CORRESPONDENTIE
C.B. ie A. - Hartelijk dank voor uw „ontboezemingen" in uw brief die van zeer persoonlijke aard zijn, maar waarin de genade en trouw des Heeren in uw leven blijkt. U stelt mij maar liefst elf vragen, nu ja meer opmerkingen over de wijze waarop u de tijd waarin wij leven beieeft.
Over elk van die opmerkingen zouden maandenlang lange artikelen in ons blad geschreven kunnen worden. En er zijn ook een heel aantal zaken die toch regelmatig de aandacht van onze scribenten hebben. Doe daarbij de goede voorlichting die gelukkig in overvloedige mate ons nog via artikelen, boeken enz. wordt aangereikt, en dan zult u wel begrijpen dat deze dingen ons zeer ter harte gaan.
In het kort gaat het over gezag, inspraak, gebruik van media, situaties op scholen en ethische vraagstukken waar we allemaal mee te maken hebben. Er zit een uitdaging in om over ieder onderwerp iets te zeggen.
U vraagt of wij als ouders, predikanten, leidinggevenden wel voldoende doordrongen zijn van de ernst van de situatie. Dat ligt er maar aan. Het hangt af van en samen met de plaats waar je als christen staat, en de enige juiste plaats is met beide benen in het Woord van God. Wie is weerbaar tegen al de ondermijnende invloeden van kerk staat en samenleving? Hij die staat in de volle wapenrusting Gods. Geve de Heere ons getrouwmakenden genade en veel gebed. Want die wapenrusting Gods is zonder bidden en smeken niet te hanteren.
K.a.Z.
F.C.S. te H. - U schrijft over de jongste ontwikkelingen rondom de vroegere algemene secretaris van de Synode der Ned. Herv. Kerk, Dr. A. H. v. d. Heuvel. Mijns inziens is daar in de afgelopen tijd voldoende aandacht aan besteed ook in de kerkelijke pers, ook en vooral door velen aan wie de belijdenis der kerk nog zo lief is dat zij dit alles niet kunnen meemaken.
De toon van uw brief wekt verbazing rondom allerlei andere zaken die zich ook in politicis aan het ontwikkelen zijn. Wie zou deze verbazing die soms overgaat tot verontwaardging en dikwijls eindigt in droefheid niet met u delen? U zou er wat aan willen doen, wat door anderen aan gedaan willen hebben. Wat kunnen wij beter doen dan in de plaats van de dichter van Ps. 102 te gaan staan, die betuigt dat hij niet alleen medelijden heeft met de deslotate toestand van tempel en volk in zijn dagen, maar zich biddend tot de Heere wendt. Ik denk dat getuigenis en gebed de enige
wapens zijn die wij in deze tijd en in deze strijd om het behoud van de kerk nog hanteren kunnen en ook moeten.
K.a.Z. • "
H.V.
Tam. v. A. te G. - U vraagt naar de betekenis van Matth. 27 : 52 en 53. Het zal er op aankomen te geloven wat de Schrift ons hier heeft geopenbaard. Meer dan wij kunnen verwerken en zoveel als nodig is voor ons om te weten. Natuurlijk zouden we meer willen weten en juist dat meerdere kunnen wij niet weten. Toch in het kort het volgende:
Toen bij het sterven van Jezus de aarde beefde gingen de graven van vele ontslapen heiligen open. Nu zitten we met de moeilijkheid dat er in vers 53 staat dat de opgewekte lichamen van die ontslapen heiligen na de opstanding uit hun graven zijn gegaan en velen in Jeruzalem verschenen zijn. Dus als we de woorden „na Zijn opstanding" laten slaan op het gehele gebeuren dan moeten we de gang van zaken ons als volgt voorstellen:
Op de dag van Christus' sterven zijn bij de aardbeving de graven geopend. De lichamen der heiligen zijn pas opgewekt na de opstanding van Christus en toen aan velen in de heilige stad verschenen. Als we de woorden „na Zijn opstanding" alleen op hun verschijnen aan andere mensen betrekken dan zouden ze dus al opgewekt zijn tegelijk met de aardbeving en gewacht moeten hebben met verschijnen tot na de verrijzenis van Christus. Ze zullen dan in die tussentijd om en bij en in de graven hebben vertoefd. Dit laatste zal wel moeilijk aan te nemen zijn. Dus blijven we meer voelen voor de eerste mogelijkheid.
