De Nederlandse Geloofsbelijdenis
(16)
Artikel VIII (vervolg)
"De Vader is de oorzaak, oorsprong en het begin van alle dingen zowel zienlijke als onzienlijke." Welke is de "onmededeelbare eigenschap van de Vader, wat kan de Vader niet met de Zoon of de Geest delen? De Vader is van Zichzelf, en bestaat door Zichzelf. Hij is de oorsprong, de oorzaak, het begin van alle dingen, zowel zichtbaar als onzichtbaar. Dat ligt in de Vader-naam zelf reeds besloten: uit de Vader is alles ontstaan. Hij verwekt, Hij doet voortkomen.
Hoe mogen we de Vader-naam horen klinken? Allereerst is de Vader de eeuwige Vader van de eeuwige Zoon. God de Vader heeft — om te beginnen — maar één Kind. De Zoon van Zijn eeuwige liefde. Hiervan horen we Christus op aarde getuigen, wanneer Hij de discipelen met anderen samen leert te zeggen: Onze Vader", en Hij zelf spreekt op geheel enige wijze "Mijn Vader". "Daarom zochten dan de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat brak, maar ook zeide, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelf aan God gelijk makende.' (Joh. 5 : 18). Vooral in het Johannes-evangelie horen we van deze geheel enige band: an geen schepsel is God Vader, zoals Hij het is van Zijn eniggeboren Zoon. Hierin is de Vader bovenal oorzaak, oorsprong, begin te noemen: ls de Vader van de Zoon. "Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd", in deze woorden wordt het eigenlijke werk van de Vader uitgesproken, in het eeuwige genereren, voortbrengen van de Zoon, het uitgesproken Woord van de Vader. Dat bij God is, dat zelf God is.
Van hieruit komt dan naar buiten toe het vaderschap van God openbaar in de schepping, vooral van de mens. Bijzonder horen we van God als Vader van zijn volk Israël: ...ben Ik dan een Vader, waar is mijn eer? " (Mal. 1 : 6), en als Vader van dc nieuwe schepping in Christus, wanneer aangenomen kinderen door de Geest roepen: Abba, Vader!"
"De Zoon is het Woord, de wijsheid en het beeld van de Vader". Dit is de "onmededeelbare eigenschap van de Zoon, hierin verschilt dc Zoon van de Vader en de Geest: Hij is het Woord van de Vader. In de Zoon spreekt de Vader zich uit: het Woord is God, het Woord is bij God. De Vader houdt het Woord bij Zich, en spreekt Zich uit in het Woord, dc Zoon. Zo leren wij God kennen als de sprekende God, en zijn we geroepen tot de levenslange oefening van het
horen: 'Merk op, mijn ziel, wat antwoord God ti geeft". In de Zoon ontmoeten wij Jiet uitgesproken Woord van God. Wanneer in de volheid van de tijd het Woord van de Vader vlees wordt, ons vlees en bloed aanneemt, dan klinkt het vanuit de hemel: "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb: hoort Hem!" Hoger dan het horen klimmen wij hier op aarde niet. Onderweg i-n de woestijn wandelen we met Israël door geloof, en niet door aanschou-, wen. Er is geen aanschouwen dan van de enkele eenvoudige tekenen van het water en het brood en de wijn: ten diepste niets anders dan het zichtbaar geworden Woord. Verder dan het horen, het luisteren, het zich met hart en ziel luisterend overgeven aan het Woord van de Vader, Jezus Christus, komen we niet... Maar dan horen we ook werkelijk, hoe de Vader in de Zoon Zich uitspreekt...
