Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ROEPING TOT HET AMBT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ROEPING TOT HET AMBT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Twee vragen

Enige weken geleden — om precies te zijn in het nummer van 7 maart — schreef ik over het „dreigende" predikantenoverschot in verband met de grote toevloed van kandidaten. Ik merkte toen op dat het niet de bedoeling was over deze tere zaak het laatste woord te spreken, ik hoopte eigenlijk alleen enige discussie op gang te brengen. Deze wens is tot op zekere hoogte in vervulling gegaan. Op verschillende manieren hebben lezers op mijn beschouwingen gereageerd.

Als ik het goed zie waren er twee vragen die eruit sprongen. De eerste kwam van de kant van kerkeraden en kerkeraadsleden. Hoe is het mogelijk — zo mag ik de vraag wel vrij vertalen — dat allerwegen wordt geklaagd over het verval in de kerk, terwijl er toch zo'n grote toevloed komt van dienaren en aanstaande dienaren van het Woord? Het is toch geen teken van verval wanneer zoveel jonge mensen hun leven willen besteden in de dienst van God? Of zit het misschien niet helemaal goed met hun roepingsbesef?

Uit de kring van de studenten kwam de tweede vraag. Als iemand zich nu geroepen weet tot het ambt van dienaar des Woords en het ziet er naar uit dat er straks geen vakante gemeenten meer zullen zijn, was hij dan inderdaad wel geroepen? Of zal de Heere, als Hij iemand werkelijk heeft geroepen, ook wel voor een plaats zorgen?

Ik wil proberen in alle bescheidenheid en voorzichtigheid op deze vragen in te gaan. En ook wat dit onderwerp betreft heb ik de wijsheid niet in pacht en zal ik mijn visie graag herzien wanneer iemand mij op goede gronden van mijn ongelijk kan overtuigen.

Afbakening

Om het terrein af te bakenen, we beperken ons dus tot de roeping tot het ambt, die onderscheiden moet worden van de roeping tot het heil. Onder dat laatste verstaan we die werking van de Heilige Geest waardoor Hij de mensen die onder het Evangelie leven, roept tot de gemeenschap met God in Christus. „Die Hij tevoren verordineerd heeft", schrijft de apostel Paulus, „deze heeft Hij ook geroepen" (Rom. 8 : 30). En op een andere plaats: God is getrouw door Welke gij geroepen zijt tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere" (1 Cor. 1:9).

Over deze roeping tot de zaligheid, waarover de Heilige Schrift op vele bladzijden spreekt, zou heel wat te zeggen zijn, evenals over het verband tussen roeping en verkiezing, roeping en wedergeboorte, en over de vragen rondom de zogenaamde uitwendige en inwendige roeping. Maar dat laten we rusten. Het gaat nu uitsluitend over de roeping tot het ambt.

Een Goddelijk beroep

Niemand zal kunnen ontkennen dat de roeping tot het ambt noodzakelijk is. „Niemand neemt zichzelf die eer aan, maar die door God geroepen wordt" (Hebr. 5 : 4). Het is ook één van de vragen die worden gesteld bij de bevestiging in het ambt, niet alleen aan de dienaren van het Woord, maar ook aan de ouderlingen en diakenen: of gij in uw hart overtuigd zijt dat gij wettig door Gods gemeente en mitsdien door God Zelf geroepen zijt? "

Maar tegelijk komt de vraag op: is het ambt in de gemeente van Christus dan het enige waarvoor roeping nodig is? Moet iemand die arts wil worden, of verpleegkundige, en die dus zijn of haar gaven en krachten wil besteden aan de lijdende medemens, daarvoor géén roeping hebben? En iemand die bij het onderwijs wil en zich geroepen ziet tot de opvoeding en de opleiding van kinderen en jonge mensen, heeft die géén roeping tot dat werk? En wanneer iemand gekozen wordt tot lid van de gemeenteraad of tot lid van de Tweede Kamer, is dat géén roeping? Wanneer we erover dóórdenken, dan kunnen we de beroepenreeks net zo lang maken als we zelf willen.

