Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GEEST VAN PINKSTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GEEST VAN PINKSTEREN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. Hand. 2 vs 4 w

De volheid '

In onze tekst vinden we het hart van het Pinkstergebeuren. De Heilige Geest vervulde de harten van allen, die daar eendrachtig bijeen waren. Dat is niet zonder tekenen geschied. Die tekenen waren zinvol en nodig. Ze dienden om de komst van dc Geest duidelijk te markeren. Dc discipelen mochten er niet aan twijfelen, dat de Geest waarachtig op hen gekomen was. Het volk van Jeruzalem moest iets bijzonders ervaren om samen te stromen naar de apostelen. En ook wij mogen in die tekenen de ontwijfelbare zekerheid hebben dat het toen en daar Pinksteren werd.

Maar het bleven tekenen. Hier lezen we van de komst van de Geest Zelf. Die is niet gebonden aan tekenen. Eenmaal uitgestort in de gemeente werkt Hij daar zo vaak met veel minder vertoon. Hoe stil kan Hij niet werken in de verborgen diepten van ons menselijk hart. Stil en gestaag als de getijstroom. En plotseling valt de zware werking van ons verzet tegen God ineen. We mogen dankbaar zijn voor die tekenen daar en toen, maar we hoeven de komst van de Geest in onze harten nu niet afhankelijk te maken van bijzonderheden. Het gaat toch niet om de tekenen, het gaat om Hem.

En Hij is het die toen de gemeente bijeen was op het Pinksterfeest neer kwam uit de hoge en in hun harten woning maakte. Het was niet zomaar een geest die hun hart vervulde, niet de geest van een of andere wetsgeleerde, zoals Hillel of Sjammai of Gamalicl. Het was niet de geest van een of andere beweging, het een of ander ideaal zoals dat der zeloten bijvoorbeeld. Het was over het algemeen geen geest van mensen en helemaal geen geest Uit de afgrond. Het was de Heilige Geest. Dc Geest van God, de Geest van Christus. De Geest Zelf.

Wat een hoog en heerlijk wonder. Mensen zoeken een woning die past bij hun rang of stand. Een koning heeft zijn paleis, een president zijn ambtswonnig. Maar wat moeide Heilige Geest nu in de schamele hut van ons mensenhart? En dan te bedenken dat die schamelheid en poverheid niet lot is, maar schuld. Wij zijn als een passende woning geschapen. Ons hart verheugde zich in God. Er was een levenseenheid en levensgemeenschap met de Allerhoogste. In ware kennis, gerechtigheid en heiligheid was ons sieraad. Maar we hebben een andere geest binnengehaald. de geest uit de agfrond. En de woning van ons hart is vervallen geraakt, geschikt om onbewoonbaar verklaard te worden voor God en Zijn Geest.

Onder de tekenen van Zijn Majesteit houdt hier de Geest intocht in mensenharten. Dat is het wonder van Pinksteren. Het geheim van dat wonder is de verzoening en reiniging door het offer van Christus. Petrus heeft het kort na die uitstorting mogen getuigen. Jezus, de Gekruisigde en Opgestane is verhoogd aan de rechterhand van Zijn Vader en Hij heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. Nu kunnen de sluizen van de hemel opengaan. Christus heeft in doorboorde handen de Geest verworven. Hij zendt haar uit in zondaarsharten.

U zit daar misschien over in: Zou de Heilige Geest ook bij mij kunnen en willen wonen? U hebt enigszins kennis gekregen van uw eigen hart. Van de donkere begeerten die daar zijn, de troebele gedachten, dc slaafsheden en gebondenheden. Moet de Heilige Geest daar dan in afdalen? We mogen er ja op zeggen, voluit en onbeschroomd. Christus werk is immers volkomen volbracht. En dat werk is er goed voor, altijd weer opnieuw.

En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest. Vervuld, dat is vol. Dan is er ook geen plaats meer voor wat anders. De Heilige Geest heeft alle hoeken en gaten gevuld. Hij heeft alle vezels van het bestaan doortrokken. Zoals een doek doordrenkt wordt met olie.

