin van het woord niet onaangeroerd heeft gelaten. Duidelijk komt dat naar voren in Rooms-katholieke kring en de bezinning die daar al jaren is rondom de onfeilbaarheid van de paus en de blijvende betekenis van het kerkelijk dogma. Voor het klassieke Roomskatholieke besef stond het dogma van de kerk voor altijd vast. Het werd geloofd en aanvaard als een voor allen en altijd geldige waarheid. Wie eraan torne$, /wilde moest buiten de gemeenschap van de katholica vallen en was vervloekt. Toen in 180 het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid werd geformuleerd en vastgesteld, werd daarmee in feite een van ouds gangbaar Roomskaüholiek geloof toegespitst en op formule gebracht.
Duidelijk is dat het daarbij niet alleen maar ging om een bijkomstige zaak. Men meende door de vaststelling van dit dogma de vastheid en betrouwbaarheid van de kerk op haar weg door de geschiedenis gediend te hebben. Wat ook aan verandering onderhevig kon zijn, wat ook wankelde, de kerk en haar leer bleven vast. Men kon" er zich gerust en veilig overgeven.
Het is een bekend feit, hoezeer deze dingen in de Rooms-katholieke kerk op drift geraakt zijn. De een gaat daarbij verder dan de ander. Er zijn er die wel willen vasthouden aan het oude kerkelijke dogma, maar daarbij onderscheid maken tussen inhoud en vorm. Het dogma naar zijn wezenlijke strekking blijft gelden. Het moet alleen uitgelegd worden. Haar eigenlijke inhoud moet opnieuw onder woorden worden ge bracht met het oog op de moderne tijd. Ar deren gaan verder. Ze laten de oude do£ ma's voor wat ze zijn. Ze waarderen z hoogstens als uitingen van het geloof. i een bepaalde tijd. In onze tijd echter moe dat geloof weer heel anders tot uitdrukkin worden gebracht.
Het theologisch en kerkelijk bezig zijn i deze geest wordt duidelijk gedragen doe het sterker of zwakker besef dat we in ee andere tijd leven, die ook andere woorde en andere zeden vraagt, zoals ik dat bove probeerde aan te geven.
In protestantse kring is dit alles niet i mindere mate aan de orde. Het gaat daarb allereerst om de waardering van de oud belijdenisgeschriften. Hoe kunnen we daa nog mee uit de voeten in onze tijd? Voc velen is dat eigenlijk geen vraag meer. Voc hen hebben de belijdenisgeschriften afge daan. Je kunt er kennis van nemen, zoal je kijkt naar fraaie stukken antiek. Je kun er zo ook wel van genieten, maar een funkti in onze moderne veranderende wereld ka hun niet worden toegekend. De vragen va de hedendaagse mens liggen op heel ande vlak. Op weg naar het jaar 2000 kunne deze oude geschriften ons geen leiding mee geven-
Sommigen gaan daarbij nog verder e stellen zich op dezelfde manier op tegen d Schrift. Ook zij is volgens hen onderhevi aan historiciteit en tijdgebondenheid. Oo bij deze gedachtengangen zijn allerlei ni ances. Ze lopen van een voorzichtig en be scheiden vraagstelling tot een radikale pc neringen, waarin met de Bijbelse boodscha zo goed als wordt afgerekend.
Duidelijkshalve moeten we wat het kei kelijk terrein betreft daar nog wel iets b aantekenen. Niet alleen de algemene vei nieuwingsdrang heeft daar geleid tot ge melde houding, ook de opkomst van de oe cumenische beweging. Zij bracht Christe nen van allerlei aard en traditie met elkas in gesprek. Dat leidde er toe dat men me elkaar afstand wilde doen van oude formi leringen, die nogal eens in het teken stor den van de scheiding en zocht naar uitdrul kingen, waarin de nadruk zou liggen op he gemeenschappelijk geloof.
Het mag uit dit alles duidelijk zijn, di er veel in beweging is. Die beweging worc als het enig ware geproklameerd. Aan he adres van hen, die het opnemen voor d waarde van vroegere verworvenheden, woi den dan ook verschillende verwijten gedaai Bijvoorbeeld het verwijt van de angs Vasthouden aan het oude zou alleen ma£ getuigen van angstvalligheid. Net als bij ee zakenman, die geen risico's durft te nemei Nieuwe investeringen doet hij niet omd£ hij de zaak niet kan overzien, aan nieuw produktiemethoden of afzetgebieden waa£ hij zich niet. Hij houdt het liever bij he oude, vertrouwde.
Of om een andere vergelijking te gebru: ken de bewarende geesteshouding is die va een bang kind, dat de straat niet op durl omdat moeder er niet is. Het nieuwe, he vreemde is voor zo'n kind alleen maar he beangstigende. Het zorgt ervoor dat he
altijd bij moeder in de buurt is. Elk avontuur wordt gemeden. Een ander verwijt dat gemaakt wordt is dat van de gemakzucht en de luiheid. Het zou maar al te gemakkelijk zijn om het bij het oude te houden. Men hoeft verder niet na te denken, geen vragen te stellen. Men koestert zich in de waan, dat zoals het was, het altijd ook moet blijven, dat is het eenvoudigste, het gemakkelijkste. Verdere inspanning is overbodig.
Hoe moeten we nu onze houding tegenover dit alles bepalen? Moeten we ons mee laten slepen? Mee op drift nemen door de veranderingszucht van onze tijd? Of moeten we ons reaktionair opstellen? Ons vastbijten in het oude, onverwrikbaar blijven staan op eenmaal ingenomen standpunten, allerlei zaken van vroeger verbeten blijven verdedigen omdat we niet de minste verandering toelaten en dat pas een teken vinden van een echt en recht Christendom? Ik wil daar nog niets van zeggen. Het was mijn bedoeling alleen maar om wat verschijnselen te signaleren. In een volgend artikel willen we eerst samen gaan luisteren naar iemand, die in de vorige eeuw zich op dergelijke vragen heeft bezonnen. Prof. J. H. Gunning schreef in de vorige eeuw een boekje onder de titel „Beginsel en mening". De ondertitel ervan luidde: Proeve van beantwoording van de vraag: Hoe gaat vastheid van beginsel met wisseling van meningen samen. In dat boekje komen allerlei vragen aan de orde, die ook voor ons van belang kunnen zijn.
A.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's