De Zoon is ook de Wijsheid van de Vader, De Zoon is als de Wijsheid eeuwig, en zegt van zichzelf: Toen was Ik een voedsterling bij Hem. en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te allen tijde voor Zijn aangezicht spelende." (Spr. 8 : 30)
De Zoon is ook het Beeld van de Vader. De Zoon lijkt sprekend op de Vader. Déze Zoon op déze Vader. Hij is echt een Kind van Zijn Vader. Hij is het Beeld, het beeld van de onzichtbare God: wie Hem ziet, heeft de Vader gezien. Hij is het uitgedrukte beeld van Gods zelfstandigheid!
"De Heilige Geest, de eeuwige kracht en mogendheid, uitgaande van de Vader en de Zoon." Dit is de "onmededeelbare eigenschap" van de Heilige Geest: Hij is de kracht, de eeuwige kracht en het vermogen, uitgaande van de Vader en de Zoon. Tegelijkertijd een kracht, die een persoon is Zoals Hij genoemd wordt de Trooster. De kracht van de Geest is veelvormig, is als de wind, als de adem, levenschenkend, levenscheppend.
Op deze wijze kunnen we het verschil tussen de drie Personen omschrijven, maar niet zonder tegelijk uit te spreken:
Alzo nochtans, dat dit onderscheid niet maakt, dat God in drieën gedeeld zij, aangezien de Heilige Schrift ons leert, dat de Vader en de Zoon en de Heilige Geest elk zijn zelfstandigheid heeft, onderscheiden door haar eigenschappen; doch alzo dat deze drie Personen maar één enig God zijn." Wanneer wij over de drie personen spreken, over het onderlinge verschil, keren we van daaruit terug naar de eenheid. "Als ik de eenheid Gods bepeins, word ik omschenen door drieërlei licht; wanneer ik mij richt op deze Drie, word ik teruggeleid naar dc eenheid Gods" (Gregorius van Nazianze). Ieder van de drie personen heeft zijn zelfstandigheid, ieder zijn eigenschappen, maar samen: één God!
Een énig God! Deze belijdenis klinkt met nadruk, wanneer we belijden de "eigenschappen" van God. Wanneer we uitspreken "God is eeuwig" dan bedoelen we niet alleen God de Vader, maar ook de Zoon is eeuwig, ook de Geest is eeuwig. Zo geldt het van alle eigenschappen: onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvardig, goed. W r e kunnen nooit té lang bij één van de drie personen afzonderlijk stilstaan in het leven van het geloof, in onze gebeden, in onze lofprijzing, zonder daarbij steeds ook terug te keren tot de éne bron! In het bevindelijke leven wordt wel een zekere orde aangebracht, een zekere volgorde in het leren kennen van de drie Personen. Er wordt dan gezegd, dat wij eerst te maken krijgen met de Vader, en het goddelijk recht. Wij hebben immers tegen de Vader gezondigd, we zijn in het paradijs van God de Vader afgevallen. Is het echter vanuit het verbond der genade gezien niet veel meer dan wij staan tegenover de drieenige God. Wij zondigen tc-gen de God des verbonds, in wiens driemaal heilige Naam wij gedoopt werden. Hebben wij niet in onze totale verlorenheid te maken met de drieengie God, buiten Wie wij het leven gingen zoeken? Wij mogen de drie Personen onderscheiden, maar niet uitdrukkelijk gescheiden houden. In de veelheid hebben wij altijd door te dringen naar de éne bron, de éne God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Wij kunnen ook niet de ene Persoon meer eer geven dan de ander. Er is een eenheid in God, die zijn afglans bij ons daarin vindt, dat ons hart — zo verdeeld, zo mateloos onrustig — wordt samengevoegd en verénigd tot de vreze van Gods Naam. Dat is het geheim van de vreze des Heeren, de drieslag van geloof, hoop en liefde in het ene wonder van de vreze Gods.
"Zo is het dan openbaar, dat de Vader niet is de Zoon en dat de Zoon niet is de Vader; dat ook insgelijks de Heilige Geest niet is de Vader noch de Zoon." Er is de spreiding in de eenheid vanwege de liefde in het wezen van God. God is Liefde!