Dat is dan ook het verschil met eerst. Die allen, zoals ze daar bijeen waren, waren toch niet zonder de' Heilige Geest geweest. Wie anders had ze gebracht tot het volgen van Jezus. Wie anders heeft ze bij Hem gehouden toen velen heengingen? Wie anders heeft bewerkt dat hun liefde niet omsloeg in haat en verachting na Golgotha? Maar nu is de volheid van die Geest over hen gekomen, ja in hen. Dit was iets nieuws, iets vols, iets heerlijks. De apostelen hebben dit wonderlijke en heerlijke zelf gezien als de vervulling van oude profetische beloften. Petrus heeft dat ook zo gezegd tegen het volk, dat verward en verlegen was samengestroomd: joëls profetie is vervuld. Nu is de tijd aangebroken, dat de Geest wordt uitgestort op alle vlees. Nu komen de dingen in beweging, de mensen, meisjes en jongens, mannen en vrouwen. Nu wordt er getuigd van de heerlijkheid Gods. De Heere Jezus Zelf had tegen hen gezegd dat na Zijn Hemelvaart in Jeruzalem de belofte des Vaders op hen komen zou. Nu was die toezegging vervuld. Dit was de andere Trooster, dit was de kracht uit de hoogte. Dit was het, waarvan Johannes al gesproken had. Die na hen kwam zou sterker zijn dan hij, want Die zou dopen met de Heilige Geest en met vuur.

En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest. De nieuwe bedeling brak door. De tijd van de geest der dienstbaarheid wederom tot vreze is voorbij. In Christus mag de gemeente zoon zijn en de Geest van het zoonschap ontvangen door Welke wij roepen Abba, Vader.

En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest. Dat is geschied. Ons Pinksterfeest doet dat niet over, wij willen dat slechts herdenken. Eigenlijk is dat geen „slechts". Het is een geweldige zaak. Gedenken, vieren dat God Zijn beloften waar maakte, dat Christus' werk en gebed niet beschaamd zijn geworden, maar goed bleken voor deze heerlijke en volle werkelijkheid. Vieren ook de liefde van de Geest, die neer kwam. Maar dan klemt toch de vraag: Hebben wij ^eel aan die volheid, staan wij daarin? Neen, dan gaat het er niet over dat wij het werk van de Geest in ons leven niet ontkennen durven. Er is immers, die blijvende aanklacht, die blijvende geborgenheid aan Christus. Koezeer u daar dankbaar voor mag zijn en nooit dankbaar genoeg voor kunt zijn. En hoezeer u zich daar over op Pinksterfeest ook verheugen mag, is er niet meer? Hier lezen de toch van volheid, van doorbraak.

Moeten we ons soms beschuldigen dat

het allemaal op een wat laag pitje staat. En dat we het daar eigenlijk maar laten staan ook? We hebben er genoeg aan. Maar zou de HEERE er genoeg aan hebben? Krijgt Hij de eer die Hem toekomt.

Ja maar, zegt u, ik kan dat toch niet maken? Zeker niet! Maar u kunt het wel biddend verwachten. En let u dan eens op die gemeente. In welke weg ontvingen zij de volheid? Allereerst valt op hun hartelijke verbondenheid aan de verhoogde Heere Jezus, hun overgave aan Hem en Zijn Woord. Ze zijn van de Olijfberg teruggekeerd, maar zijn toen niet hun eigen wegen gegaan. Ze hebben zich gehouden aan Zijn Woord. En voorts, merken we ook hoezeer ze aan elkaar verbonden zijn. Zij waren eendrachtig bijeen. En die beide verbondenheden vloeiden samen in hun gemeenschappelijk bidden en smeken om de Heilige Geest. Een bidden en smeken, waarbij ze pleiten mochten op de belofte van Christus.

We moeten ons hier als enkelingen en als gemeenten maar aan toetsen. Gaven we ons werkelijk volkomen over aan Christus? Heeft Hij de plaats in ons hart die Elem toekomt? En gaven we ons ook aan de ander? Is er eendracht onder ons? Of houden we de zegen van de Geest nog altijd tegen door de bitterheid van onze nijd en twist. Kennen we dat smekend en pleitend gebed? En weten we ook van het met ootmoed wachten op de HEERE onze God?

