KLEINE KRONIEK
Dr. A. van Brummelen
Vorige week, 5 juni, promoveerde ds. A. van Brummelen, predikant te Huizen, aan de Rijksuniversiteit te Utrecht tot doctor in de Godgeleerdheid. Dat komt onder ons niet alle dagen voor. Vandaar dat we er in deze kroniek uw aandacht voor vragen. En tegelijk de gelegenheid aangrijpen om de „jonge" doctor van harte geluk te wensen met dit behaalde studieresultaat. Ds. van Brummelen behaalde zijn doctorstitel na verdediging van een proefschrift dat de titel kreeg „Het praktischtheologisch onderwijs van J. J. van Oosterzee".
Wie was J. J. van Oosterzee?
De volgende gegevens over Van Oosterzee ontleen ik aan wat ds. van Brummelen zelf over hem schreef in een artikel van 1969 in Theologia Reformata met als onderwerp „De tijdpreken van J. J. van Oosterzee". Van Oosterzee werd op 1 april 1817 te Rotterdam geboren. Hij studeerde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht vanaf 1835. In 1841 begint hij zijn predikantenloopbaan in Eemnes-Binnen. Gaat dan in 1843 naar Alkmaar en wordt in 1844 predikant te Rotterdam, alwaar hij achttien jaar verblijft. In 1863 spreekt hij zijn inaugurele rede ( = intreerede) uit als hoogleraar in de theologie aan de RU te Utrecht. Negentien jaar lang werkt hij daar. Op 29 juli 1882 overlijdt hij tijdens een kuur in het Duitse Wiesbaden. Prof. van Oosterzee is bekend om zijn homiletische talenten. Als hij preekt, zitten de kerken overladen vol. Bekend van hem zijn de verdelingen in zijn preken, het preken van punten. Ik heb weieens horen vertellen dat zijn puntenverdelingen door vele predikanten in later jaren zijn overgenomen. Ds. van Brummelen meldt dat trouwens ook in zijn proefschrift. Hij heeft een aantal prekenbundels onderzocht die verschenen zijn in de jaren na Van Oosterzee en dan blijkt daaruit duidelijk zijn homiletische invloed.
Het proefschrift
Ds. van Brummelen heeft zijn proefschrift in drie gedeelten opgezet. In een eerste deel (Inleidend deel) geeft hij een levensschets van prof. dr. J. J. van Oosterzee en geeft diens plaats aan in het geheel van de theologische en geestelijke stromingen in de kerk en daarbuiten in de 19e eeuw. Het tweede deel (Beschrijvend deel) bevat een uiteenzetting van Van Oosterzee's praktisch-theologische arbeid. Hij bespreekt daarin Van Oosterzee's visie op de homiletiek (= de predikkunde), de liturgiek (= leer van de liturgie), de catechetiek, de poimeniek (= de theorie betreffende de herderlijke zorg, het pastoraat), de halieutiek (= leer aangaande zending en apostolaat). Het is vooral in dit tweede deel dat we veel leerzame lessen kunnen vinden met name voor hen die in de dienst der prediking gesteld zijn. Het proefschrift wordt dan besloten met een beoordeling en waardebepaling van een en ander (Kritisch deel). Bij zijn proefschrift is een samenvatting in het Duits. Ook heeft ds. van Brummelen 17 stellingen aan zijn dissertatie toegevoegd. Daarover straks.
Enkele treffende citaten
We kozen uit het deel dat u als lezers het meeste zal interesseren, namelijk dat over de prediking, enkele stukken die u een indruk geven van deze studie. U zult af en toe wat struikelen over voor u geleerde woorden. Dat moge u toch niet verhinderen gewoon door te lezen en te trachten iets van de zin te vatten. Wie ds. van Brummelen uit zijn prediking en geschriften kent, die kan merken dat hij ook zelf de soms rake adviezen van Van Oosterzee ter harte heeft genomen en in praktijk poogt te brengen. We weten dat de prediking van het Woord het hart van zijn ambtswerk vormt. Hier volgen dan enkele citaten.
