KLEINE KRONIEK
Beroep op de Schrift
Enkele weken geleden, naar aanleiding van een verslag van de GOS en haar uitspraken terzake de homofilie, kwam al het beroep op de Schrift ter sprake inzake ethische vragen. In hoeverre kun je, als het gaat over bijvoorbeeld de homofilie, de aloude woorden van de Schrift nog in deze tijd gebruiken en van toepassing verklaren? Ik citeerde toen de uitspraak van de Kamper Gereformeerde hoogleraar Plomp. Kort samengevat kwam die uitspraak hier op neer: zoals we vroeger met de Schrift (en de belijdenis) omgingen, zo kan het vandaag niet meer. Je kan niet zomaar een tekst pakken en die op een eigentijdse situatie laten slaan. Je moet zo'n oude uitspraak wegen, ijken, duiden, bevragen naar wat de Heere er nu voor ons in te zeggen heeft. De oude uitspraken van de Schrift zijn historische bepaald. Wij moeten er achter zien te komen wat er voor het heden nog aan waars in opgesloten ligt.
Toen schreef ik al dat een andere Kamper hoogleraar, namelijk Douma, in de Reformatie een reeks artikelen begon over deze kwestie van het Schriftberoep terzake van bijvoorbeeld ethische vragen. Douma betrekt in zijn verhaal bovengenoemde uitspraak van prof. Plomp. Hij vindt dat Plomp het punt van verschil duidelijk weergeeft. De Schrift is in geding. Ook betrekt prof. Douma een door de heer A. J. Klei in het dagblad Trouw gepleegde recensie van een boek van ir. K. Mulder over 'bijbel en seksualiteit'. Mulder hanteert de Schriftgegevens op de wijze die Plomp bij de GOS zo kwalijk vindt. En Klei noemt het ook tekstenplukkerij. Daar kwets je onnodig je medemens mee. Maar zoals prof. Plomp en de huidige Gereformeerden het willen inzake de homofilie, dat is eerbiedig Schriftgebruik, tot heil en steun van de naaste. Wel, op die conclusie gaat Douma dan als volgt in.
Volstrekt andere situatie?
Heel vaak wordt opgemerkt dat een beroep op teksten uit de Heilige Schrift zo'n hachelijke onderneming is, omdat onze tijd radicaal zou verschillen van de tijd waarin die teksten geschreven zijn. Ook prof. Plomp is van dat gevoelen. Die oude teksten zijn ontstaan, schrijft hij, in een totaal andere wereld van toen en in een historische situatie die volstrekt anders is dan de onze.
Sterker kan het niet gezegd worden! Maar met krasse woorden moeten we oppassen. Als werkelijk waar zou zijn wat hier staat, wat zouden wij dan nog aan die 'oude teksten' in onze 'totaal andere wereld' hebben?
Ik kan mij voorstellen dat een schaker niets heeft aan een handboek voor dammers. Schaken en dammen zijn twee werelden, ook al hebben ze allebei met sport te maken. Ik kan me ook voor stellen dat een strateeg uit het nucleaire tijdperl niets heeft aan wat Julius Caesar in de eersti eeuw voor Christus schreef in De bello gallict over diens militaire aanpak, ook al gaat het ir beide gevallen over oorlogsvoering. De historisch* situatie is wat dat betreft volstrekt anders tusser toen en nu. Maar ik kan me niet voorsteller dat gereformeerden aan de ene kan met Psalm 119 : 105 willen belijden dat Gods Woord een lamj: oor hun voet en een licht op hun pad is, terwij ze aan de andere kant een beroep op teksten uil dat Woord menen te moeten neutraliseren met de waarschuwing: as op, die teksten die u (b.v. teger homoseksuele praktijken) aanvoert, stammen uil een totaal andere wereld.
Dat de wereld van toen verschilt met die var nu, weet ieder. Dat wisten ook onze gereformeerde ouders wel. Maar ze zeiden niet wat prof. Plomp nu zegt. Ze wisten te onderscheiden tussen wat in het Oude Testament nog wel en wat niet meei voor ons van toepassing was. Maar van een 'totaa andere wereld' of een 'volstrekt andere situatie zouden ze niet veel geloofd hebben. En wie geloofl dat wel als hij bedenkt dat de mensen gelijk blijver in hun zonden en hartstochten, hun strijd of ooi* hun overwinningen, en dat het Woord des Heerer gelijk blijft tot in eeuwigheid? (1 Petr. 1 : 25).