De volheid en het Woord

In onze tekst lezen we verder waarin de volheid van de Geest uitkomt. Zij begonnen te spreken met andere talen zoals de Geest hun gaf uit te spreken. De volheid van de Geest brengt het Woord tot klinken. Etmag getuigd worden van de grote werken Gods. De volheid van de Geest is dienstbaar aan de verheerlijking van God. De Heere Jezus had toch Zelf voorzegd, dat de Geest Hem zou verheerlijken. Toen de Geest de harten van deze gemeente vervulde, begonnen ze te spreken. Niet over zichzelf, niet over anderen ook niet over allerlei toestanden op politiek en maatschappelijk gebied. Ze gingen spreken over de Heere Jezus. Over wat God in Hem heeft gedaan. Dat Hij in de overgave van Hem aan het kruis verzoening en verlossing heeft teweeggebracht. Dat in Zijn opstanding het nieuwe leven baan heeft gebroken. Dat spraken de apostelen en al de anderen op wie de Heilige Geest is gekomen. We merken dat uit de reaktie van de toehoorders: Wij horen hen de grote werken Gods spreken. We horen dat in de rede van Petrus.

De apostelen en de anderen begonnen te spreken. Eerst hadden ze gezwegen. Ze konden en wilden niet wijzer zijn dan hun Meester. Die had hen immers gezegd dat ze in Jeruzalem moesten blijven totdat ze aangedaan zouden zijn met kracht uit de hoogte. Ze hebben niet te vlug gesproken. Dat is mogelijk. Dat we het woord al voeren zonder dat de Geest er is. We redeneren en disputeren dan, maar met ons verstand, geesteloos en harteloos. De apostelen zijn nu begonnen. Ze konden niet anders meer. Ze moesten eenvoudig.

Misschien wil iemand hier een vroom excuus vinden om maar te zwijgen. U hebt immers geen Geest, en dan is het toch het beste om je mond ook maar te houden. Maar dat geldt op geen enkele manier. Het is toch Gods schuld niet, dat u de Geest niet hebt. Elet is allang Pinksteren geweest. De HEERE wil die uitgestorte Geest ook laten doorwerken in uw leven. Wie het van Hem verwacht komt niet beschaamd uit cn hoeft in die verwachting niet te zwijgen, maar mag spreken, mag getuigen van de grote werken Gods.

Zij begonnen. Ze zijn er nadien eigenlijk nooit meer mee opgehouden. Hun getuigenis is voortgegaan. Het is niet altijd even bruisend en levend geweest. Een rivier komt bruisend en schuimend uit haar bron op. Zo'n rivier kent ook haar stroomversnellingen, waar het water met nieuwe kracht door de bedding breekt, maar er zijn ook de plaatsen waar het stil en traag vloeit, waar het welhaast tot stilstand gekomen lijkt. Niet anders is het met het getuigen der apostelen, ook als het nu hun wegvallen is voortgezet tot op heden toe. Er zijn bruisende tijden in de kerkgeschiedenis geweest, ook tijden van een trage en stille gang. Maat door alles heen is het getuigenis voortgezet. Door alles heen heeft de Geest blijvend doen spreken van Gods grote daden.

Ook tot ons is dat getuigen gekomen. Het geluid van de wind is er niet meer. Vuurtongen zien we niet, maar we mogen wel horen van de magnalia Dei. Wat een genade! Het getuigenis van de heerlijkheid Gods is niet verstikt door het onkruid der eeuwen. We mogen nog horen, wat toen begonnen is. En we mogen in het horen en geloven zalig zijn.

Zij begonnen te spreken. En zij begonnen te spreken met andere talen. W 7 at is dat ook wonderlijk geweest. Ze spraken niet in het Aramees zoals ze dat gewend geweest zuilen zijn. Ze spraken niet één andere, vreemde taal, ze spreken allerlei talen. De een die, de ander weer een ander. We lezen ervan in het vervolg. De toehoorders zeggen dan: Hoe horen wij hen een ieder in onze eigen taal waarin wij geboren zijn: Parthers en Meders en Elamieten, en die inwoners zijn van Mesopotamië, cn Judea, en Cappadocië, Pontus en Azië, en Frygië, en Pamfylië, Egypte en de delen van Ly'oië, dat bij Cyrene ligt, en uitlandse Romeinen, beiden joden en Jodengenoten; Kretensen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken. Dat is dus nog al wat. Het gaat hier cm een groot en wonderlijk werk van de Eleilige Geest.

