BARNABAS
(3)
Eu het gerucht van hen kwam tot de oren der gemeente die te Jeruzalem was, en zij zonden Bdrnabas uit, dat hij het land doorging tot Antiochië toe: ewelke daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, verblijd werd, en ze allen vermaande, dat zij met een voornemen des harten bij den Heere zouden blijven; want hij was een goed man, en vol des Heiligen Geestes en des geloofs. En daar werd een grote schare den Heere toegevoegd. En Bdrnabas ging uit naar Tarsen om Paulus te zoeken; en als hij hem gevonden had, bracht hij hem te Antiochië. En het is geschied dat zij een geheel jaar tezamen vergaderden in de gemeente, en een grote schare leerden, en dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen genaamd werden. Handelingen 11 : 22—26
Barnabas op kerkvisitatie
Na de dood van Stefanus te Jeruzalem brak een grote verdrukking uit over de Jeruzalemse gemeente, zodat die mensen verstrooid werden het hele land door tot in Phoenicië, tot op het eiland Cyprus, (waar Barnabas vandaan kwam), en dan ook tot in Antiochië.
De verdrevenen en verstrooiden, een uit elkaar geslagen gemeente spraken echter in de synagogen tot de Joden. En zo werd wat ten kwade tegen hen gedaan was, ten goede gekeerd. De vervolging werkte dus juist verbreiding van de waarheid uit. Het geloof, wat men met geweld zocht uit te roeien, wordt er bij die mensen juist te dieper ingeheid. Wat men niet mag geloven, gaat men doorgaans juist te dieper geloven.
In de verwarring van die tijd zag men ook wee tegen-stromingen optreden. Vluchtten de gelovigen uit Jeruzalem her en der naar het Westen, toch kwamen er weer gelovigen uit Cyrene en Cyprus naar Antiochië. In Antiochië ontmoetten elkaar dus mensen uit Jeruzalem gevlucht, en ook weer mensen, die terugkwamen uit Cyprus en Cyrene. Doorgaans allemaal Jodenmensen, die Christenen geworden waren! De mensen van het (Jeruzalem) en die mensen van der (Cyprus en Cyrene) ontmoetten elkander in de synagoge van Antiochië en predikten tot die Grieks sprekende Joden de Heere Jezus. Het kwam zo maar van Oost en West en ontmoetten elkaar in de Heere.
Verwarde tijden! Maar geen verwarde werking van de Heilige Geest. Een groot getal in Antiochië geloofde en bekeerde zich tot de Heere.
Daar was nog w r at bijzonders. Wij lezen dat het gerucht daarvan kwam in de oren van de gemeente, die te Jeruzalem was. Daar was dan in Jeruzalem, ondanks het feit dat vandaar velen gevlucht waren, ook nog een gemeente overgebleven — de Moedergemeente, met kostelijke leden. Apostelen en ook Barnabas. Zelfs vervolgingen roeien toch een gemeente niet zo gauw uit. Zelfs het geloof, dat vervolgd en aangevochten wordt, krijgt men toch niet weg. Dat is een zaak des Heeren. En nu komt er in Jeruzalem tegenstrooms in een gerucht uit het verre Antiochië, dat in die stad allerlei gemeenten ontstaan waren van vele, vele bekeerlingen. En dan besluit die Moedergemeente met de Apostelen, dat er maar eens een apostel afgevaardigd moest worden om te gaan zien hoe het in die gemeenten gesteld was, om te gaan zien hoe het met hun geloof, de prediking, de sacramenten, de ambten gesteld was. En zij zonden Barnabas, onze Barnabas!
Wie kunnen zij beter zenden dan deze bindende figuur. Wij kennen hem reeds. Een man, uit het Jodendom gesproten, een Leviet, die ook zelf bekeerd was. Weet u zijn naam nog? — Joses. — Die de bijnaam Barnabas kreeg van de Apostelen. — Zoon der vertroosting. — Zoon der profetie. — Zoon der vermaning. Een man vol van de Heilige Geest. Een man vol van geloof. Een man vol van wijsheid. Een bezadigd, wijs en zachtmoedig man. Die moest in al die gemeenten maar eens poolshoogte gaan nenemen.