Van Kaïn af tot de jongste dag toe zal er haal in de harten van mensen leven, zoals er ook de
hartstocht van de liefde in hetero-en homoseksuele richting zal zijn. Wat Paulus over de mensen van de 'laatste dagen' zegt, komt onder de mensen van alle tijden voor. Ze zijn zelfzuchtig, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, ongehoorzaam aan hun ouders en ga maar door (2 Tim. 3 : 2 vv). Wie op die punten de geschiedenis doorloopt, komt precies dezelfde dingen tegen. Het moet hem ook niet moeilijk vallen in al die zondaars van vroeger zichzelf en zijn tijdgenoten te herkennen. Hetzelfde slag mensen, van begin tot eind.
En ook dezelfde God van begin tot eind. In Zijn genade maakt Hij geen afgesneden zaak' met de mensen. Hij brengt in Jezus Christus verlossing en Hij stelt de mensen onder Zijn goede wet. Duizenden jaren geleden is die wet gegeven en nog altijd staat mens onder die wet van God.
Wie dat overweegt, zal er geen moeite mee hebben om te concluderen dat wij als mensen voor Gods aangezicht in dezelfde wereld en in dezelfde situatie leven als alle mensen vanaf Adam. De verschillen met vroeger zijn klein vergeleken met déze overeenkomst.
Constante gronden
Veel problemen die we nu kennen, kwamen vroeger inderdaad niet voor. Er is door de ontwikkeling van de techniek heel wat veranderd. Wat moeten we aan met de atoombewapening? Is er een oplossing voor het geweldige probleem van rijk en arm? Kunnen we van olie op kerncentrales overschakelen, of gaan we daarmee aan het milieu een onherstelbare schade toebrengen? Belangrijke kwesties! Maar het zou wel erg oppervlakkig zijn om op grond van deze nieuwe zaken te beweren dat we in een totaal andere wereld leven dan vroeger. Daarvoor zijn de constante gronden die ons leven moeten bepalen en altijd gegolden hebben veel te duidelijk.
Ik ontleen deze term aan prof. dr. K. Schilder, die oog had voor de verandering op ethisch terrein, maar begon met wat gelijk blijft. De mens is en blijft schepsel; hij is (in tegenstelling tot het dier) in een verbond met God opgenomen; hij is beeld van God. God is koning, de mens onderkoning. Hoe verschillend de vorm ook mag zijn waarin de mens, in de eenheid van man en vrouw, het beheer over deze wereld gestalte geeft (landbouw, techniek, kunst etc.), altijd zal het zijn taak zijn het beeld van God te vertonen. Deze verantwoordelijkheid had hij in het paradijs, na de zondeval, onder Israël: maar hij heeft haar net zo goed vandaag.
We kunnen bij constante gronden ook denken aan de Tien Geboden waarvan de geldigheid niet beperkt bleef tot het volk Israël. Verder valt het grote gebod van de liefde te noemen, de liefde die heel ons handelen moet kenmerken. We kunnen ook aan de navolging van Christus denken. Zij kan weer allerlei vormen aannemen, maar zij moet, hoe dan ook, present zijn in het leven van de mensen die zich naar Christus noemen en zichzelf willen verloochenen.
Wie oog heeft voor de constante gronden, zal het niet vreemd vinden dat hij in de gedragingen van gelovigen, die honderden of zelfs duizenden jaren geleden geleefd hebben, zichzelf herkent. Onze moraal is anders dan die van David, maar toch leven wij niet in zo'n totaal andere wereld dat David een vreemde voor ons is wanneer we van zijn leven en van zijn psalmen kennis nemen.
Augustinus heeft erg negatief over het seksuele leven geschreven — iets waarin wij hem niet moeten volgen. Maar het zal een oprecht christen helemaal niet moeilijk vallen zich beter thuis te voelen bij Augustinus uit de zesde eeuw dan bij veel mensen uit de twintigste eeuw die zich ook christen noemen, maar vinden dat er seksueel geëxperimenteerd moet kunnen worden in en buiten het huwelijk.
Calvijn oefende een strenge tucht in Genève; maar daarin was meer van wet en evangelie herkenbaar dan in het leven van een moderne stad in het 'christelijke' westen van vandaag.
