Gesprek, gemeenschap en getuigenis
Onze tijd is de tijd van het gesprek. Bepaald ook van het gesprek over geloofszaken. In allerlei verbanden, in allerlei omstandigheden worden we tot zo'n gesprek als het ware uitgedaagd. In het kerkelijke leven ontmoeten we meer dan ooit andersgezinden. Besloten kringen breken open. De ontwikkeling naar steeds grotere verbanden in de samenleving laat niet na invloed uit te oefenen op kerkelijk en godsdienstig gebied.
En al is het zo dat de kerkelijke gemeente ons nog gelegenheid biedt tot afzondering en slechts omgang met gelijkgezinden, dan kunnen we toch in ons dagelijks leven niet om anderen heen. We ontmoeten ze in onze familie, op ons werk, in onze buurt, in het ziekenhuis, waar we worden opgenomen en nog op vele andere plaatsen meer.
Dat „andere" en dat „vreemde" wordt voor veel mensen heden ten dage steeds sterker, omdat de kring van onze ontmoetingen steeds groter wordt. Kon het vroeger voor iemand uit een protestantse streek van ons land al een hele belevenis zijn om een rooms-katholiek te ontmoeten en met hem aan de praat te komen, vandaag is het geen uitzondering, dat we te doen krijgen met aanhangers van vreemde godsdiensten als Islam en Boeddhisme. Dat is niet langer voorbehouden aan zendelingen en wereldreizigers. Integendeel, in ons dorp, in onze straat ontmoeten we zulke mensen. We staan er samen mee op een werkvloer. We treffen ze naast ons aan in het ziekenhuis. En het kan gebeuren, dat het grote huis naast ons, dat al zo lang leeg stond, ineens verkocht blijkt te zijn om als onderdak te dienen voor Turkse gastarbeiders.
Het is dan gewoon niet meer mogelijk om aan hen voorbij te leven. Ze als een min of meer merkwaardig verschijnsel te beschouwen en maar over te gaan tot onze orde van de dag. Ze zijn immers op onze weg geplaatst. En wie iets verstaat van het „Gij zult Mijn getuigen zijn", waartoe Christus niet alleen apostelen, maar alle gelovigen oproept, zal zich niet aan zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van deze mensen kunnen onttrekken. Maar juist als we dit hebben vastgesteld komen we voor geweldige vragen te staan. Vragen, die in allerlei verband aan de orde komen. Ook en vooral in het wijde verband van de wereldraad van kerken. Een onderdeel van haar programma Geloof en Getuigenis is: dialoog met personen van levende godsdiensten en ideologieën. In die kring leeft het besef, dat we steeds meer op weg zijn naar één wereld, met een gemeenschappelijke geschiedenis en dat we daarom niet aan de andere godsdiensten voorbij kunnen. En de vraag is, in hoeverre het gesprek tussen vertegenwoordigers van de verschillende godsdiensten een bijdrage zou kunnen leveren aan de groei van het bewustzijn, dat we als mensen één gemeenschap vormen op deze aarde en gemeenschappelijk er voor staan om een zo menswaardig mogelijk bestaan voor allen op te bouwen.
De ontmoeting met anderen heeft dan vooral de vorm van een gesprek in gemeenschap, dat ook verder gemeenschap sticht. Nu is het ongetwijfeld waar, dat in de ontmoeting met de ander het gesprek zijn plaats heeft en zeker ook een stuk gemeenschap nodig is.
Hoe is het anders ooit mogelijk iemand werkelijk te leren kennen? Te begrijpen wat hem beweegt, wat de vragen en noden zijn van zijn hart? Zijn aarzelingen en worstelingen? We kunnen toch niet in een luchtledig spreken! Bovendien ontnemen we onszelf de gelegenheid allerlei gedachten en voorstellingen te leren kennen die er bij de ander leven over ons. Gedachten en voorstellingen waardoor ons getuigenis ernstig zou kunnen worden belemmerd. Het is bijvoorbeeld algemeen bekend, hoe bepaalde misstanden bij de uitoefening van het diakonaat uit de vorige eeuw en het begin van onze eeuw zeer negatieve voorstellingen ten aanzien van de kerk en het christelijk geloof hebben veroorzaakt. Het laat zich verstaan dat dan een te vroeg getuigen haar doel mist. Wat dat betreft zou ons koloniaal verleden ten aanzien van andere godsdiensten ook wel eens erg belemmerend kunnen werken.
Daarom is er gesprek nodig en zeker ook gesprek in gemeenschap. Een ontmoeting is immers méér dan alleen maar een uitwisseling van begrippen en dan samen kijken wat overeenkomt en wat verschilt. Het zijn twee mensen die elkaar ontmoeten in een gemeenschappelijke situatie en die soms ineens voor gemeenschappelijke noden komen te staan. In die ziekenkamer kunt u ineens samen met die ander voor het feit komen te staan, dat er iemand niet goed wordt en dat er nog niet direct een zuster komt. Als buren zit jc soms met dezelfde moeilijkheden. Zo staan we als mensen op deze wereld voor dezelfde maatschappelijke en economische problemen. En juist het samen zoeken naar oplossingen sticht gemeenschap. Het gaat niet aan om ons daarin te onttrekken en afzijdig te houden, omdat we Christen zijn en de ander niet. We zijn immers allen mens, allen schepselen Gods. W 7 e hebben het recht niet om onze liefde en gemeenschap te beperken tot enge kring.