Een werk als teken en belofte. Want nodig was dit werk niet direct. Die Joden, die op de eerste Pinksterdag het gehoor van de apostelen vormden zullen allen wel het gewone Grieks gekend hebben van het dagelijks spraakgebruik. Daarmee kon je je verstaanbaar maken in haast heel de toen bekende wereld. De Geest doet hier spreken in de verschillende landstalen, ten teken daarvan dat Hij met de verkondiging van het evangelie een ieder zo nabij mogelijk wil komen. Hij komt tot hem of haar in de vertrouwdheid van de moedertaal. Hij blijft niet staan bij algemeenheden. Hij wil doordringen tot in de bijzonderheden en enkelheden van het menselijk leven. Zo ver wil God naar ons toekomen. En wat toen door een wonder geschiedde zomaar ineens, dat mag nog steeds voortgaan in de moeizame en jaren van onderzoek vragende arbeid van geleerden. Maar daar is in principe niet minder de Geest voor nodig. Zo mogen ook wij Nederlanders in onze taal de grote werken Gods horen verkondigen. Wij hoeven geen Hebreeuws of Grieks te leren om zalig te kunnen worden. De HEERE laat ons het heil verkondigen in de taal waarin we als kind onze ouders vroegen naar de meest elementaire dingen van het leven. In die taal mogen we horen van wat nodig is om welgetroost te leven en te sterven.

Deze vreemde talen, ze zijn er ook een heerlijk teken van dat nu de middelmuur der afscheiding doorbroken is. Dat nu het tijdperk gekomen is, waarin Christus Gods heil zal zijn tot aan de einden der aarde. Pinksterfeest is inderdaad zendingsfeest. En we mogen met verwondering op ons zelf zien. Ook naar ons zijn Gods knechten gezonden. Of misschien moeten we met beschaming op onszelf zien. Hebben wij het Woord van God immers al aangenomen? Wat hebben we anders eigenlijk te vieren, met Pinksteren?

Die vreemde talen zijn een heerlijk teken en een heerlijke belofte daarvan dat geen taal meer wordt uitgesloten van de heiliging tot het grootmaken van de Naam Gods. Daarin mogen alle talen en alle culturen in hun bonte verscheidenheid nieuwe eenheid vinden. Die talen hebben immers te maken met de hoogmoed van de mens. Toen hij zijn toren naar de hemel bouwde in Babyion verwarde God de spraak. Toen verstond men elkaar niet langer, de mensheid werd opgedeeld in stammen en volken. In nederigheid en ootmoed wordt er nieuwe eenheid gevonden. In de nederigheid van de tweede mens Jezus Christus, Die zichzelf heeft overgegeven tot in de dood en de Geest verworven heeft. In de nederigheid van mensen, volken, talen en culturen, die zich overgeven aan het getuigenis van deze Jezus. Uit alle taal, natie, tong en geslacht zullen ze staan voor de troon van God en van het Lam en zullen ze uitbreken in aanbidding en dankzegging tot in eeuwigheid.

En inderdaad, wat een nederigheid dan. Dc apostelen hadden zelf geen inbreng meer. Ze spraken de talen, die de Geest hun gaf uit te spreken. Eigen wijsheid, eigen ontwikkeling. ja hun hele eigen ik is enderge-

schikt geworden aan de Geest. Wat een zegen om zo van ons zelf afgebracht te zijn en God en Zijn Geest alleen te hebben overgehouden en gebonden te zijn aan het heilig Woord van God. Als Petrus door de Geest spreekt, spreekt Hij uit het Woord, leest u zijn preek er maar op na. Pinksteren dat is het feest van de Geest, het feest van het getuigenis, dat er was en is. Ook het feest van geloof en bekering , daar lezen we van in het vervolg. Ook het feest van uw geloof?

Dan wordt Mijn Naam met lofgejuich geprezen; Dan zullen daar de blijde zangers staan; De speelliên op de harp en cimbel slaan. En binnen U al mijn fonteinen wezen.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

DE GEEST VAN PINKSTEREN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's