VOORTGEZET ONDERWIJS
En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zanden, onder alle polkeren, beginnende van Jeruzalem. En gy zijt getuigen vdn deze dingen. En ziet, Ik zend de belofte Pan Mijn Vader op u; madr blijft gij in die stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte. Lukas 24 : 47-49
Aangaande de prediking
In het laatste gedeelte van zijn evangelie schrijft Lukas nog in kort bestek over Jezus' optreden tussen opstanding en hemelvaart. We lezen allereerst, hoe Jezus Zelf in het midden der gemeente kwam, diezelfde avond nog van de eerste Paasdag. We overdachten, hoe ze bijeenwaren in vreugde en verwondering omdat het heerlijk licht van het opstandingsgeloof eindelijk door alle nevels was heengebroken. En terwijl zij over deze dingen spraken kwam Jezus Zelf in hun midden met een groet van vrede. Toen bleek dat ze wel geloofden dat Jezus was opgestaan, maar nog niet voluit rekening hielden met de heerlijke werkelijkheid daarvan. Geloven en leven uit de werkelijkheid daarvan bleken toen, en blijken nog steeds in de praktijk, twee dingen te kunnen zijn. Ze konden er maar niet aan, dat Hij het werkelijk was. Ze geloofden het zelfs van blijdschap nog niet. Het was toch te groot en te wonderlijk.
Vol geduld en liefde heeft Jezus ze echter ervan overtuigd, dat Hij het werkelijk was. Ze mochten Hem aanraken en Hij heeft voor hun ogen een stuk vis en honingraten gegeten, om toch maar vooral te laten zien, dat het geen geestesverschijning was, maar Hijzelf werkelijk Hijzelf.
Dat kenmerkt nu de Heere Jezus. Zo is Hij, zo doet Hij. Altijd weer mag ons dat treffen. Altijd weer mogen we dat elkaar zeggen. Het heeft van een worsteling weg. Hij worstelt met Zijn discipelen net zo lang tot ze zich overgeven aan de volle werkelijkheid: de Gekruisigde leeft! Zo voert Hij nog Zijn liefdesstrijd met zondaren. Zijn Woord en Geest hanteert Hij daarbij als wapenen, zolang tot ze overwonnen worden, ingewonnen voor de ware werkelijkheid. Hij doet daar alles voor. Wat is dat groot. Wat is Hij groot!
In onze tekstwoorden geeft de Levende aan Zijn discipelen nog verder onderwijs. Het is niet zeker of deze woorden diezelfde avond nog gesproken zijn, dat kan best ook bij latere verschijningen zijn geweest. Hoe dat ook zij, hier wordt het onderwijs aan de Emmaüsgangers voortgezet. Die voortzetting sluit herhaling niet uit. Eerst laat de Heere Jezus namelijk nog eens zien, hoe in Hem alles vervuld is wat van de Christus gesproken is in de wet van Mozes, de Profeten en de Psalmen. Hoe Hij moest lijden en van de doden opstaan ten derde dage. Herhaling is de beste leermeester. Altijd weer opnieuw moeten de grondstukken van het christelijk geloof ver bij ons ingehamerd worden. Wie er altijd maar op uit is om wat anders te brengen of te horen is al gauw van het fundament af. Juist omdat dat fundament: Jezus Christus, wonderlijk en onbegrijpelijk is voor ons natuurlijk bestaan, moeten we er altijd weer in onderwezen worden.
Maar dan gaat de Heere Jezus ook verder. Hij laat de discipelen zien w 7 elk tijdperk er nu gaat aanbreken. Het tijdperk van de prediking van het evangelie onder alle volken. Ook dat heeft een moeten achter zich. Het moeten der Schriften. In Christus' Naam moest gepredikt worden. Het: was immers te gering dat Hij een Knecht zou zijn om op te richten de vervallen stammen van Jakob. God had Hem ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Zijn heil te zijn tot aan de einden der aarde. Maar ook een eeuwig moeten. Het verkiezend welbehagen hield bij de grenzen van Israël niet op. Uit alle taal, geslacht, natie en tong heeft de HEERE zondaren verkoren om Zijn deugden te verkondigen. Door de prediking zal die oogst ingezameld worden. Daarom, er moet gepredikt worden.
Prediken, dat is verkondigen, uitroepen als een heraut. Zo zouden de discipelen uit moeten gaan om overal hun boodschap te brengen in stad en dorp, voor wijzen en eenvoudigen, voor hooggeplaatsten en laaggeplaatsten. Overal zou hun w 7 oord moeten uitgaan als een klaroenstoot, die bevrijding meldt. Verkondigen, dat is niet stiekem en stil, niet met die boodschap wegkruipen, neen, het is midden in de wereld gaan staan en het uitbazuinen, zodat ieder het horen kan.
