Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BARNABAS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BARNABAS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

En in die zelve dagen kwamen enige profeten af van Jeruzalem te Antiochië. En één uit hen, met name Agabus, stond op, en gaf te kennen door den Geest, dat er een grote hongersnood zoude wezen, over de gehele wereld; dewelke ook gekomen is onder den keizer Claudius. En naar dat een iegelijk der discipelen vermocht, besloot elk van hen iets te zenden ten dienste der broederen, die in Judea woonden. Het welk zij ook deden en zonden het tot de ouderlingen door de hand van Barnabas en Saulus. Handelingen 11 : 27—30.

1. Hongersnood voorzegd

Barnabas, een goed man, een man van groot vertrouwen in de oudste Christelijke kerk. Onder zijn dienst in Antiochië is de christennaam ontstaan. Wederom vraagt zijn goeddadigheid onze aandacht. Die betoonde hij in den beginnen, toen hij als eerste een akker verkocht om de volle prijs beschikbaar te stellen aan vervolgde christenen, die de beroving hunner goederen hadden verdragen om huns geloofs wil. En nu is het weer Barnabas, die met Saulus vergadert, geld gaat brengen aan de gelovigen te Judea, eer dat een hongersnood aanbreken zal.

Antiochië, de gemeente, waar Barnabas met Saulus een heel jaar de grote gemeente leerde, had veel aan de Jeruzalemse moedergemeente te danken; vooreerst de beide voorname leraren Barnabas en Saulus. Zijn wij ons dat wel eens bewust, als wij leraren der waarheid ontvangen, dat wij ze van zo'n moedergemeente ontvangen, waar zulke leraren geroepen en met de Heilige Geest begiftigd en bekwaamd zijn? Zien wij achter onze gemeente wel de moedergemeente staan? Zijn wij ook wel eens dankbaar voor wat die moedergerneenten ons geleverd hebben? Dan ook zijn bij de vervolgingen te Jeruzalem vele christenen van daar gevlucht, die zich her en der verspreid hebben, en onder andere in Antiochië gevestigd hebben. Dat zijn niet zomaar eens nieuwe leden, die zich bij de gemeente gevoegd hebben, dat zijn mensen die de ziel van een gemeente gaan uitmaken. Het is geen wonder dat Antiochië zo'n grote gemeente geworden is. Die als dc eerste christen-naam voerde!

Dan, zo zegt onze tekst, kwamen er enige profeten af van Jeruzalem naar Antiochië. Dat zijn niet profeten geweest als de Oud-Testamentische profeten: Mozes, Samuël, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de anderen. Profeten zoals de Oud Testamentische Schriftprofeten kent het Nieuwe Testament nauwelijks: het moet dan net zijn Johannes, die ons de Openbaringen heeft mogen geven: visie's over de kerk der eeuwen, over de eindtijd, en ook blikken in de hemel. Déze mensen hadden bijzondere gaven van de Heilige Geest ontvangen, namelijk om de toekomstige dingen te voorzien. Dat was een gave van de Geest in de eerste dagen des Geestes. Later houden die gaven, net als de gaven der gezondmakingen, weer op. — Men moet ook met voorzeggingen voorzichtig zijn! — Calvijn waarschuwt daar met name tegen. En ook de Schrift doet dat op verschillende plaatsen in Deuteronomium en in Jeremia. Daar heet het: „Als het woord, dat door een profeet gesproken is, niet komt, dan is hij een valse profeet. Ik heb hem niet geroepen en Ik heb tot hem niet gesproken!" Men moet dus met voorzeggingen uitermate voorzichtig zijn. Wij doen het veiligst als wij het houden bij het geopenbaarde Woord. Dan gaan wij een vaste gang.