Bij de bevestiging en inzegening van een huwelijk wordt tegen de bruidegom gezegd: „En aangezien het Gods bevel is dat de man in het zweet van zijn aanschijn zijn brood zal eten, zo zult gij ook getrouw en naarstig arbeiden in uw Goddelijk beroep". Dus of iemand boer is of schipper, timmerman of metselaar, vertegenwoordiger of postbode, dat doet er niet toe, elk (geoorloofd) beroep is een Goddelijk beroep. Een beroep waartoe men van Godswege geroepen is het uit te oefenen.

Natuurlijk zijn de wegen waarlangs men tot zijn beroep komt, voor ieder verschillend. De eigen achtergrond, het beroep van de vader, de opleiding, de aanleg, de beroepskeuzetest, en zovele andere factoren méér, zijn medebepalend voor onze plaats in de maatschappij. Het kan ook zijn dat het in een bepaald beroep niet gaat en dat men naar iets anders uitziet. Maar dat alle, c valt immers onder Gods voorzienige V

ding? „Gij hebt, o Albestierend Koning, de plaats bestemd voor ieders woning, de kring waarin hij werken moet."

Extra-ordinair of gewoon

We moeten dus de roeping tot het ambt niet overtrekken. In sommige kringen lijkt het wel alsof men in het gewone, maatschappelijke leven alles mag doen waar men zin in heeft, maar om in het ambt te staan hebben we ineens iets bijzonders, iets buitengewoons nodig. Ik dacht dat we dan op een overgeestelijke manier met het ambt bezig zijn.

Het valt niet te ontkennen dat de Heere soms op een extra-ordinaire wijze roept tot het ambt. Maar het woord zegt het al: extraordinair, buiten de gewone orde. Dat wil wel zeggen dat het de uitzondering is die de regel bevestigt!

In de Bijbel vinden we nogal wat voorbeelden van mensen die op een bijzondere wijze geroepen werden tot het ambt. Mozes. die tegenstribbelde omdat hij niet kon spreken. Elisa, die zó vanachter de runderen werd geroepen. Jeremia, die er onderuit wilde omdat hij zo jong was. Amos, ook al geroepen vanachter de kudde. Paulus, na zijn krachtdadige bekering geroepen tot apostel der heidenen. •

Maar het gaat toch niet aan om al deze voorbeelden als maatstaf te nemen voor onze tijd en voor onze situatie. Want dan vergeten we dat er in de tijd van Elisa ook profetenscholen waren waar jonge mannen werden onderwezen en opgeleid. En dan vergeten we ook dat Paulus schrijft aan zijn geestelijke zoon Timotheüs: Wat gij van mij gehoord hebu onder vele getuigen, betrouw dat toe aan getrouwe mensen die bekwaam zullen zijn om ook anderen te leren" (2 Tim. 2:2).

Te allen tijde heeft de kerk ruimte gelaten voor mensen die op latere leeftijd en op een bijzondere wijze geroepen werden. Dat bewijst het oude Artikel 8 van de Dordtse Kerkorde, waardoor het mogelijk werd gemaakt mannen met „singuliere" (bijzondere) gaven zonder een volwaardige opleiding toe te laten tot de bediening van Woord en Sacramenten. Maar wanneer we deze hóge uitzondering tot regel verheffen, dan handelen we tegen de gewone orde en de gewone weg. En dan wordt de extra-ordinaire roeping als normaal gezien en de gewone roeping voor ontoereikend gehouden.

Wat moeten we nu verstaan onder de roeping tot het ambt en wanneer kan men nu weten werkelijk geroepen te zijn? Aan die vragen zit zóveel vast dat we daar een volgende keer ons in willen verdiepen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

ROEPING TOT HET AMBT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's