Maar wat dan? Wat moest er verkondigd worden? Bekering en vergeving der zonden. Eigenlijk staat er: bekering tot vergeving van zonden. Die verkondiging zou dus een appèl tot bekering moeten zijn. Een oproep tot verandering, tot zinsverandering zoals er eigenlijk staat. Er moet bij de mensen een andere gezindheid komen. Niet slechts een enkele gedachte moet veranderd w r orden, maar de hele geestelijke instelling. Die geestelijke instelling is immers anti-God en anti-Christus. Ons denken is dienstbaar geworden aan de zonde. Nu moet er om zo te zeggen hersenspoeling plaatsvinden. Wat gericht stond op ons zelf, wat slaafs volgeling was van het ongeloof, moet nu op God gericht worden. Het moet veranderd worden door de vernieuwing van het gemoed en gericht worden op de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God.
Maar de schuld dan? Is die schuld als een mens zich tot God keert geen onoverkomelijk struikelblok? Dat zit er toch tussen, dat kan er toch nooit meer tussen uit? O, wat kan de werkelijkheid van wat we God hebben aangedaan en tekortgedaan, torenhoog voor ons oprijzen. En dan tot God gaan? Wederkeren tot de HEERE? Kunnen we maar niet beter vluchten, al weten we meteen dat ons dat ook niet baten zal?
Maar de prediking is niet alleen oproep tot bekering, vooral ook belofte van vergeving, Zij is evangelie. Het evangelie van het vergeven Gods. God ziet de zonde niet meer aan. Hij werpt ze achter Zijn rug. Hij wil ze niet meer gedenken. Vergeving van zonden, wat een heerlijk woord, wat een heerlijke realiteit. Alles is weg. Alles wat scheiding maakte. Nu is er alleen nog gemeenschap en leven. De Allerhoogste voor Wie ik mij had en heb te verantwoorden wil mijn Vader zijn.
Bekering en vergeving der zonden. Die twee gaan altijd samen. Geen vergeving zonder bekering, geen bekering zonder vergeving. Hier staat dus eigenlijk bekering tot vergeving van zonden. Niet dat daarmee de bekering tot de grond van de vergeving ge-
maakt wordt, maar wel wordt hier gezegd dat alleen de weg van de bekering leidt tot vergeving. Wie van de schuld der zonde af wil, wil ook van de zonde zelf af. Anders zoeken we de zaligheid, zonder onszelf en ons oude leven te willen verliezen.
Maar wie brengt dat op? Bekering. Waar haal ik de kracht vandaan? En hoe kan het met die vergeving ooit wat worden? O, maar het tijdperk dat nu gaat aanbreken wordt niet het tijdperk van de mens. Het tijdperk van de prediking van menselijke naam en kracht. Bekering tot vergeving van zenden mag en moet verkondigd worden in de Naam van Christus. En in Zijn Naam gepredikt worden. Wat is dat groot! Zijn Naam dat is Hijzelf. Jezus Christus, die gestorven is en die ook is opgestaan. In Hem en in Zijn Naam is alles wat wij maar nodig hebben. Door de kracht van Zijn lijden en sterven wil Hij onze oude mens met Hem kruisigen, doden en begraven. Door de kracht van Zijn opstanding mogen wij met Hem opstaan tot een nieuw leven. En het offer dat Hij heeft gebracht staat er garant voor, dat de schuld werkelijk is weggedaan.
In Zijn Naam, dat is de grond, dat is het recht zelfs, dat is ook de kracht. Het evangelie werpt ons niet op onszelf terug. Het evangelie getuigt ons van Hem, de Gekruisigde en Opgestane aangaande de predikers en hun kracht.
Voorts wendt de Heere Zich rechtstreeks tot de discipelen. En gij zijt getuigen van deze dingen. De tijd die te komen staat is de tijd der prediking. Maar dat ambt zal allereerst op jullie schouders rusten. De fakkel van het Woord die voortgedragen zal worden van de ene generatie naar de andere, zal door jullie worden aangestoken. De prediking zal de prediking van de profeten zijn en van de apostelen. Beginnende bij Jeruzalem moet het Woord onder alle volkeren komen. Jeruzalem is de uitvalspoort naar alle geslacht, taal, natie en tong. Het zal moeilijk genoeg zijn in Jeruzalem. Het zal de poorten sluiten voor het evangelie. Toch moet het daar beginnen. Ze zijn immers beminden om der vaderen wil. Maar dan ook verder, grenzen overschrijdend, uitwaaierend over heel de aarde. En gij zijt getuigen. Jullie hebt het aanschouwd. Jullie kunnen als getuigen optreden. het krachtig bewijs leverend van al deze dingen. Als oog-en oorgetuigen mogen jullie met deze dingen in de wereld staan. Je zult je er op mogen beroepen dat je het Woord des Levens gehoord en gezien hebt. Zo zal Petrus later schrijven: Want wij zijn geen kunstig verdichte fabelen nagevolgd, toen wij u bekend qemaakt hebben de kracht en de toekomst van onze Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit.