Er is dc worsteling om de juiste woorden te vinden vanwege het geheim, dat niet geschonden mag worden: "Intussen, deze Personen, zo onderscheiden, zijn niet gedeeld noch onderling vermengd." De drie Personen zijn onderscheiden van elkaar, maar toch niet gedeeld, zo, dat ze los van elkaar zouden kunnen bestaan. Tegelijkertijd ook weer niet zo aan elkaar verbonden, dat zc ondereen vermengd zijn.
Zo is er een heen en weer gaan, van de eenheid naar het meervoud en van de veelheid weer terug naar de eenheid. Anders kunnen we ook niet spreken, wanneer het geheim van de levende God ter sprake komt.
"Want de Vader heeft het vlees niet aangenomen noch ook de Heilige Geest, maar alleen de Zoon." Het is alleen de Zoon, Die kan zeggen: ...en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid." (Openb. 1:18). Alleen God de Zoon heeft ons vlees aangenomen, en dat betekent voor ons mensen: ij leren de Vader kennen door de Zoon, wij ervaren het werk van de Heilige Geest daarin, dat deze het leven uit de gestorven en opgestane Christus neemt, Die is God de Zoon in het menselijke vlees.
"De Vader is nooit zonder Zijn Zoon, noch zonder Zijn Heilige Geest geweest,
want zij zijn alle drie van gelijke eeuwigheid in eenzelfde wezen." Opnieuw de beweging van de veelheid terug naar de eenheid. Deze beweging is het, die de vreze des Heeren kenmerkt en die een doorgaande beweging is in het kennen van de levende God, zoals Hij zich heeft geopenbaard. Het is dan ook niet meer dan een samenvatting — om niet geheel te zwijgen — wanneer tenslotte beleden wordt:
"Daar is noch eerste noch laatste, want zij zijn alle drie één in waarheid, in mogendheid, in goedheid en barmhartigheid." Zo horen wij een loflied klinken in de belijdenis van de drieënige God. Hierin is niets dwingends, niets is als een wet opgelegd: we moeten in de drieëenheid geloven. Hierin is ruimte en leven, want hier is de eigenlijke en enige bron van de liefde geopend. Van alle liefde, in hemel en op aarde. Ze is echter niet van de aarde, ze daalt daarop neer als de regen van de hemel. God is liefde!
Zoals die avond, toen we terugvlogen van Eilat naar Tel Aviv. De zon ging onder boven de woestijn. En de wolken, ze werden van bovenaf verlicht door de ondergaande zon. Dat gaf kleuren en tinten, vormen en vergezichten, zoals op aarde niet zichtbaar zijn. Om deze glans der eeuwigheid te zien, moeten we opgeheven zijn boven de gewone stand van ons leven: om te zien de kleuren en vormen van de eeuwigheid. Er is een afglans in gegeven van het licht, dat in God Zelf ontspringt. Er is een ruimte binnen de levende God, er is een altijd voortgaande beweging, een afwisseling van licht en vormen. God is eeuwig Dezelfde, en altijd weer anders. God zelf is het leven en de liefde, het meervoud van Vader, Zoon en Heilige Geest. Hij verheerlijkt Zich in Zijn eigen werken.
En dit is het, dat ons op aarde het meest gelukkig kan maken. Geen starre God, geen eenheid, die eenzaam is, en absoluut en blindelings te gehoorzamen is. Maar de eenheid in de veelheid, het meervoud van de Liefde. En zo ontdekken we de afdrukken van dit drie-ene leven in ons aardse bestaan, zoals in de drie-ene gave van de vreze des Heeren: het éne hart, verenigd tot de vreze van Gods Naam, kent de eenheid, die zich vertakt in het drievoud van geloof en hoop en liefde.
En aldus stijgt het loflied hoog, met de kerk van alle eeuwen en alle plaatsen: "Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, als in den beginne, nu en immer, en van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen."
E.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's