Over de prediking geeft dr. van Brummelen o.a. de volgende raadgevingen door onder het hoofd „Richtsnoer":
Met het hoogste recht wordt aan de stof der leerrede vóór alle dingen de eist gesteld, dat die bijbelsch zal zijn, d.i. „dat de leerrede zich aansluite aan een woord der Schrift, den inhoud daarvan verklare en ontvvikkele, en met den zuiveren geest der Schriften, inzonderheid des Nieuwen Verbonds, doorvoed en doortrokken zij". Dit is een fundamentele stelling in de homiletiek van Van Oosterzee. Wel is de Heilige Schrift oorspronkelijk niet tot een tekstboek voor predikers bestemd. Maar het eigenaardig karakter van de bijbel, als oorkonde van Gods heilopenbaring in Christus, verheft hem tot een geheel enige rang en maakt hem, meer dan enig louter menselijk boek, tot prediking van het evangelie geschikt. Schaf het tekstgebruik voorgoed af, en ge plaatst de losbandigheid op de troon en de willekeur op de kansel. Nu mag het tekstgebruik uiteraard niet pro forma geschieden. De tekst is de hogere macht, waardoor de preek geheel wordt beheerst. Zijn inhoud moet daarom in de preek, zoveel nodig en mogelijk, verklaard en ontwikkeld worden. Het Schriftwoord is de wortel en de kiem, waaruit de plant der preek zich natuurlijk en wettig ontwikkelt.
Wij zien hier een pleidooi voor exegese in de preek. Overdrijving daarvan is beter dan algehele verzaking. Er ligt een diepe zin en recht in de eis, dat het semietische der Heilige Schrift japhetisch zal worden overgebracht. Wil de preek werkelijk bijbels zijn, zo bedrijve de homileet exegese van de tekst en ontwikkelde deze in de geest der Schriften.
Na erkenning van het locale en temporele in de tekst, brenge men de eeuwige waarheid daarin vervat voor het voetlicht. De preek mag dus niet enkel, maar móet zelfs in sommige gevallen meer bevatten, dan in de letter van de tekst is begrepen, maar ook dat surplus moet met de grondgedachte, waaruit het tekstwoord voortkwam, in overeenstemming zijn.
Toepassing
Onder het hoofd „Applicatie" komen we o.a. het volgende tegen: „De prediker moet voortdurend letten op de behoefte van de gemeente, wil de prediking niet in de lucht klinken. Daartoe is vereist, dat de persoonlijke stemming of voorliefde de tckstkeuze niet bepaalt, maar veeleer de situatie van de gemeente. Van Oosterzee onderscheidt allereerst algemene behoeften van élke gemeente door alle tijden dezelfde. Hier wordt gedacht aan ons mens zijn, ons zondaar zijn, sterveling zijn. Tevens aan die algemeen menselijke trekken die alom uitkomen in dorp of stad. Dientengevolge moet iedere voorganger nu eens wijzen op de veroordelende kracht der wet, dan weer op de liefelijke troost van het evangelie. Met wijze afwisseling dienen wij allen alles te worden, opdat wij althans enigen mogen behouden. Dit veronderstelt geenszins dat wij de gemeente als liedsvrouw moeten kiezen. Want de behoefte der gemeente is heel wat anders dan haar dikwiils zeer zonderlinge en wisselvallige smaak. Het prediken overeenkomstig de wil der gemeente is in beginsel evenzeer af te keuren. De echte man Gods spreekt naar het hart, daarom nog niet naar de mond van Jeruzalem. De hoogste ambitie moet blijven in de conscientie geopenbaard te zijn.
Hierbij diene wel de aantekening, dat de vatbaarheid van de prediking met het oog op de gemeente zeer belangrijk is. Het woord van de voorganger moet zoveel mogelijk onder het bereik der grote menigte vallen, zonder dat het echter yervelend voor de meest of onverstaanbaar voor de minst ontwikkelden wordt.
Behartigenswaardig is de opmerking: eerst waar het ons bovenal te doen is, niet om bewonderd, maar om waarlijk verstaan en begrepen te worden, zal onze prediking ook dat karakter van hartelijkheid en ernst kunnen dragen, waardoor de toehoorders met blijde zekerheid voelen, dat het ons waarlijk om de eer van God en de zaligheid der zielen te doen is.
In de tweede plaats komen de bijzondere behoeften der gemeente in aanmerking. De ene gemeente is de andere niet. Er is onderscheid tussen een stadsgmeente en een dorpsgemeente. Hier heerst welvaart, ginds armoede. Bij deze uitwendige verschillen komen als vanzelf die in kennis, geloof en geestelijk leven. De waarheid is overal en altijd dezelfde, maar de houding en verhouding, waarin de gemeente tegenover de waarheid zich plaatst, loopt hier en elders niet weinig uitéén. Natuurlijk wete men de maat in de applicatio. In Laodicea behoeft men niet tegen overdreven godsdienstijver te velde te trekken. Ook hoede men zich in kleine gemeente alles van de kansel te doen horen. Zoveel mogelijk moet men alles zien, maar niet tonen alles te weten. Dit spreken naar bijzondere behoeften is de weg tot de gewenste verscheidenheid in de prediking.