Een hele reis: gemeenten bezien tot in Antiochië. Geloof onder het volk bezien, beproeven, dat is proeven. Dat is niet ieders werk. Dat is apostelwerk. Prediking beproeven: ook dat is niet ieders werk, ook dat is apostelwerk. Kerkelijk leven, ambtsvervulling, sacramentsbediening bezien, beproeven, proeven. Maar vooral dus het geloof, bij ambtsdragers en leden. Ziet, dat is kerkvisitatie. Barnabas deed dat.
Hij zag vooral de genade Gods. Dat is het rechte onderzoek. Dat is de rechte toetssteen. De genade Gods onderkennen. De menigerlei genade Gods en toch in alle onderdelen: de genade Gods, het werk Gods, naar bijbelse keur, naar geloofsmatige keur. Dat zag Barnabas. En hij werd verblijd. Door de dingen die hij waar nam. Door de dingen waarin hij de werking van het Woord zag. Door de dingen waarin hij de goedheid van Christus smaakte, door de dingen waarin hij de werking van de Heilige Geest merkte. Hij werd verblijd. Dat is de ware keur op de genadewerking, als men daar zijn vreugde in kent. Als men zich daar over verblijdt als het hun welgaat. Als hun zielen welvaren.
„En hij vermaande hen allen, dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven".
Zie, daar hebt ge de bijnaam Barnabas weer: Zoon der vertroosting, zoon der vermaning. Vermaning: Barnabas was geen zoetelijke trooster, maar een vermanende trooster. Bij de Heere blijven hoor. Bij God blijven. Bij de Heere Jezus blijven. Op de Sabbath en in de week. Des morgens, des middags en des avonds. En dat vast voorgenomen. Dat vast voornemen met een innerlijk voornemen, met een voornemen des harten. Bij de kerk, bij de bediening des Woord en der sacramenten, bij de gebeden, ja dat alles, maar dan bij de Heere. Bij de Heere in dit alles. Bij de Heere blijven met een voornemen des harten: dat is blijven bij het Woord, dat is blijven bij de genade, blijven bij het geloof.
Barnabas naar Saulus op zoek
„Want hij was een goed man en vol des Heiligen Geestes en des geloofs. — En Barnabas ging uit naar Tarsen, om Saulus te zoeken; en als hij hem gevonden had, bracht hij hem te Antiochië."
De visitatie en de vermaning van Barnabas heeft door het optreden en door het karakter van deze man een grote schare de Heere doen toevoegen. Dit staat zo tussen de karakterbeschrijving van Barnabas en zijn tocht naar Tarsen ingevoegd.
Wat kan iemands godsvrucht en wat kan iemands karakter, iemands goede aard toch ook een invloed hebben op het volk, ook op de toename van de gemeente. Denkt u in: een grote schare toegevoegd, niet toegevoegd aan Barnabas, maar toegevoegd aan de Heere. Daar gaat het toch maar om hè: niet mensen winnen voor de prediker, maar mensen winnen voor de Heere, voor de gepre-
dikte. De geloofsdiepte van deze man: „vol des geloofs" de geestelijke diepte van deze man „vol des Heiligen Geestes". Ja, dat moet wel een goed man zijn. U leest dat bij mijn weten maar deze enkele keer in de bijbel. Men leest van Mozes, dat hij was een zachtmoedig man, meer dan enig mens. En dan hier bij Barnabas. Wat is dat aangenaam, als iemand van een goede en zachtmoedige aard. Iemand kan een goede en zachte aard hebben van nature, maar toch de genade Gods en de liefde van Christus wekt zo'n gezindheid in een mens. „Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart."
