BARNABAS
(5)
En er waren te Antiochië in de gemeente die daar was, enige profeten en leraars, namelijk Barnabas, en Simeon, genaamd Niger, en Lucius van Cyrene, en Manaken, die met Herodes, den viervorst opgevoed was, en Saulus. - En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest; Zondert Mij af beiden Barnabas en Saulus, tot het werk, waartoe Ik ze geroepen heb. Toen vastten zij en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij ze gaan. Handelingen 13 : 1-3.
1. Een edel gezelschap
In de serie preken over Barnabas zien wij deze mooie figuur thans voor de vijfde keer, namelijk nu hij op het punt staat met Saulus aan het zendingswerk te beginnen. Hij wordt voorshands eerst genoemd, later wordt van het tweetal Saulus als eerste genoemd. Dat zal wel zijn omdat hij ouder is en langer tijd in de kerk gediend heeft, Saulus moet nog beginnen. Dat is een goede zaak, om de ouder, de ouderen, de oudsten te eren. Het past een jong mens niet om voor ouderen uit te gaan, om voor de oudsten uit te spreken. Godsvrucht brengt ook altijd eerbied en wellevendheid mede.
Barnabas was ook in de Apostelkring in hoog aanzien, om zijn karakter: zachtmoedig, bedachtzaam, wijs. Hij was vol van de Heilige Geest en vol van geloof. Hij was ook de eerste om iets goeds van een ander te geloven en een ander te vertrouwen. Hij stond in hoog aanzien en in goed vertrouwen in de gemeente te Jeruzalem en hier in Antiochië. En straks in de zending bij de buitenwacht eveneens, hield men hem als de hoofdgod, Juppiter en Saulus als de woordvoerder voor de boodschapper-god: Mercurius. Barnabas' gestalte en stille, eerbiedwaardige optreden gaven hem dat gezag buiten en binnen de kerk. Een man om achting voor te hebben, een man om van te houden!
Dan wordt in de gemeente van Antiochië genoemd Simeon, toegenaamd Niger, de donkere of de zwarte. Sommigen menen dat hij zo genoemd werd om zijn zwarte haar, maar dat had in het Oosten vrijwel ieder. Ik denk voor het mee$t aan zijn huidskleur: een donker type. Dan wordt genoemd Lucius van Cyrene, die men wel houdt voor Lukas, de schrijver van de Handelingen, die inderdaad ook van Cyrene kwam en die dokter was, een bewijs dat God behalve eenvoudige vissers, ook wel heel ontwikkelde, geleerde en ook doorgaans heel wijze mensen onder Zijn volk en onder de leidslieden van Zijn volk had.
Het lijkt mij echter wat ver gezocht om in hem onze dokter Lukas te zien. Hij was als profeet en leraar al belangrijk genoeg!
Dan was er Manahen. Daar weten wij wat meer van. Hij kwam uit hofse kringen en was opgevoed tegelijk met Herodes, denkelijk Antipas, de man die koning was van een deel van het rijk en dus rechtstreeks onder de Romeinse keizer stond. Dat was de man, die Johannes de Doper heeft doen onthoofden en die Jezus liet bespotten en naar Pilatus zenden. Manahen had dus een eerste plaats in het rijk kunnen innemen, zo de plaats van Blastus. — Manahen heeft dus de gang van Mozes gemaakt en heeft liever met Jezus en met Johannes de Doper de smaadheid der christenen willen lijden, dan de zetel van aardse eer bekleden.
Dit is dus zeer bepaald een edele des volks, die de adeldom van het kindschap Gods voor zich als meerdere rijkdom gekozen heeft.
Wat heeft de HEERE toch een wonderlijk volk, een edel volk, zowel in het Nieuwe Testament als in het Oude Testament. En dan volgt als laatste onze Saulus, van nu voortaan Paulus. Als laatste, maar ook hier geldt, dat vele Iaatsten de eersten zullen zijn. Straks wordt Saulus Paulus, de jongere voor de oudere en edele Barnabas genoemd, en Barnabas beklaagt er zich geenszins over. Men leert in het Koninkr"k Gods ook, dat vele eersten de Iaatsten .alen zijn. En ook dat is goed. De grootste is toch altijd de Meester! De Heere Jezus!! Intussen is Saulus dan ook niet niemand.
Hier hebt u ze dus allemaal in de Antiochumse gemeente. Maar het voornaamste is: zij waren allen in die gemeente profeten en leraars. Met dat eenmalige ambt bekleed van de profetie, mensen met een vooruitziende blik, mensen met een geestelijke blik. Die gaan voor het eerst zending drijven. Die kijken verder dan hun eigen kring, verder dan hun eigen volk. Hun afkomst gaf daar al aanleiding toe. Barnabas kwam uit Cyprus, het eiland in de Middellandse Zee. Lucius kwam uit Cyrene, Noord Afrika, Manahen kwam uit Edom, althans van afkomst. Het geslacht van Ezau. Maar die profetische blik, was van boven, dat was een geestelijke blik, dat was ook een blik in het Woord. Vandaar dat dit vijftal ook „leraars" was. En dat is het meeste: meer dan voorzeggingen te doen, is het woord Gods te verkondigen, en uit te leggen. En de gemeente Gods daar mee te stichten, die leer, die lering, aan de mensen mee te geven. De moeilijke dingen, de verborgen dingen van het Koninkrijk Gods en de bekende, de openbare dingen hun bij te brengen, hun mee te geven.