Een derde wijze van applicatief prediken is die voor ogenblikkelijke behoeften. Hier denkt Van Oosterzee aan de behoefte van het eigenaardig tijdperk, als van het bijzonder tijdstip, waarin het woord wordt gesproken. Actualiteit is een hoofdwet der prediking. Een van de redenen, waarom een goede preek op zichzelf geen enkele resonans nalaat, schuilt vaak in de tijdloosheid van de preek. De prediker verhoude zich tot zijn tijd en de tekenen daarvan gelijk het schip tot de zee: er in, en toch er boven. Daarvoor is nodig evenwicht cn objectiviteit, die behoedt zowel voor oppervlakkig optimisme als voor kleingelovig pessimisme. Ais men in de beek slechts kikkers hoort kwaken, dan volgt hieruit nog niet, dat er volstrekt geen vissen zijn. Ieder tijdstip moet gebruikt worden als achtergrond voor een bijbelse boodschap, uiteraard van christelijk standpunt.
De prediker moet telkens een wijze keuze doen uit de genoemde behoeften. De leerschool tot zulk een applicatief prediken is eenvoudig. Zelfkennis, evangeliekennis cn mensenkennis, met bepaalde toepassing van deze laatste op de gemeente, die hij dient. Hier dient de poimeniek de homiletiek, terwijl tevens informatie van betrouwbare voorgangers op deze standplaats van groot nut kan zijn.
Soorten prediking
Onder het hoofd „Differentiatie" geeft dr. van Brummelen de visie van Van Oosterzee op de verscheidenheid in stoffen voor de preken. Daaruit lichten we voor u dit citaat:
De feestloze helft van het kerkelijk jaar heeft de bestemming om de vrucht van het opnieuw verkondigd heil in Christus te vermeerderen. Vrije teksten en onderwerpen, zowel voor de zondag, als voor weekgodsdienstoefeningen trekken hier allereerst onze aandacht. Een plan van werkzaamheid regele ook dit deel van het kerkelijk jaar. Wijze tekstkeuze is vooral nu zaak. De ware tekst is die, welke God ons in 't verborgen geeft, wanneer wij met de noden van ons hart en onze gemeente ons voor zijn heilig aangezicht stellen. Een verlichting ten aanzien van de tekstkeuze is een vervolgreeks van preken, die grondige bijbelkennis bevordert. Daarbij dient de onderscheiding woord-en zaak-
vervolgstoffen. De eerste is de lectio continua van enig bijbelboek, de tweede een lectio selecta van plaatsen in de Heilige Schrift, die ten aanzien van een bepaald thema samenhangen. Een goede vinding is in dit alles zeer dienstig, gescherpt als ze wordt door intuïtie, kennis en oefening.
Hulpmiddelen daartoe zijn gezette bijbelstudie met de pen in de hand, homiletische adversaria, terwijl het ook ons meermalen gelukken zal in een reeks van schijnbaar onsamenhangende verzen een gesloten geheel te ontdekken, dat ons een bruikbaar thema biedt. Langs deze weg zal het ons gelukken ook voor de weekdiensten allerminst verlegen te staan. Van Oosterzee verdedigt deze met nadruk. De leerrede dan te houden moet minder een oratorisch dan wel een didactisch karakter vertonen, aan geregelde Schriftverklaring gewijd en niet bij voorkeur ten behoeve van de minst, maar van de meer ontwikkelden ingericht. De kern van de gemeente bezoekt dan de kerk en zo zal de vveeksamenkomst een vormende waarde kunnen hebben voor het geloofsleven. Wij mogen dan zeker wel vaste spijs geven, getrouw aan de raad van Claus Harms: „die in de week opkomen, zijn de oudste, trouwste vrienden van het huis Gods, die in Zijn Woord hun grootste vermaak hebben".
Catechismusprediking
Daarover wordt o.a. als Van Oosterzee's mening doorgegeven:
Wat aangaat de prediking over de Heidelbergse Catechismus — Van Oosterzee betreurt het, dat de catechismusprediking in onbruik is geraakt. Hij acht het geheel ten onrechte, temeer omdat de catechismus zulk een uitnemend leerboek is. Niet alleen evangelisch en praktisch, maar zelfs tot zekere hoogte tamelijk irenisch. Gezonde catechetische prediking behoedt de gemeente voor menig ziekteverschijnsel, komt tegemoet aan het niet geringe bezwaar elke zondag twee geheel vrije stoffen te moeten voorbereiden. Hij breekt een lans voor een verantwoorde catechismuspreek, die de homiletische wetten eerbiedigt. De inhoud, omvang en loop van deze prediking zal zoveel mogelijk door liet onderwerp en de eigenaardigheid der afdeling moeLen worden bepaald, die aan de orde is. Het komt daarbij vooral op klaarheid en juistheid van dogmatische voorstelling aan, ten bate van de praktische zijde der zaak, die ongetwijfeld gezegend kan werken, wanneer zij con amore wordt behandeld.