De genade, het Evangelie vernedert en vertedert het hart. Daarom heeft ook Barnabas zo'n oor en oog voor de genade Gods in die gemeente van Antiochië en voor al die gemeenten. Die geen geloof heeft, ontdekt ook geen geloof bij anderen. Maar als iemand vol van geloof is en vol van de Heilige Geest, ja, dan ontdekt hij dat graag, dan zoekt hij dat graag bij anderen en dan verblijdt hij zich in dat geloof. Hoe eer, hoe liever, en hoe meer, hoe liever.
En zo gaat Barnabas dan heen om Saulus te zoeken. Naar Tarsen. Hij heeft eertijds, als eerste in Jeruzalem, Saulus ontdekt, nog maar een jongeling. Toen heeft Barnabas hem entree verschaft bij de Apostelen te Jeruzalem en bij de Jeruzalemse gemeente. Op de voorspraak van de wijze Barnabas heeft nooit meer iemand in de Jeruzalemse gemeente en ook nooit meer iemand van de Apostelen-aan Paulus iets van zijn verleden verweten, zelfs niet in de Jeruzalemse synode, waar op de dingen scherp kwamen te staan.
De kerk leeft nu eenmaal uit de vergeving van zonden. De Heere komt nooit op vergeven zonden terug en de kerk toont ook duidelijk, dat de schuldvergeving door Jezus' bloed voor haar een wezenlijke zaak is.
Intussen is Saulus moeten vluchten uit Jeruzalem, waar zij hem hebben willen doden. Ook daaraan heeft Barnabas meegeholpen. Toen ze van de Jeruzalemse gemeente de jonge Saulus begeleidden tot Ceasarea was Barnabas daar bij. Een jongeling was Saulus toen nog maar. Hij heeft dus ook al jong gepredikt, in Damascus en in Jeruzalem. Toen is hij alleen , pp reis gegaan van Ceasarea naar de Silicisïhe passen, naar zijn vaderstad Tarsen. Sedertdien zijn veertien jaren verlopen, waarin Saulus van jongeling tot man geworden is, de volwassen leeftijd van ± 30 jaar. Dan mocht men in Israël priester worden. Op die leeftijd ging Johannes de Doper prediken, ook de Heere Jezus.
Wat is het, dat Barnabas juist toen het plan opvatte die jongen van toen te gaan zoeken? De stille leiding van de Heilige Geest, Die alle dingen leidt naar Gods raad en ook naar de goede regels van de kerk. Wat is het dat Barnabas die jongen nooit vergat? Barnabas' goede aard? Barnabas' feeling en aanvoelen voor" het geloof, ook als dat nog maar pas ontsloten is? Wat is het, dat Barnabas Paulus gaat zoeken? Waar zit die ergens? Wat is er van hem geworden in die jaren? Zou hij nog leven? Zou hij staande gebleven zijn? Wat is het, dat Barnabas zocht, volhield te zoeken, totdat hij hem gevonden had? De goedheid van Barnabas, het vertrouwen van Barnabas in de genade die Saulus had? W 7 as hem soms bekend, wat de Heere aan Ananias aangaande Saulus geopenbaard had?
Hij vond hem, zo staat er. En hij nam hem mee, naar Antiochië. Hij, die hem één keer leidde tot de Apostelen, zal hem nu leiden lot de heilige dienst. Mensenwerk in Gods werk? Neen, want Barnabas was ook zelf een Apostel. Gods leiding door de handen van mensenleiding, ja, maar een mensenleiding zachtmoedig, wijs, gelovig en vol des Heiligen Geestes. Zo kan God soms mensen gebruiken als Barnabas, bij en in Zijn roeping, tot het ambt.
Want Sion is van God begeerd 't Wordt met Zijn woning hoog vereerd; Hier, sprak Hij, die het al beheert. Hier zal Ik wonen naar Mijn lust. Hier is in eeuwigheid Mijn rust.