Maar die gave was er toen. Daar waren mensen, die zicht in de toekomst hadden. Onder andere de dochters van Filippus, de diaken. Hier zijn het enige mannen, onder andere Agabus. Die kwamen van Jeruzalem tot Antiochië. Dat waren dus rechte christenen. En zij waren ook op een bijzondere wijze begiftigd met de Heilige Geest. Deze mannen, met vérziende blik, met vooruitziende blik. trokken natuurlijk op elkander aan. Zij waren door de zelfde Geest verlicht, hadden ook dezelfde bijzondere gave. Eén hunner, Agabus geheten, stond op in de gemeente en kennelijk verlicht door de Heilige Geest profeteert hij, dat er een grote hongersnood zou komen over de gehele wereld. Daar zal wel mee bedoeld zijn de toenmaals bekende wereld. — En die man kreeg gelijk. Reeds in de jaren 44 tot 47 a 48 is die hongersnood gekomen onder keizer Claudius. Elavius Josefus maakt daar in zijn Antiquitates melding van, als ook de ongewijde schrijver Suetonius. — U begrijpt, dat dit woord, met zoveel klem en geestelijke kracht gesproken, diepe indruk maakte. Dat volk in die gemeente geloofde dat. Dat zou vooral erg zijn voor die beroofde en berooide arme gemeente in Judea, waar het volk alles reeds verloren had. En dan nu nog weer een hongersnood daarover heen, als een Gods oordeel over die stad en die streek, die zo de gemeente Gods vervolgde. Een hongersnood, door grote droogte van drie a vier jaren. Dat zou wat zijn! Men keek met verbijstering deze godvruchte man, Agubus, aan. En dat temeer, toen die droogte kwam en toen de honger inderdaad begon te komen. Arme mensen! Arm volk van Jeruzalem, de moederstad! Arm Judea!

2. Dienst aan broederen

Dewelke ook gekomen is ! Men zou niet een barmhartigheidsleraar in die gemeente hebben als voorganger als onze Barnabas, om het bij die profetie te laten. Eén der kenmerken van he kindschap Gods is de barmhartigheid. Heeft niet de grote en barmhartige Hogepriester als de vijfde zaligsprediking genoemd: de barmhartigheid? „Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden." Wie een plaats krijgt in Zijn koninkrijk, die krijgt van meet af aan iets mee van Christus zelf. Dat wordt een barmhartig mens. Die krijgt medelijden met zijn naaste. Die krijgt ook liefde voor zijn naaste, en wie is hem nader dan die door de band des bloeds van Christus aan hem gebonden wordt. Zij bestaan elkander nader dan de band van „aardse mensen". Nu was dat in Antiochië een goede en een levende gemeente. Barnabas had die goede gemeente van levende lidmaten vermaand, dat zij met een vornemen des harten bij de Heere zouden blijven. Toen zij dan die man, die Agabus, hoorden profeteren, toen besloot elk van die discipelen — naar dat hij vermocht te zenden aan die arme mensen in Judea. Naardat hij vermocht, naar zijn vermogen, zo ver als hij maar gaan kon. En nu was de hongersnood er nog niet eens, maar zij geloofden het woord van die christen, van die profeet, Agabus. Zij geloofden dat woord, die voorzegging van de Heilige Geest. Zij geloofden dat woord der profetie, en daarom gaven zij vast op voorhand. Daar is maar één volk, dat met de toekomst leert rekenen, met de eeuwige toekomst en met de tijdelijke toekomst. En dat is Gods volk. Daar is maar één volk, dat de broeder-

schap kent en erkent en dat is Gods volk.

Zij kennen de broeders, daarginds in Judea, die zij zelfs nooit gezien hebben. Op een grote afstand kennen zij ze, erkennen zij ze, hebben zij ze lief. Dat is de geestelijke band, die ze aan elkaar bindt en zij stellen zich zelf in al het hunne tot dienst van die broederen. Dat is nu werkelijk waar, dat al het hunne ook dat der broederen is. Daar is iets over dat volk van de eerste christengemeente, waar niemand zijn bezit als het zijne beschouwde. AI het mijne is het uwe. Naar dat een iegelijk vermocht. Dat staat daar zo eenvoudig, maar ook zo echt. En dat besloot elk in die grote gemeente. Dat was een besluit des harten. Dat was een besluit waar een hart, een warm kloppend hart, achter stak, dat kwam van binnen uit. De liefde van Christus drong hen. Dat was niet in een grootse opwelling, neen dat was een weloverwogen besluit. En dat nu bij elk in die gemeente. — Ik meen te weten, waar dat vandaan kwam: Van de Heilige Geest, van de Geest der profetie. Want er was nog niets aan de hand. Daar was alleen een woord gevallen van die Agabus. En dat woord was gevallen in een goede, wel toebereide aarde. Waar het wel diepte van aarde had. Neen dat viel niet bij de weg! Neen, dat viel niet op steenachtige bodem. En de barmhartige Geest Gods neigde al die harten tot weldadigheid. Dat waren Gods armen, waarvan de Heere Jezus gezegd had: „De armen hebt gij altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd bij u." En zo werden die harten maar geneigd.

Zijn machtig' arm beschermt de vromen En redt hun zielen van de dood; Hij zal hen nimmer om doen komen In dure tijd en hongersnood. In de grootste smarten Blijven onze harten In de HEER' gerust 'k Zal Hem nooit vergeten Hem mijn Helper heten. Al mijn hoop en lust. Ps. 33 : 10

3. Door de hand der apostelen

„Hetwelk zij ook deden, en zonden het tot de ouderlingen door de hand van Barnabas en Saulus."