Enkele adviezen voor dc inrichting van de catechismusprediking zijn: beknoptheid, stilzwijgende correctie van het leerboek verkieselijk boven dadelijke polemiek; samenvoeging van verwante afdelingen. Voortdurende vernieuwing van schets en voortgezette meditatie houden wakker en fris. Men bestrijde bij zichzelf traagheid en sleur en wete ook deze voorstelling der oude waarheid boeiend en belangrijk te maken, ook door haar in verband te brengen met de behoeften van de tijd. Vergelijking van goede modellen met ons éigen werk èn een persoonlijke band met Christus zelf — dat is de weg om de waardering van de catechismus te doen 'toenemen.
In zijn eigen catechismuspreken heeft Van Oosterzee dit ideaal werkelijkheid laten worden. In zijn autobiografie vermeldt hij, dat hij ze geschreven heeft om zowel de vaderlandse kerk, als haar aanstaande herders en leraars naar vermogen, nuttig te zijn. Hij acht zelf de uren aan de behandeling van de catechismus gewijd „de schoonste en nuttigste, op de gewijde leerstoel gesleten" en oordeelt dat vooral in zijn tijd de catechismuspreek een eerste behoefte is.
Separerend element in de prediking
Daarover klinkt Van Oostcrzee's visie o.a. als volgt:
Van Oosterzee erkent het recht der bedenking tegen een te speciaal doorgevoerde toepassing aan verschillende soorten van gemeenteleden, de zogenaamde klassificatiemethode. Zij heeft verzet opgeroepen door al te verfijnde analyse, die bovendien nog gebrekkig werd ingericht — maar de stem der gemeente, die doorgaans een afzonderlijke toepassing wacht en verlangt, heeft ook recht van spreken. Wij merken op de voorkeur voor een toepassing op het einde van de preek. In ieder geval, om het even of men daaraan al of niet een afzonderlijk rededeel toewijdt, de algemene waarheid, naar de Schrift verkondigd, eist haar bijzondere toepassing.
In ieder geval bestede de homileet zorg aan de toepassing. De toehoorders hebben niet de vatbaarheid van het verstand of de gemoedsgesteldheid zelf de toepassing te maken. Toon en gang der rede klimme hier en concentrere alle kracht zoveel mogelijk op één praktisch punt. Dit kan op méér dan één manier gebeuren. Wij denken aan een samenvatting in één aangrijpende slotvermaning: door middel van enige wettige gevolgtrekkingen van praktische aard uit het verhandelde afgeleid: door enige vragen in overeenstemming met het onderwerp tot de toehoorders te richten; of hen op andere wijze behulpzaam te zijn om door een diepere blik in eigen hart en leven de toepassing op zichzelf te laten maken. De variatie hierin nodig kan soepel gevonden worden, wanneer de toepassing bepaald op deze leerrede als geheel terugslaat en niet op een onderdeel daarvan. Dan is het onmogelijk dezelfde applicatie achter meer dan één preek te gebruiken.
Wat nu de bestanddelen der toepassing betreft
— hier moet geen dwangjuk gebruikt worden; etzij vloeiende overgang van explicatio in applicatio, zodat geen vreemd element daartussen schuift. Geen gemis van iets onmisbaars, maar ook geen homiletisch hors d'oeuvre. Breng slechts de algemene waarheid zo dicht mogelijk tot gemoed en geweten der hoorders. Daaruit volgt, dat iedere waarheid zich verschillend laat toepassen. Van Oosterzee stipuleert, dat men onderscheiden prediken zal; niet alle hoorders op dezelfde wijze dient te behandelen.
Hier wordt de noodzaak van separatie erkend, maar binnen redelijke grenzen toegepast. Vraagt men naar de orde van deze homiletiek: het ontdekkend element ontbreke niet. Natuurlijk is de gang niet altijd eerst een woord tot onbekeerden, dan tot heilbegerigen, eindelijk tot gelovigen. Wijziging is daarin mogelijk, maar het blijve vaststaan: dat men anders zal spreken tot degenen, die nog niet, en anders tot degenen, die reeds de weg der gerechtigheid kozen. Een zeer wezenlijk doel der toepassing is juist dit hemelsbreed verschil in het volle licht te doen treden, en de grote schare van weifelenden tot een besliste keuze te leiden. Men bewege beurtelings door de schrik en de liefde des Heeren tot het geloof.
