Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

APOSTEL VAN DE HOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

APOSTEL VAN DE HOOP

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

„Geloofd zij de God cn Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden", 1 Petrus 1:3.

Geloofd

Men heeft Paulus wel de apostel van het geloof, Johannes de apostel van de liefde genoemd. Petrus is dan de apostel van de hoop te noemen. Hij zet zijn zendbrief direct in met de hoop. Spreekt dan direct, in de verzen 3 en 4, over de erfenis die uitstaat voor de gemeente des Heeren. Hij wekt in vers 13 op tot het opschorten van de lenden van het verstand cn zegt dan: hoopt volkomen op de genade die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. Steeds weer straalt in heel de brief het blijde licht door van de hoop des levens waarin de gelovigen zich verblijden mogen.

De gemeente onder het kruis, de gemeente van de vreemdelingen, overal heen verstrooid, wordt door de apostel allerminst beklaagd. Integendeel, hij neemt ze ineens mee tot op de hoogste trap: geloofd! Mensen, wil Petrus zeggen, jullie zijn niet te beklagen en jullie mogen ook niet klagen. Ik stel u voor dat we eerst gaan zingen: Geloofd zij God met diepst ontzag, Hij overlaadt ons dag aan dag met Zijne gunstbewijzen. Geloofd zij immers de God en Vader van onze Heere Jezus Christus die ons heeft wedergeboren tot een levende hoop. Let eens op wat u ontving en zie maar niet te veel op wat u mist. Kijk eens Omhoog. Zie eens op tot Hem, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Zing eens een toon hoger. Dat kan lijden. Want Hij heeft ons wedergeboren tot een levende hoop.

Geloofd zij God! De Joden kenden het gebed van de 18 gebeden. Dat gebed bestond uit 18 zegenspreuken. Geloofd of gezegend zijt Gij HEERE. In het Oude Testament komt u dat geregeld tegen. Noach riep in verwondering uit: Gezegend zij de Heere, de God van Sem. En Melchizedek prees de Heere door te zeggen: Gezegend zij de aller-

hoogste God. En David riep uit: Geloofd zij de Heere, de God Israëls, die heden gegeven heeft één die zit op mijn troon, dat mijn ogen liet gezien hebben. Geloofd, of: gezegend zij, dat wordt in de Bijbel nooit van een mens gezegd. Altijd alleen maar van God. In de Schrift is God alleen maar de prijzenswaardige. Mensen worden niet geprezen. Dat doet de wereld. Die maakt mensen groot. Daar worden mensen op een voetstuk gezet. En het gebeurt helaas ook wel in dc kerk dat mensen worden geëerd en geprezen. Maar de Schrift doet dat niet. God alleen is te prijzen. Hij is te prijzen om Zijn werken in de schepping. Dichters en profeten hebben gejubeld als ze de heerlijkheid en de majesteit Gods zagen in de schepping. ..O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde. Maar God wordt het meest geprezen om Zijn verlossing. Straks zal dat in eeuwigheid altoos gedaan worden. Johannes op Patmos heeft er al iets van gehoord en voor ons opgeschreven in het laatste Bijbelboek. Hij hoort het geluid van de schare die niemand tellen kan en hij hoort één aanhoudend Halleluja. De aanbidding en de eer en de heerlijkheid zij Hem die op de troon zit. En als dat volk dat miljarden jaren zal hebben gedaan (ik spreek menselijk), dan zullen ze nog niet gereed zijn met het bezingen van de lof van de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Tot die lof spoort Petrus de verstrooiden aan.

Geloofd! Niet klaag maar veel, zucht maar diep. Nee: geloofd! Spreek goed en op verhoogde toon van God. Oefen uzelf daar maar in.