Ziet daar, dit wondere gezelschap in de gemeente van Antiochië. Hadden zij daar dan wel vijf of meer' leraars? Ja, die gemeente, gesticht door Filippus, was zo groot, dat men op verscheidene plaatsen moest samen komen en dat men dus ettelijke leraren nodig had. Let wel, de leer des Heeren was van den beginne aan het belangrijkste! Alzo profeten en leraren!
II. Een boodschap van boven
Dat is onze tweede gedachte,
„Als zij, die vijf mannen, de Heere dienden en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij af beiden Barnabas en Saulus, tot het werk, waartoe Ik ze geroepen heb."
Dc Heilige Geest zeide. God is een sprekend God. De hele schepping reeds is door Gods spreken tot stand gekomen. Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond. God sprak bij de Wetgeving. En God spreekt nog, tot Zijn profeten sprak Elij en ook tot deze vijf profeten sprak Hij meermalen de toekomende dingen. De Heere Jezus sprak — en Zijn mond geopend hebbende sprak Hij. —
Wij kennen en hebben Zijn redevoeringen, wij kennen en hebben Zijn woorden. Ook de Heilige Geest sprak en Hij spreekt. Hij sprak in de wind, Hij sprak in de tongen en in de talen op het Pinksterfeest. Hij sprak tot Filippus: „Ga en voeg u bij deze wagen". En zo sprak Hij tot ons vijftal. Hoe Hij sprak, dat weten wij niet. Dat kan zijn met hoorbare stem en dat zal ook wel, want Hij noemt twee van de vijf bij name, beiden Barnabas en Saulus. Dat kan ook geweest
zijn door ingeving, maar dan moet dat in alle vijf tegelijk en net eender innerlijk verstaan zijn. Wij moeten met stemmen en ook met ingevingen voorzichtig zijn en doen goed ons aan het geopenbaarde en geschreven Woord te houden. Maar niet zo, dat wij aan Gods spreken of aan het spreken van de Heilige Geest zouden twijfelen. Hij heeft daar duidelijk gesproken, niet tot drie van de vijf, maar tot alle vijf: „Zondert Mij af, beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik ze geroepen heb."
Een kort en krachtig — en duidelijk bevel! —
Calvijn zegt dat dit van even grote betekenis is als de roeping van Abraham en zijn zaad. Aan dit eenvoudige woord hangt heel de kerk der heidenen! Een uitermate belangrijk woord! Niemand behoeft te vragen: „Wie zei dat? "
Zoal^ uw en miin stem duidelijk uit die van anderen te herkennen is, is zeker de stem van de Heilige Geest en de Geest Gods Zelf te herkennen. Niemand hoeft te vragen: „Wie sprak daar? " Mijn schapen kennen Mijn stem, zegt de Heere Jezus. En zo kent en onderkent de kerk ook de stem van de Heilige Geest.
Maar nu dan de zin der woorden: „Zondert Mij af."
Geweldig afgezonderd te worden onder de mensen voor de Heilige Geest. Afgezonderd te worden onder de mensen voor God. Afgezonderd te worden onder de mensen voor Jezus.
Dat is wat! Afgezonderd te worden onder de predikers, onder die profeten en leraars voor een bepaalde dienst. De twee genoemden zijn geen apostelen geweest van het twaalftal. Zij worden hier apostelen, namelijk niet van Israël, maar van het heidendom. Voor ons lijken zendelingen iets minder dan predikanten, maar zij zijn méér: zij zijn kerkstichters. Zondert Mij af — het tweetal is afgezonderde, een soort Nieuw-Testamentisch „nazireeërschap". In dienst bij de Heilige Geest, in dienst bij die grote Koning. En wel in een bijzondere dienst. Fundament leggend werk. Het eerste begin makend voor het Evangelie, voor de eeuwige zaligheid van mensen.
Ik meen nu het geheim te weten voor deze roeping, die er al lag bij de Heilige Geest Zelf: waartoe Ik hem geroepen heb. Dat was bij Saulus' bekering al gezegd tot Anania's. „Deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn naam te dragen. Ik zal hem tonen hoeveel hij lijden moet om Mijn naam." Dat lag al vast bij de Geest Gods. „Waartoe Ik hem geroepen heb!"