'k Zal Sions, 'k zal der armen spijs Hier zeeg'nen op de ruimste wijs. Hier zal Ik, Mijnen naam ten prijs, De priesters met Mijn heil bekïeên. En 't volk doen juichen wel te vreên. Psalm 132 : 9 en 10.
Barnabas met Saulus leraar te Antiochië
„En het is geschied, dat zij een geheel jaar te samen vergaderden in de gemeente, en een grote schare leerden, en dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen genaamd werden."
En het is geschied. Ja, dit is geschiedenis, heilsgeschiedenis. Die instituering van de eerste zendingsgemeente. Saulus is zo maar niet in Antiochië komen wonen, maar hij is er in het werk betrokken en dat samen met Barnabas. Het is een blijk van Barnabas' goedheid, dat hij de jonge Saulus in het werk betrok. Het werk en de zaak van Gods koninkrijk is nooit op één mens en ook niet op een méns gericht, 't Is de kerk des Heeren, 't is de gemeente des Heeren, die nooit aan één mensen gebonden is. Er ook niet naar genoemd mag worden! Hier dus een oudere en een jongere, samen in het werk. Dat staat er zo echt bij ingevoegd. De gemeente werd vergaderd door hen beiden, niet een gemeente van Saulus en één van Barnabas. En zij waren ook samen vergaderd met en in de gemeente. Dat is echt iets van Christus, die Zich een gemeente vergadert uit alle delen der stad en her en der rond de stad. Dat is ook echt het werk van de Heilige Geest, Die Zich eveneens een gemeente vergadert, Dit werk van die beiden is dus een van de
Dit werk van die beiden is dus een van de Heere gezegend werk. Twee man in één getouw: een jongere en een oudere en dan maar samen optrekken. Barnabas heeft er Saulus bij gehaald, helemaal ver uit het Noorden — en hij zal straks door Saulus overvleugeld worden. Dat neemt hij graag. Dat neemt hij rustig. Mooi beeld, hoe het in de kerk behoort te zijn. Dat de een de ander uitnemender acht dan zichzelf, 't Geeft toch niet, als de één meer gaven heeft dan de ander, het beter doet dan de ander, dieper graaft dan de ander, meer zegen op zijn werk heeft dan de ander, meer aanhang heeft dan de ander. En het geeft toch niet, als wij dan die ander zijn. God geeft tenslotte aan ieder zijn gaven. En Hij geeft aan niemand alle gaven.
Zij leerden een grote schare. Leren! De preek moet lering zijn. Niet preken wat zij al weten, of wat zij begeren te horen, maar lering. De leer des Heeren. De leer van het koninkrijk. De leer der zaligheid. Zij zullen dat wel in allerlei synagogen, in allerlei kerkerken gedaan hebben.
Wat hebt u geleerd? Wat leert gij per zondag. Zo deden zij het een heel jaar. Hoeveel jaar hebt u dat onderwijs al genoten? Zijt gij thuis in de grondstukken van het koninkrijk Gods?
„En het is geschied dat de discipelen het eerst te Antiochië „christenen" genoemd werden. Tevoren werden zij Nazareners of Galileërs genoemd. Misschien is dit een scheldnaam, maar het werd de erenaam. Nooit was iemand naar God genoemd, of het moet zijn mede Godsnaam in de eigennaam. Welk een eer voor Christus, dat alle gelovigen naar Hem genoemd zijn. Een veelvoudige dank voor Zijn bloedoffer. Maar ook welk een eer voor gelovigen, om naar Hem genoemd te mogen zijn. In Zijn Naam zijn zij allen gedoopt. En als zij door het geloof Zijner zalving deelachtig zijn, dan mogen zij Zijn naam dragen. Die eer is Antiochië, de gemeente van Barnabas en Paulus het eerst te beurt gevallen.
Rest ons de beantwoording van de vraag: Worden ook wij christenen genaamd? En met waardigheid? Amen.
A.
W. L. T.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's