Voorts mag in de toepassing de bestraffing niet ontbreken, maar dat moet wel bedachtzaam gebeuren om niet te verbitteren, waar men verbeteren wil. Bestraffing geschiede niet met het noemen van een naam, noch wettisch en nooit zonder een evangelische toon. Fijnzinnige ironie, een beschamend verwijt, het zijn betere middelen dan een voortdurend dreigen met hel en verdoemenis. Evenzo moet de toepassing natuurlijk opwekkend en uitlokkend zijn, zodat de bedenkingen van het ongeloof daarin worden tegengegaan. Maar ook is nodig een woord van besturing voor de nieuwe mens in Christus, die terecht wil opwassen in de kennis en de genade des Heeren. De ascetiek moet meer tot haar recht komen. Men hoort zich wel onophoudelijk opwekken, maar ontvangt te weinig aanwijzing, hoe werkelijk verder te komen. De weg verlangt duidelijk afbakening. In dit bestek gaat het niet om een breed geheel van allerlei hulpmiddelen der godzaligheid; op een enkel hulpmiddel, mits opgevat in al zijn diepte, kan soms alle nadruk worden gelegd. In dit punt verdient nog een vermelding het oude werk van Ew. Kist, Beoefeningsleer.
Een woord van vertroosting verdient in de applicatie ook behartging. Vele gemeenteleden immers verkeren onafgebroken in veel lijden. Het gaat om de juiste dosering van de troost. Niet uitsluitend eschatologisch oefenend, maar ook heiligend in de smart. Vooral vergete men nimmer te vermelden, dat aan het genot van troost een onveranderlijke voorwaarde altoos is verbonden, die van geloof en bekering.
Eindelijk — het besluit van de preek verdient nauwkeurige overweging. De peroratie is de antipode der inleiding, en daarom aangrijpend en treffend. Het moet wezen het jubelend slotaccoord van de symphonie. Ook geldt het adagium: variis modis bene fit. Het werke op het amen van de toehoorder; bij voorkeur stil wegstervend of met aanhaling van een verheven uitspraak, doch nooit het schoonheidsgevoel teleurstellend of kwetsend. Het beste besluit is dat, waarop de Heere van de hemel zijn ja en amen uitspreekt.
Stellingen
Ik schreef al dat, naar gebruik, ook ds. van Brummelen aan zijn proefschrift een aantal stellingen heeft toegevoegd. De meeste zijn van louter wetenschappelijke aard. De laatste drie spreken u en mij wellicht het meeste aan. Stelling 15: „De christelijke gemeente leeft voortdurend temidden van de dreiging van drie gevaren: een orthodoxistische verstening, een secularistische vervloeiing en een gnosticistische ontvluchting van het Woord Gods". Stelling 16: „Aanplant van bomen moet worden bevorderd: overproductie van boeken tegengegaan." Stelling 17: „Terecht ziet Goethe in de hoeveelheid straatvuil op de openbare weg een maatstaf ter beoordeling van de plaatselijke overheid".
Slot
Ik begon met te zeggen: het komt niet alle dag voor dat een predikant uit onze kring de doctorstitel in de theologie behaalt. Dat heeft, denk ik, velerlei oorzaak. Eén van de redenen kan zijn, dat het werk in de gemeente veel tijd en aandacht opeist. De gemeenten zijn veelal groot, prediking en catechese en pastoraat slokken de meeste tijd op. Toch blijft het nodig dat de studie in de pastorie wordt voortgezet. De gemeenten gunnen hun predikanten daarvoor weieens al te weinig tijd. Nu hoeft niet ieder te promoveren. Niet ieder kan dat en wil dat. We zijn daarom dankbaar dat ds. van Brummelen met zijn studie tot dit einde heeft mogen brengen en dat hij temidden van zijn werk in de gemeenten heeft mogen doorzetten en de volharding ontving om zover te komen. We hopen dat hij temidden van de kerk die hij met het Woord mag dienen tot rijke zegen mag zijn, ook met de gaven van hoofd en hart.
Tenslotte: wie belangstelling heeft om het proefschrift van dr. van Brummelen te kopen en te lezen die melde zich bij de schrijver zelf. Adres: Oranje Weeshuisstraat 1, 1271 Huizen (Nh). De prijs bedraagt ongeveer ƒ 35, —. Voor belangstellende lezers zeer aanbevolen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's