God en Vader

„Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus ..." Let op de formulering. Petrus zegt niet dat ze zomaar een beetje blij moeten zijn en vreugde moeten maken. Nee, geloofd zij de God en Vader. God heet hier de Vader. Van Wie is Hij de Vader? Van onze Heere Jezus Christus. Het gaat in de Schrift nooit om een onbekende God. Veel mensen hebben een vaag Godsgeloof. Ze geloven in 'wat', in 'iets', op z'n best in een of ander 'iemand'. Maar daar houdt het dan mee op. Het gaat in de Schrift altijd om deze God, om de God en Vader van Jezus Christus. Geen abstracte, verre, onbekende, vreemde God. Maar om God die gekend wordt uit Zijn daden, die vooral gekend wordt uit wat Hij gedaan heeft en doet in Jezus Christus. God wordt gekend in en door Christus. De ware God is de God en Vader van Christus.

Grote barmhartigheid

De God en Vader van onze Heere Jezus Christus is de God der barmhartigheid. Hij heet zelfs op een andere plaats: de Vader van alle barmhartigheid. De Vader was eeuwig bewogen in zichzelf. En toen is er als het ware in God iets beginnen te branden. Ik heb weieens gelezen dat 'barmen' een oud woord is voor 'branden'. Barmhartig: Gods hart staat in brand. De vlammen slaan er uit. Niet van toorn, maar van ondoorgrondelijke liefde. Barmhartigheid. Dat wijst op het onverdiende, op het vrije

van het welbehagen Gods. En die barmhartigheid is groot, staat er. Zo groot, zo eindeloos diep. Daar is geen grond om op te staan. Ze is grondeloos, zegt ons Doopformulier. Grondeloze barmhartigheid. Barmhartigheid zonder grond, zonder bodem. Ze is dat vooral in het licht van onze toestand van nature. Gods gerechtigheid moet ons veroordelen. Gods heiligheid doet Gods toorn ontvlammen tegen allen die tegen Hem overtreden hebben. W 7 e hebben niets anders te wachten dan een schrikkelijke verwachting des oordeels en der hitte des vuurs. Maar nu is ons Gods barmhartigheid geopenbaard in Christus. Gods gerechtigheid zoekt verhaal bij Christus. Want God die rijk is aan barmhartigheid door Zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad, heeft ons levend gemaakt met Christus. Wel. uit die grote barmhartigheid vloeien alle weldaden voort. Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren! Geloofd zij die God. Jar want aan Hem alleen hebben we ons heil te danken. Uit Zijn hand en hart hebben we een Zaligmaker gekregen.

Grote barmhartigheid, staat er. Zo groot dat u er ook het voorwerp van kunt worden. Zo groot dat niemand die dit leest ervan wordt buitengesloten. Grote barmhartigheid, ja, bij God is alles groot. De Bijbel spreekt over Gods grote macht, over Gods grote wijsheid. Bij ons, bij u en bij mij, is alles klein en benepen. Wij zijn krenterig, hebberig, op onszelf geconcentreerd, als ik het maar heb. Maar bij God is dat allemaal anders. Daar is alles gul, royaal, mededeelzaam, op geven gericht. Alle goede gave is van boven, van de Vader der lichten afkomende. Denk nooit van God zoals u zelf bent. Nee, Hij is een God van grote barmhartigheid, rijk aan barmhartigheid. Dat liefdeshart van de Vader is zo groot en die barmhartigheid eveneens. Als u daar eens een ogenblik zicht op kreeg, u zou moed vatten en tot deze God uitgaan met al uw zonde en schuld. En dat zou u niet tevergeefs doen. Grote barmhartigheid. Ze doorbreekt alle grenzen. Ze bereikt de diepst gevallene. Ze is zo groot als Christus' werk groot is. Ze is zo groot dat zelfs ik kan zalig worden. Dat te verstaan, dat meer en meer in te leven, dat doet bij tijden de jubel van Petrus verstaan en overnemen: O geloofd zij die God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die naar Zijn grote barmhartigheid ons, en ook mij, heeft wedergeboren.