Gij zijt getuigen. Dat betekent dan ook, dat wie zich op deze getuigen beroept, staat op een vast fundament. Inderdaad, de Heere der kerk heeft ons niet overgeleverd aan ijdele fantasieën. Ons geloof mag staan op het getuigenis der apostelen. In dat geloof zullen wij zeker zalig zijn.
Gij zijt getuigen. Dat zou ook meebrengen martelaar zijn. Immers dat getuigenis wekt de vijandschap van de wereld. Daarom is haar er alles aan gelegen om de getuigen te doden. Dan is immers het bewijs uit de wereld. En kan de wereld haar oude leven ongestoord vervolgen. De onrust en aanklacht van dit getuigenis verdraagt zij niet.
Nog steeds niet. Een ieder, die zich beroept op het getuigenis van apostelen en profeten en daarmee nog in de wereld wil staan, moet maar op het een of ander martelaarschap rekenen. Getuige en martelaar is in het Grieks maar een woord, en het is in de werkelijkheid maar een zaak.
Maar wie nu zou denken, dat de discipelen er direct op uitgestuurd worden, heeft het mis. Och, hoe vaak klinkt het startschot niet te vroeg. We meenden zo nodig te moeten beginnen. In goedbedoeld enthousiasme trokken we er meteen op uit. Wij zouden de zaak van Koning Jezus wel eens dienen. Wij zouden voor Hem wel eens van alles ondernemen. „Voorwaarts mars", was de leus. Christus zegt hier niet: Voorwaarts mars. Zijn bevel luidt: Pas op de plaats; in Jeruzalem blijven totdat ge zult zijn aangedaan met kracht uit de hoogte. Eerst zou Hij immers de belofte van Zijn Vader op hen zenden. Het moet nog Pinksteren worden. De Geest, die de Vader al heeft beloofd van ouds her moet nog worden uitgestort. Het tijdperk van de prediking zal het tijdperk van de Geest zijn. Een tijdperk door mannen als Jesaja en Joëi voorzegd. Die Geest: zal de hemelse kracht, het hemels dynamiet dat mensen in beweging zet, dat mensen vol maakt van de Naam en dat mensen opstuwt in gespannen verwachting van de toekomst van Jezus Christus.
De verhoogde Christus zendt de belofte van Zijn Vader uit. Hij mag er over beschikken. Hij heeft alles volbracht en alles vervuld. Hij gordt mensen aan met kracht uit de hoge. Dan staan ze voor niets meer. Dan wordt Zijn kracht in hun zwakheid volbracht.
Tot dan toe, tot Pinksteren geldt het voor de discipelen: Wachten, blijven. En nog: Niet in eigen geest, niet in eigen kracht immers kunnen we het pad op. We struikelen dan weldra en breken onze benen. Zijn kracht hebben we nodig. Die kracht mogen we biddend inwachten. Hij zal haar zeker geven.
Kunnen we dan ook te lang wachten? Dat is geen onwerkelijk gevaar! Het is immers Pinksteren gewéést! Hij heeft Zijn Geest uitgestort in de gemeente als een werkelijkheid en een belofte dat Hij een ieder die het van Hem verwacht zegenen wil. We wachten nooit te lang als eigen kracht ons dragen moet en eigen geest ons vervullen. We wachten altijd te lang als we gebroken in onszelf, geworpen werden op Zijn belofte en nog niet begonnen zijn met te getuigen van Zijn heerlijkheid. Laat er dan maar geen stilzwijgen bij u gevonden worden. Het is immers allang begonnen in Jeruzalem en het mag voortgaan van geslacht tot geslacht. Zijn Naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is zal Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in Hem gezegend worden; alle heidenen zullen Hem welgelukzalig roemen.
W T elzalig hij, die al zijn kracht En hulp alleen van U verwacht, Die kiest de welgebaande wegen; Steekt hen de hete middagzon In 't moerbeidal, Gij zijt hun bron, En stort op hen een milde regen, Een regen, die hen overdekt, Verkwikt en hun tot zegen strekt.
A.
A.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's