De kennis van de constante geboden bewaart ons er voor te doen alsof vandaag alles veel ingewikkelder ligt dan vroeger. Zeer veel beslissingen in ons leven zijn net zo eenvoudig of moeilijk als ze altijd geweest zijn: niet doden, niet echtbreken, niet
stelen, de naaste liefhebben, zichzelf verloochenen om Christus lief te hebben, etc.
Men kan menen dat een zaak moeilijker ligt dan vroeger, b.v. ten aanzien van abortus provocatus, seksueel verkeer voor het huwelijk en homoseksuele omgang, terwijl het in feite zo is dat de kwesties ingewikkeld gemaakt worden.
Verontwaardigd zijn
Toch raken veel mensen geïmponeerd als ze lezen dat onze wereld zo totaal anders is dan die van vroeger en dat over zaken (waartegen de kerk bijna tweeduizend jaar nee gezegd heeft) op met name het seksuele terrein nu heel anders geoordeeld moet worden.
Nu zou men denken dat verdedigers van moderne ethische opvattingen enige bescheidenheid aan de dag leggen als ze te maken krijgen met mensen die, op de oude wijze de Schrift lezend, aan de oude opvattingen vasthouden. Je kunt je voorstellen dat iemand van hen zegt: 'Wij weten het nu beter dan Paulus hoe we het verschijnsel van de homoseksualiteit moeten taxeren. Onze moderne tijd eist dat we andere wegen bewandelen dan Mozes en Paulus deden'. Maar vreemd wordt het wanneer moderne ethici soms heel erg verontwaardigd worden, wanneer zij met mensen te maken krijgen die op grond van hun overtuiging dat de Schrift het niet toelaat, abortus en andere zaken blijven veroordelen.
Bekend is het voorbeeld van prof. dr. H. M. Kuitert die er in 1969 'gewoon kwaad' om kon worden dat de maatschappij abortus tegenhield, terwijl hij vier jaar daarvoor abortus provocatus nog als in strijd met het christelijk geloof veroordeeld had.
Eenzelfde afkeer van wat eens algemeen binnen de kerk aanvaard werd, proeft men bij de journalist Aldert Schipper, die voor het dagblad Trouw een verslag geleverd heeft van de GOS-vergaderingen in Nimes. Nu geeft deze journalist herhaalde malen meer een verslag van zijn eigen gevoelens dan van wat besproken wordt ter vergadering die hij moet verslaan. Dat blijkt ook wel duidelijk als hij de tegenstanders van homoseksueel verkeer op genoemde GOS-vergaderingen homo-jagers noemt (Trouw van 9 augustus j.1.). Deze agressie tegen homofielen wordt die tegenstanders te Nimes evenals ons hier in Nederland (voorzover men hier nog 'tegen' is) gewoon aangepraat.
Iets minder scherp, maar toch in feite even hard, zijn de vlotte ccnclusies van de heer Klei aan het adres van ir. Mulder. In zijn boekje Bijbel en seksualiteit zou de heer Mulder 'de zaak met teksten toedekken', met grote vaardigheid 'her en der' die teksten uit de Schrift lichten, schijnzekerheden aan de jongeren en de ouderen meegeven en 'onnodige zorg en verdriet' veroorzaken.
Hetzelfde procédé als zovaak wanneer moderne opvattingen worden afgemeten aan wat vroeger algemeen geldig was: Men verdedigt zich niet, maar men valt aan. Een beroep op de Schrift wordt tot tekstenplukkerij. En niet te vergeten: met het oude standpunt berokken je een stuk leed aan de mensen, terwijl het moderne standpunt vol bewogenheid met de medemens is.
Dat er cok nog een stuk moeite en verdriet kan zijn dat men niet moet elimineren, maar om Gods wil moet verwerken, komt helemaal niet meer in het vizier. Dat — om de voorbeelden van Klei zelf te gebruiken — Annie naar de logeerkamer moet en niet bij haar verloofde moet gaan slapen, wordt hier met een glimlach afgedaan. En dat Pim niet met een vriend seksueel moet samenleven eveneens.
Juist uit zulke voorbeelden kunnen we al vermoeden dat de gewijzigde ethiek niets te maken heeft met een beter verstaan van de Bijbel (weg met tekstenplukkerij en: echte eerbied voor de Schrift!), maar alles met wat de mensen altijd al gewild hebben en zullen blijven willen: hun eigen weg kiezen. De moderne ethiek is zo modern niet.