Ik vertel u een tweede geheim voor deze roeping. Deze geschiedde toen zij de Heere dienden en vasten. Toen geschiedde de stem van de Geest. In de dienst Gods bezig zijn, daarin wordt de stem gehoord. God kan en wil geen luie mensen gebruiken: bezig zijn voor God, bezig zijn voor Gods kerk, bezig zijn in Gods Woord, bezig zijn in het heil van onze ziel en van de zielen. Zie, dan wordt de stem van de Geest gehoord. Daar komt nog één ding bij, namelijk vasten. Wij moeten vasten om Zijn stem te horen, namelijk ons verledigen, ons van wereldse genoegens en lusten onthouden, wij moeten ons van spijs en drank en van alle geneugten onthouden en voorwaar, die dc stem zal zoeken te horen, die zal horen. Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft. En dan geeft Hij raad en dan geeft Hij roeping.
Merkt op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft; Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft, Zijn gunstgenoot, van blijde troost en vree Mits hij niet weer op 't spoor der dwaasheid treê. Voorwaar Gods heil is reeds nabij 't geslacht, Hetwelk Hem vreest en Zijne hulp verwacht; Op dat er eer in onze lande woon' En zich aldaar op 't luisterrijkst vertoon'. (Psalm 85 : 3)
III. Een kerkelijke afvaardiging
„Toen vastten en baden zij: en hun de handen opgelegd hebben, lieten zij ze gaan." Wederom spreekt de tekst van vasten. Eerst dienden zij de Heere en vastten en toen kwam de stem, de opdracht van de Heilige Geest, en nu vastten zij en baden. Wij zouden geneigd zijn te denken: op het bevel van de Geest Gods om hen af te zonderen tot het werk, het zendingswerk, konden zij de twee Barnabas en Saulus toch we\ tegelijk heenzenden?
Toch niet. Dit vijftal, of de drie gaan eerst vasten en bidden. Wij zijn wederom geneigd te denken, dat zij toch niet hoefden te bidden voor een zo nadrukkelijk bevel? Toch wel: daar is zoveel te vragen voor een beginnende dienaar cn zeker in het zo moeilijke werk van de zending. Dan ook zou men denken, dat mensen, die God zendt in Zijn dienst toch wel vanzelf het leven en de gezondheid zullen hebben. Toch niet. Ook Gods knechten hebben in alles God maar nodig. Had Paulus niet een zwakke gezondheid: een scherpe doorn in het vlees? En viel Stephanus niet reeds in het begin van zijn loopbaan ten offer aan de martelaarschap? Wij zijn van gisteren en weten niets. Gods knechten hebben dus wel degelijk nodig bij het leven en bij de gezondheid bewaard te blijven. En om zich nu voor te bereiden voor dat grote en moeilijke werk van de Evangeliebediening en dat wel onder een van God en Zijn dienst vervreemde wereld, daar mag men wel veel bidden om de hulp en de leiding van de Heilige Geest. Om die wegen te gaan, die God wil. Om het juiste inzicht in Gods Woord, om de juiste woorden, die passen en die doel treffen. En tot dat werk moet men opnieuw vasten, zich verledigen omdat en dat alleen te doen, om dat met heel zijn verstand, met heel zijn ? taling niet geldt voor hen die reeds betaal-S 5 den, terwijl zij die uit het gratis lezcrsfonds < / lezen, deze kaart als niet gezonden kunnen S \ beschouwen. ? c Het betalen met deze kaart bespaart ons ) y veel werk en u hoge incassokosten. Voor uw ( ) medewerking bij voorbaat onze dank. S > De uitgever.kracht, en inspanning te doen. Als er één moet vasten: de wereld verlaten, de oude natuur doden en in een nieuw Godzalig leven wandelen, dan is het een Evangeliedienaar en vooral in heidenlanden. Zo dan vastten en baden zijn, zowel de drie als de twee.
En dan legden zij Barnabas en Saulus de handen op. Zij maakten hen dus los van hun tegenwoordige bediening. Denkt u in: los van zo'n gezegende gemeente als v^ntiochië, met zoveel volk Gods, met zoveel preekplaatsen, met zoveel voorgangers, profeten en leraren. Dat is wat. Daar waren banden ontstaan in de HEERE. Om die nu los te maken. Daarom legden zij hun de handen op. Onze kracht gaat met u, die van Simeon Niger, die van Lucius van Cyrene, die van Manahen en in hen die van de gansegemeente te Antiochië. Dat waren de handen van de gemeenschap, geen zegenwens, maar mededeling van krachten. Zij legden hun de handen op, de minderen de meerderen, niet alleen een mededeling van kracht en gemeenschap, maar als een zegen van boven: Gaat dan heen in deze Uwe kracht!
En zij lieten ze gaan. Dat staat Jaar zo eenvoudig. Maar het is vol zin. Zij lieten ze gaan. Maar die handen bleven. En die banden bleven. De gemeenschap der heiligen, want de kerk, d was de zendende kerkie bleef in Antiochië . Zoals Jeruzalem degen, want de kerk, was de zendende kerkie bleef in Antiochië . Zoals Jeruzalem de die handen!!
A.
W.L.T.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's