De strekking van dit gebeuren is duidelijk. Het is een manifestatie van het grote gebeuren dat nog wacht op de morgen der opstanding bij de wederkomst van Christus, zodat we kunnen spreken van een eschatologisch teken. Er blijven vragen open die vanuit de tekst niet te beantwoorden zijn. We kunnen echter wel de mening van Calvijn delen dat zij daarna niet meer tot het stof zijn teruggekeerd en dat het leven waarmee zij begiftigd zijn geweest hun niet meer ontnomen is.
K.a.Z.
H.V.
H. de ]. te R. - In het kort wat betreft uw vraag over Jacob kan ik het met u eens zijn. Natuurlijk als de zondaar onwedergeboren blijft dan gaat hij verloren. Dat zult u op uw beurt met mij eens zijn. We moeten overigens Gods soevereine genade niet alleen betrekken op het stuk der verkiezing, maar zeker en allereerst op de roeping Gods die onberouwelijk is.
U vraagt ook naar het gebruik van het woord „noodlottig". Ik ben van mening dat een christen dit woord niet gebruiken mag. We geloven niet in het noodlot in de Vaderhand Gods en daar staat het noodlot mee in lijnrechte tegenspraak.
K.a.Z.
H.V.
]. v. d. B. te P. - Uw vragen betreffen de verhouding geloof en H. Doop.
Het is zeker waar dat de rijkdom van de H. Doop te weinig onder ons leeft en beleefd wordt. Over de oorzaken daarvan zou nog heel wat te zeggen zijn. De diepste oorzaak is wel het ongeloof. Calvijn heeft gezegd de sacramenten verzegelen alleen aan de gelovigen wat zij betekenen.
U legt sterke nadruk op de objectiviteit van het heil zoals dat in de beloften Gods in de Doop bezegeld en bekrachtigd is. Ik geloof dat we daar niet genoeg aandacht aan kunnen besteden. Maar we kunnen niet zeggen dat het er niet op aankomt of wij het wel of niet geloven. Zeker de beloften Gods blijven op zichzelf waar, ook al gelooft niemand ze. Maar wie niet gelooft heeft er geen vrucht uit, die verwerpt de aangeboden genade. Het geloof is noodzakelijk om de toeëigening van het heil te leren kennen. Anders gaan w T e de zaak verobjectiveren. En dan zitten we eraan de andere kant naast.
Nu uw concrete vragen: Kan een gedoopt kind verloren gaan? Ja als hij de belofte Gods in zijn leven verwerpt. Overigens hoeven godzalige ouders niet te twijfelen aan de zaligheid van hun vroeggestorven kinderen, zo belijden wij met de canones van Dordt.
Zou een gedoopte volwassene die geen wedergeboorte of geloof bij bevinding kent en nochthans weet gedoopt te zijn beschaamd uitkomen? Ik antwoord hierop, zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Zonder wedergeboorte kan niemand het koninkrijk Gods zien. En waar geloof en wedergeboorte is ook bevinding van beide, omdat het geloof proefondervindelijk ervaart dat het met vrede des harten steunt op de belofte Gods. Wedergeboorte en geloof zonder er zelf van te weten is een gevaarlijk pad en leidt tot zelfbedrog. Zonder wedergeboorte en geloof komt men beschaamd uit.
Uw derde vraag: zijn we dan eigenlijk geen kinderen Gods tenzij we later tonen en belijden dat we het niet wezen willen? Hier zitten we midden in de veronderstelde wedergeboorte waar we op schriftuurlijke gronden een krachtig neen tegen laten horen. Dat kan dus niet!