Wedergeboren

Opnieuw verwekt, staat er letterlijk. Weder, wederom, opnieuw, nog weer een keer geboren. Dat slaat mede op onze eerste geboorte, op onze natuurlijke geboorte. In Adam zijn we dood, geestelijk dood. We kunnen noch willen ons opheffen uit die val. We keren ons van de LIeere af, want we willen ons eigen leven blijven leven. Eenmaal geboren is zeker verloren. Vanaf en door onze eerste geboorte vervreemd van het leven Gods door de onwetendheid die in ons is. Vijanden van God en vijanden van Christus. Daarom is het niet genoeg dat u één keer geboren bent en vervolgens netjes oppast, kerkelijk meelevend bent, ieder het zijne geeft, het verder maar rustig afwacht met de hoop dat Jezus ook voor uw zonden zal hebben betaald. Gij moet wederom geboren worden. Ons naakte bestaan is een verloren bestaan. We hebben geen toekomst. Ons hopen heeft geen grond. Gij moet nog een keer geboren worden. Nee, niet uit uw moeder, maar uit de Vader en dat door de Heilige Geest. Hoe gaat dat dan? Aan het slot van ons hoofdstuk komt Petrus er nog een keer op terug als hij zegt: Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk zaad, het zaad van mijn aardse vader, maar uit onvergankelijk zaad, dat is het levende en eeuwig blijvende Woord van God.

Wedergeboren. Dat is: van bovenaf geboren worden. Dat is geen mensenwerk. Maar een werk van God. Ik word geboren zonder eigen toedoen. Ik word wedergeboren zonder eigen toedoen. God gaat met mij aan de gang. Zijn Goddelijke, zo vaak verborgen gang. Door Zijn Woord doet God dat. Door alles wat van mij is, zet God een streep. Alles is mis, alles is verkeerd. Overdoen. Opnieuw geboren worden. De wortel waaruit ik leef, is een verkeerde wortel. Daar moet ik van losgesneden worden. Dat doet God door Zijn Woord. Het oude wordt oud. Het nieuwe draagt de Heilige Geest hart en leven binnen. Herschapen word ik, meer en meer. Een nieuw mens. Weder-geboren. Totaal veranderd. Christus ingelijfd door het geloof. De rank gaat uit de wijnstok leven. Petrus herinnert zijn lezers aan dat machtige Godswerk in hun leven. Die ons heeft wedergeboren. De werkwoordsvorm wijst op het geschiede feit. Wij zijn wedergeboren. Als het ware opnieuw tot leven geroepen. Weten we dat ook in ons leven? Wie wedergeboren is, die weet het ook of komt het almeer aan de weet. De tijd van de wedergeboorte kan onbekend zijn. We hoeven niet allen precies dag en uur en plaats te kunnen noemen. De Geest werkt naar Zijn willen en naar dat een ieder nodig heeft. Maar wie levend werd gemaakt, die weet het wel. Er is een keer in mijn leven gekomen. Ik ben op een ander spoor gezet. Mijn leven is om een andere as gaan draaien en mijn levensgang heeft een andere koers gekregen. Eén ding weet ik, sprak de blindgeborene, dat ik blind was en nu zie. Deze mijn zoon was dood, sprak de vader van de verloren zoon, maar hij is weer levend. Verloren, doch gevonden. De wedergeboorte. Dat is een nieuwe schepping. Een opwekking uit de dood, een levendmaking. Vraagt u het zich welcens af: ben ik ook wedergeboren? De boom kent u aan de vruchten. Er zijn er velen te noemen. Droefheid naar God, buigen onder Gods heilig recht, een honger naar Christus, een uitgaan tot Hem, een biddend leven, een de Heere niet meer kunnen missen. Maar vooral dit éne kenmerk: wedergeboren tot een levende hoop.

Levende hoop

Het nieuwe leven in de ziel kent in zich een levende hoop. Het oude leven zit vast aan het verleden, zit verkleefd aan de zonde, zet al zijn zinnen op het zichtbare en tastbare. Maar de levende hoop richt zich op naar voren. Wedergeboren mensen zijn mensen in wier harten de morgenster is

gaan schijnen. Kinderen van de dageraad. De nacht is voorbijgegaan en ze hebben leren uitzien en verlangen naar de volle dag des heils. Dat leven kent spanning, verwachting. Door het geloof mogen ze weten welk een zalige toekomst hen wacht. Door de hoop verwachten ze die met lijdzaamheid. In die hoop zijn we zalig, schrijft Paulus. Levende hoop. De hoop der wedergeborenen is een levende hoop. Dat betekent: die hoop is niet passief, maar actief. De hoop uit moeder geloof geboren, ondersteunt als dochter dc moeder. Het geloof is soms mat. Hoop geeft nieuwe geloofskracht. Levende hoop. Daar staat tegenover dode hoop.