Denken en doen, dat is voor veel mensen twee. Tussen denken en doen ligt nogal eens wat tijd. Dat was hier in Antiochië, in die grote gemeente niet het geval. Overigens geen impulsief handelen, alleen onder de indruk van het ogenblik: de profetie van een hongersnood, en dan door één man, Agabus. gedaan. Een hongersnood, die daarna wel een drie a vier jaren zou gaan aanhouden, van 44 tot 48. Er staat niet, dat zij dachten iets te zenden, maar dat zij besloten iets te zenden. Weloverwogen — welbesloten. Dat Godvrezende volk van Antiochië was een vastberaden volk. Zij wisten wat zij wilden. Zij deden wat zij wilden. De daad bij het woord. Zo'n christendom mogen wij! Zij deden en zonden. Twee man zonden zij, namelijk twee, die Jeruzalem en de Jeruzalemse gemeente en het volk van Judea goed kenden: Barnabas en Saulus. Die moesten het vergaderde gaan brengen. Betere mensen kon men niet denken, want zij waren beiden goed mild. Barnabas had één akker eertijds, verkocht die en bracht het geld (niet ten dele!) aan de voeten der Apostelen.

En u weet, hoe mensen als Petrus, die zelfs hun hele .bedrijf met schepen en al er aan gaven, optreden konden tegen mensen als Ananias en Saffira. Ook Saulus was onbaatzuchtig, heeft zijn positie en erfenis er aan gewaagd en maakte tenten om in zijn onderhoud te voorzien en heeft zelfs in een gehuurde gevangenis gewoond.

Dat waren de mensen van geen buidel en male. Bij de ouderlingen brachten Barnabas en Saulus het gegevene. Waarom niet bij de diakenen? Plet ging toch om arme en hongerlijdenden? De diakenen — Stephanus gedood — Filippus gevlucht — zagen wij reeds als een tijdelijke instelling. Maar de ouderlingen waren er wel. Het regeerambt. In dagen en jaren van hongersnood was de verzorging van de hongerenden niet zozeer arme verzorging, als regeerwerk. En die mensen hadden de gaven om met wijsheid en overleg naar de gezinssterkte hulp te verlenen in de vierjarige hongertijd. Dan is vooral wijs-en rechtvaardig beleid nodig. U ziet, dat de ambten wel eens door elkaar liepen in die bewogen eerste jaren van de Christelijke kerk, maar dat onder de krachtige leiding der Apostelen de zaken goed in handen gehouden werden!

Let u er wel op, dat de kerk gesticht is en ontstaan is, niet alleen onder de vervolgingen door: kruisgemeenten, maar ook onder de oordelen Gods door. Had de Heere Jezus niet voorzegd, dat men zou horen van hongersnoden, pestilentiën, aardbevingen? En onder die dingen door is de kerk ontstaan, door de ongunst der tijden heen! Daarom is het zo'n krachtig, zo'n karaktervast volk geweest, dat toen de kerk uitmaakte: zij besloten te geven, wat zij ook deden. Ziet gij, dat belijden een offer der lippen is. maar evenzeer een belijden metterdaad, een offer met de hand? Liet geloof loopt door uw hart, door uw mond, door uw beurs. Zeg mij wat uw offer is en ik zal u zeggen, wat uw geloof is.

Let er wel op, dat de kerk gesticht en ontstaan is onder zulke leidslieden als Barnabas en Saulus. Barnabas een goed man, die het zijne en het hunne aan de hongerigen bracht, een apostel, die diakenwerk gaat doen aan de Jeruzalemse en de Judeese gebrek-en hongerlijdenden. Wat is de beste prediker? Die het zwaarst preekt en het meeste vraagt? Neen, die het best voor armen en hongerigen zorgt. Noemt zo'n man — Joses — Jozef — Barnabas — Zoon der vertroosting! En dan Saulus, een groot theoloog, een groot prediker, ja maar die zelf van de armen leven moest, de man die geleerd heeft gebrek te lijden en die aan de Jeruzalemse en Judeese gemeente brood kwam brengen in hongertijden. Zo kennen wij Paulus maar hier alleen en toen hij aanbood Onesimus-schulden te betalen. Alzo is de ouds ten lijd christelijke barmhartigheid bij gemeente en predikers. Zodat ik maar besluiten wil met Jezus' vijfde zaligspreking: „Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden."

A.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

BARNABAS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's