Vierde vraag: Of vr. en antw. 72 van de Heidelbergse Catechismus niet een iets afdingen is op de Doop? Als u dat meent dan bent u bezig de Doop te overschatten. Want deze vraag en antwoord maken duidelijk dat het niet genoeg is met water besprenkeld te zijn, maar dat onze harten gereinigd moeten zijn met het bloed van Christus waarvan de Doop een teken en zegel is. Om het water van de doop zulk een zelfstandige kracht toe te kennen is verzeild raken in rooms vaarwater. Uw volgende vraag is of het Doopformulier verder gaat dan de Bijbel en de Catechismus? Natuurlijk niet'en ik zou zeggen bestudeer het formulier eens aan de hand van het boek van Ds. C. van der Wal, Amen en Beamen. Zeer verhelderend. En als u van mening bent dat de Doop nooit overschat, maar alleen maar onderschat kan worden, dan deel ik die mening niet. Israël roemde ook in de uiterlijke voorrechten van het verbond. Betekend en verzegeld in de besnijdenis. Maar de Heere roept op het hart te besnijden en Paulus zegt in Filippenzen 2 dat deze overschatting waaraan hij leed toen hij nog geen christen was hem tot schade en drek werd om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus. Ik zou wel willen zeggen dat het verbond Gods nooit hoog genoeg gewaardeerd kan worden.
K.a.Z.
H.V.
J. d. R. - Uw adres is mij onbekend. Dat is jammer. De eerste vraag van uw brief hoort niet op onze redactietafel thuis, maar bij het dagblad waar u deze advertentie aantrof. Mag ik u daarnaar verwijzen? Uw tweede vraag zal ik in onze eerstvolgende vergadering van onze redactie voorleggen en mogelijk zal daar dan in de loop van de tijd iets over geschreven worden. Intussen moet ik wel zeggen dat dit eerder gebeurd is. Maar als daar behoefte aan bestaat dan zal het zeker opnieuw gebeuren. Het betreft hier de crematie. Wel graag in het vervolg uw adres vermelden.
K.a.Z.
H.V.
N.N. te X. - Enkele vragen van een ambtsdrager die graag zijn initialen verzwegen ziet en wat ik bij wijze van uitzondering ook wel doen wil terwille van de zaak.
Deze broeder zit met een paar vragen rondom de dooppraktijk. Mag men als kerkeraad weigeren een kind te dopen, als men bijvoorbeeld ziet dat de ouders totaal onkerkelijk zijn? Ik zou zeggen alles mag. Maar is het verstandig? Wc kunnen niet raak dopen, dat is duidelijk. We mogen ook niet zonder meer weigeren. De motieven waarom men dan toch zijn kind laat dopen zijn verschillend. Gewoonte? Bijgeloof? Daar zal de kerkeraad een onderzoek naar hebben in te stellen in een diepgaand gesprek (soms meerdere gesprekken). En het beste nog is die gesprekken zo te voeren dat de ouders zelf, als ze" voldoende duidelijk op hun verantwoordelijkheid gewezen zijn, te laten beslissen of zij wel dan niet dopen. Heb veel, heel veel geduld en laat het pastoraat rondom de doop goed funktioneren. Neem er in ieder geval de tijd voor. En in vele gemeenten legt men na de doopaangifte doopbezoek af voordat de doop plaats vindt. Het doel moet zijn ouders en kinderen bij Gods verbond te bewaren. Zo trachten we het sacrament heilig te houden.
Vraag 2 betreft het Heilig Avondmaal. U hebt in verschillende gemeenten gewoond, gekerkt en gewerkt en bent zodoende in aanraking gekomen met een verschillende avondmaalspraktijk. Onderschatting en overschatting zijn de menselijke gebreken om niet te spreken van zonden die bij de bediening van de sacramenten steeds weer openbaar komen. Maar 's morgens aan het H. Avondmaal en 's middags in het sportpaleis daar zou Paulus van zeggen: nèèn! Wij zijn geen hartekenners en de gang naar het heilig avondmaal is een persoonlijke zaak. Maar de gemeenschap met Christus betekent niet langer gemeenschap met hen die op wat wijze ook Gods dag ontheiligen. Dat zou Christus en Belial met elkaar verbinden zijn en die twee zijn niet te verenigen.
Ik mag u aanraden het boek te lezen „Bij Brood en Beker", onlangs verschenen Bij de uitgeverij de Groot, en in elke boekhandel verkrijgbaar. Daar kunt u een schat van gegevens over de avondmaalsviering vinden. Laten we de tafel des Heeren rein houden.
K.a.Z.
H.V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juli 1980
Gereformeerd Weekblad | 1 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juli 1980
Gereformeerd Weekblad | 1 Pagina's