Elk mens kent hoop in het leven. Zo lang er nog leven is, is er hoop. Hopen doen alle mensen. Hoop is het laatste wat een mens missen kan. Hoop doet leven, zeggen we soms. U kent het verhaal van Pandora uit de Griekse mythologie. Uit een doos giet ze allerlei kwalen uit over de aarde. Een ding houdt ze vast: de hoop. Tenslotte giet ze die ook uit onder de mensen. Dat moet dan de balsem zijn die opweegt tegen alle ellende die de wereld zal treffen. Zonder hoop kan een mens niet leven, dat wisten ook de oude Grieken al. Echter, het is zo'n verschil WELKE hoop we koesteren. De wereld koestert een ijdele hoop. Haar hoop kent geen fundament. „Als de goddeloze sterft", staat er in het Spreukenboek, „vergaat zijn verwachting, zelfs is de allersterkste hoop vergaan". De hoop van een natuurlijk mens is meer een wensen, maar bergt geen zekerheid in zich. Zie daar tegenover dan eens dc hoop der wedergeborenen. Dat is een levende hoop. Ze zijn absoluut zeker van wat ze hopen. De hoop, uit moeder geloof geboren, is altijd een levende hoop. En waar komt dat levende van de hoop vandaan?

Opstanding uit de doden

Die levende hoop wordt geboren „door de opstanding van Jezus Christus uit de doden". Bij het open graf van Christus ligt de oorsprong van de levende hoop. Zijn opstanding is de garantie van onze zalige opstanding. In Christus ligt de dood achter en het leven voor ons. Het leven voor ons, omdat we door de wedergeboorte ook het leven in ons ontvangen hebben. In onze gevallen staat was het net andersom. Met de rug naar het leven en de dood voor ogen.

Waar staat u? Hopeloos staat het er met ons voor, zo we slechts aanmerken de dingen die men ziet: Als uw leven wegsterft, sterft ook uw hoop af. Zonder God is ook zonder hoop in de wereld. Ons ijdel hopen houdt geen stand, als de wind des doods gaat blazen. Onze hoop was geen levende hoop.

In de opstanding van Christus sloeg het geboorteuur van de levende hoop, Jezus, leven van mijn leven. In Christus cn in Zijn arbeid alleen ligt de grond, de garantie van de levende hoop. Dus niet in iets van mij. Niet in mijn tasten of voelen, noch zelfs in mijn geloven of hopen. Nee, in de opstanding van Christus. Daarom valt er te hopen. Zelfs als het oog niets ziet of de hand niets tast. Op hoop tegen hoop. Want de levende hoop rust op de feitelijkheid van Christus' opstanding uit de dood. Het lege graf bewerkt de levende hoop. O, alles zou ijdel zijn, zo Christus niet was opgewekt. IJdel zou zijn: ons geloof, onze hoop, onze arbeid. Maar het is niet ijdel, want Christus is opgewekt. En in Zijn graf bleef achter de oude mens, ja al het oude: zonde, dood, schuld. Met Hem zijn wij, schrijft de apostel, begraven in de dood. Dat ligt alles in het graf van Christus. Zie het daar liggen. De opgerolde doeken van Jezus getuigen het. Alles, alles is voldaan. Gestorven om onze zonden. Opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Vrijgesproken werd Christus van verdere rechtsvervolging, want het recht des Vaders ontving genoegdoening. Maar Zijn bevrijding houdt die van de Zijnen mede in. Zo dan, indien wij geloven dat we met Christus gestorven zijn, zo geloven we dat we ook met Hem leven zullen.

Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

APOSTEL VAN DE HOOP

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's