Laten we daarom een beetje kalm blijven. Nuchter onder alles, schrijft Paulus, nadat hij even eerder al gezegd had dat er 'in de laatste dagen' meer liefde voor genot dan voor God zal zijn. Het lijkt allemaal soms heel vroom, maar er zijn ook mensen die met een schijn van godsvrucht de kracht ervan verloochend hebben (2 Tim. 4:5; 3 : 5). Vroeger en nu.
Instemming
Helder analyseert prof. Douma inderdaad achtergronden en bedoeling van het Schriftgebruik door prof. Plomp en helaas zeer velen in zijn kerken steeds meer toegepast. Naar mijn mening wordt de situatie van het ogenblik veel te veel bepalend voor het rechte Schriftverstaan. De Schrift wordt omgebogen naar de huidige situatie toe in plaats van juist andersom. De norm ligt echter in de Schrift en niet in de situatie. In dit verband las ik in het blad 'Kerk en Wereld', orgaan van de Vereniging voor Vrijzinnig Hervormden, het volgende. Ook naar aanleiding van de uitspraak van prof. Plomp. En dan moet u eens lézen hoe een vrijzinnig Hervormde zulk Schriftgebruik van een nota bene Gereformeerd hoogleraar toejuicht. Hier volgen de woorden inclusief citaat prof. Plomp uit de pen van de vrijzinnige J. van Leeuwen.
Een verheugend geluid
Naast de Wereldraad van Kerken kennen we nog twee andere internationale groeperingen. De ICCC (Internationale Raad van Christelijke Kerken) en dé GOS (Gereformeerde Oecumenische Synode).
De cursivering moge voldoende zijn, om het gescheiden optrekken te verklaren. Welnu, onlangs kwam in de Franse stad Nimes de gereformeerde gezindheid ter synode. De Nederlandse afgevaardigden hebben er de wind van voren gekregen.
Waarom? Wel, vanwege de lankmoedigheid hier in Nederland, ook en met name in de Geref. Kerken, jegens 'de homofiele naaste'. Met de Bijbel in de hand werd hun de les gelezen. De Nederlandse synode-praeses heeft deze aanval gepareerd met de fiere woorden: 'Sinds wanneer gaat een gereformeerde synode zó om met de Schrift? Daarvoor heb ik teveel eerbied voor de Schrift'.
Over dit verschil in omgang met de Bijbel nu heeft de Kamper hoogleraar dr. J. Plomp de volgende opmerkingen gemaakt, in een artikel in het Gereformeerd Weekblad:
Twee manieren
Hier komen twee manieren van omgaan met de Schrift aan het licht die elkaar niet meer raken. Of misschien juist wél raken, maar dan zó dat er kortsluiting ontstaat.
Overigens moeten wij ons niet van den domme houden. Vroeger gingen toch de meeste gereformeerden, ook hier te lande, met de Schrift om op de door ds. Hofland thahs gekritiseerde wijze. Hier ligt dunkt mij het eigenlijke probleem van de GOS. In de GOS wordt met de Schrift (en vermoedelijk ook met de belijdenis) omgegaan op een wijze waarop wij het: vroeger allemaal deden.
Maar veel gereformeerden in Nederland kunnen het zo niet meer en ook hun synoden niet. Zij hebben oog gekregen voor het verschil in soortelijk gewicht: tussen de verschillende bijbelse woorden, ruimer gezegd voor heel de hermeneutische problematiek: wat is het toch dat de Heere in die oude teksten, ontstaan in die totaal andere wereld van toen en in een historische situatie die volstrekt anders is dan de onze, zeggen wil tot ons hier en nu?
Het zal nog wel even duren, voordat ook van vrijzinnige zijde enige animo aan de dag gelegd wordt voor de verwezenlijking van het project 'samen op weg'.
Maar over een geluid als dit, uit Kampen, willen wij stellig onze vreugde'uitspreken.
Slot
Vroeger hoorde je als Hervormde nogal eens vaak: bij jullie zitten die vrijzinnigen maar in de kerk en je doet er niets aan. Wij Gereformeerden zouden dat onmogelijk tolereren. Nu juicht een vrijzinnig theoloog de Schriftbeschouwing van een Gereformeerd hoogleraar toe als een geluid dat vrijzinnige oren als veelbelovende muziek in de oren klinkt. Dit geluid stemt ons droef. Zo zij niet spreken naar dit Woord, zij zullen geen dageraad hebben.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's