Toch zetten hier tegelijkertijd ook onze vragen in. Want wie de publikaties van de wereldraad van kerken leest in dezen en de beschouwingen daarover, krijgt soms de indruk dat met dit gesprek en deze gemeenschap eigenlijk het doel ook is bereikt..En dat lijkt me verre vandaar. Het gesprek in gemeenschap staat toch gericht op het getuigenis. Alles is toch dienstbaar aan dat getuigenis. Het gaat er toch om, dat wij en anderen de Naam van Jezus leren kennen. Door die Naam moeten wij allen zalig worden.
Je krijgt de indruk dat het in bovengenoemde kringen slechts gaat om het vreedzaam samenwonen en het samen werken aan de verbetering van onze wereld. Hoezeer dat ook van belang is, er is toch zeker meer dan déze wereld! Er is ook toch het gericht Gods in hetwelk wij allen geoordeeld zullen worden, of we nu „christelijk" zijn of islamitisch. We zullen dan slechts vrijspraak vinden in Christus. Het is toch geen onverschillige zaak of we behouden worden of verloren gaan. Het is de ernst van die zaak, die Paulus toch dreef: Wij dan wetende de schrik des Heeren bew-egen de mensen tot het geloof.
En om tot dat geloof te komen is toch wedergeboorte nodig en bekering. Wie enigszins heeft geleerd op hoeveel tegenstand dat stuit in eigen hart en leven zal zich niet verwonderen, dat er ook bij anderen aarzelingen en zelfs verzet openbaar komen. Natuurlijk geeft ons dat geen enkele reden om op dat verzet uit te zijn, om die tegenstand als het ware uit te dagen. Wie meent zo het getuigenis van dc Naam van de Heere Jezus te kunnen dienen, heeft het wel goed mis. Integendeel, het zal een dienst zijn in liefde. Een getuigenis in gemeenschap cn nederigheid. En we mogen dat getuigenis zelf zijn werk laten doen, omdat God er Zijn werk mee wil doen, verhardend en verbrekend. Daarbij siert ons, als het over dat verharden gaat, terughoudendheid in ons oordeel. Ons verwerpen dekt Gods verwerpen bepaald niet altijd.
Maar zeker is dat het Woord Gods zijn werk doet, het scheidt en verbindt ook. Het sticht in dat verbinden een nieuwe gemeenschap. Een gemeenschap, die dieper en verder reikt dan de algemeen menselijke. Het is een gemeenschap van geloof, van belijden, van lofzang, van aanbidding. Ook van strijd en worsteling, maar dan niet zonder hoop en verwachting.
We moeten in dit verband ook nog wat zeggen over de in de kringen van de wereldraad nogal eens gehoorde opmerking, dat de waarheid gemeenschapstichtend moet zijn, anders is ze geen waarheid. Men moet de waarheid kunnen toetsen aan dc verbondenheid die ze brengt onder mensen. Hier zit een terechte huiver achter. De huiver namelijk dat we op een verstandelijke manier de ander met begrippen en dogma's confronteren. En zo meer afstand scheppend dan nabijkomend optreden. Wij komen met ons gelijk tot de ander. De vrees voor zo'n optreden is terecht. De waarheid is niet slechts een zaak van begrippen, niet alleen van ons hoofd, ook van ons hart en van ons leven. Christus leert ons nederig te zijn en te leven in liefde. Dat hoort ook helemaal bij de waarheid. Zij moet geleefd worden.
Toch is dat maar écn kant van de zaak. in de gemeenschap van Gods Kerk is er toch de waarheid van het belijden dat uitgesproken wordt voor Gods aangezicht. In dat belijden zit een hele ruimte. De ruimte van de Schrift. En zeker kunnen nieuwe tijden en nieuwe omstandigheden onze ogen openen voor andere delen der Godsopenbaring. Maar dat belijden heeft ook zijn grenzen. Al in het Nieuwe Testament vinden we grenzen aangegeven, bijvoorbeeld in de Johannes-brieven. De waarschuwingen tegen dc dwaalleraren zijn in dit verband ook veelbetekenend. Door die grenzen is de waarheid van het belijden niet alleen gemeenschap stichtend, maar ook scheidend. Het gaat dan ook niet aan, de waarheid aan de norm gemeenschap te onderwerpen. De ware gemeenschap mag gevonden worden in Christus en in Zijn genade voor zondaren. En er is geen andere weg tot Christus dan door het Woord van God. Met dat Woord mogen wij anderen dienen.
A.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's