CORRESPONDENTIE
Hr. J. v. d. B. te P. Ik hoop dat wat ik schreef over theocratie en tolerantie naar aanleiding van het derde gebod enigszins een antwoord is geweest op uw vragen, althans een aanduiding van de richting waarin we bij onze interpretatie van artikel 36 moeten zoeken. U zult begrijpen dat een uitvoerige behandeling van dit artikel een studie apart zou vergen. Persoonlijk lees ik het als een geloofsvisioen van een regering die duidelijk kleur bekent en koers aangeeft, maar daarbij de geestelijke vrijheid van de onderdanen volkomen respecteert. Dat houdt niet in absolute godsdienstvrijheid, wél gewetensvrijheid. Wellicht kan ds. Vreekamp wanneer hij t.z.t. aan de behandeling van art. 36 toekomt hier nader op ingaan. J. H.
Hr. H. G. v. H. te Z. U hebt gelezen dat de huidige voorraad kernwapens voldoende is cm de gehele wereld te vernietigen. Nu vraagt u zich af: Zou de mens in staat zijn zelf een eind te maken aan het bestaan van de mensheid? Hoe moeten we dan aan met o.a. Lukas 21 : 27? "
Om te beginnen zou ik willen opmerken dat de redaktie van het G.W. er niet omheen zal kunnen ook aan het vragencomplex rond de kernbewapening aandacht te besteden. Het gaat hier immers om klemmende vraagstukken en met name vele jongeren hunkeren naar een duidelijk en bijbels verantwoord getuigenis in deze. Bovendien is de synode van onze kerk met de kwestie bezig geweest en beraden thans de classicale vergaderingen zich over de vraag of de kerk zou moeten uitspreken dat niet alleen het gebruiken, maar ook het bezitten van kernwapens principieel verwerpelijk geacht zou moeten worden. Het is duidelijk dat de inbreng van hervormd-gereformeerde zijde in dit beraad niet mag ontbreken. Tegelijkertijd is echter op te merken dat de schroom die er onder ons heerst bij het komen tot een standpuntbepaling in deze alleszins begrijpelijk is. Immers, wat een specifieke militaire en politieke deskundigheid is er niet vereist om op vele vragen zinnig te kunnen ingaan. Zo licht laat de kerk zich ook verleiden om een terrein te betreden dat het hare niet is. Vooral deze laatste overweging moet tot grote omzichtigheid manen. Maar inmiddels hebben we ook biddend te worstelen met deze indringende problemen.
Wat nu uw vraag betreft — de mensheid heeft de potentie om de wereld te vernietigen. Maar vanuit een geloofsvooroordeel heb ik de neiging om vast te houden aan de gedachte dat de Heere de vernietiging van de aarde in eigen hand zal houden. We dienen wel voorzichtig te zijn met dergelijke uitspraken. Er is immers ook wel gezegd dat God nóóit zou toestaan dat een mens een voet op de maan zou zetten. Wij weten niet hoe ver de toelating en het geduld Gods strekt. Maar nogmaals, meer vanuit het hart dan vanuit verstandelijke argumentatie, zou ik uw vraag ontkennend willen beantwoorden. Maar wanneer de Openbaring spreekt van oordelen die aan het eindoordeel voorafgaan en die een derde deel van de aarde verwoesten, kunnen we de gedachte opperen dat de mensheid zelf deze oordelen ten uitvoer zal brengen doordat zij de krachten die zij zelf heeft opgeroepen niet meer beheersen kan. Maar dan gaat het om het vóórlaatste, niet om het laatste en definitieve! J. H.
Mej. N. N. te X. U vraagt naar de uitleg van 1 Kor. 7 : 12. Ik kan u aanbevelen eens te lezen het boek van dr. J. van Bruggen „Het huwelijk gewogen", uitgave Ton Bolland, Amsterdam. Hierin vindt u een uitvoerige en betrouwbare verklaring van dit gehele hoofdstuk. De apostel Paulus spreekt in 1 Kor. 7 achtereenvolgens verschillende categorieën van gemeenteleden aan. Zo richt hij zich in vers 2—7 tot gehuwden, in vers 8 en 9 tot de ongetrouwden, in vers 10 en 11 opnieuw tot gehuwden. In die laatstgenoemde verzen keert hij zich uitdrukkelijk tegen echtscheiding met een beroep op de uitspraken van de Heere Jezus Zelf. Wanneer er tóch een echtscheiding plaatsvindt door het doordrijven van de ene partij, zal de andere partij ongehuwd moeten blijven in de hoop dat er nog een terugkeer mogelijk zal blijken en de door God zozeer gehate echtscheiding ongedaan kan worden gemaakt. Christus Zelf schijnt op dit punt iets „milder" te spreken dan Paulus. Volgens Hem is immers een tweede huwelijk na scheiding wél mogelijk wanneer die scheiding het gevolg was van overspel (Mt. 5 : 32; Mt. 19 : 9). „Wel mogelijk" wil nog niet zeggen „gewenst". We zouden kunnen zeggen dat Christus Zich niet uitlaat over de vraag hoe gehandeld moet worden wanneer het huwelijk vanwege overspel tot ontbinding komt. „De Heere verklaart Zijn absoluut verbod van echtscheiding niet toepasbaar op de situatie van overspel" (v. Bruggen).
Vanaf vers 12 gaat Paulus zich richten tot weer een andere categorie gemeenteleden, namelijk de gemengd gehuwden. In de zendingskerk van Korinthe kwam het nogal eens voor dat binnen een huwelijk slechts één van beide partners tot het geloof in Christus was gekomen. Dat leverde dan al heel gauw spanningen op binnen zo'n huwelijk. Maar Paulus richt zich met apostolisch gezag (ook al kan hij dit keer niet teruggrijpen op een woord van Christus) tot de gelovige partij en roept hen op zich voor het bedreigde huwelijk zoveel mogelijk in te zetten. Hij heeft er echter ook wel oog voor dat de situatie onhoudbaar kan worden — de ongelovige kan immers de zaak zozeer op de spits drijven dat er gekozen moet worden voor de Heere óf voor hem/haar. Dan geldt: wie eigen man of vrouw liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. Echtscheiding kan dan onontkoombaar blijken te zijn. Het ligt echter geheel in de lijn van Paulus' betoog in 1 Kor. 7 dat hertrouwen ook in zo'n geval bepaald niet wenselijk moet worden geacht. U kunt zich voorstellen dat er van het ongetrouwd blijven van de gelovige partner veel meer een getuigenis zou uitgaan tot de ongelovige dan bij het aangaan van een tweede huwelijk het geval zou zijn.
U hebt nog een tweede vraag. Mogen we de Heere om tekens vragen? U schetst de situatie dat iemand een teken heeft gevraagd en hij lijkt antwoord te hebben gekregen, maar er is toch nog onzekerheid of het nu werkelijk écht is geweest. U schrijft zelf al dat dit een moeilijk te beantwoorden vraag is. Het is in elk geval niet goed lichtvaardig om een teken te vragen. In de bijbel komt het maar weinig voor en wordt het ook meer dan eens afgewezen vanwege ongeloof of kleingeloof, dat er de achtergrond van is. Er zijn wel mensen die de Bijbel laten openvallen en een tekst prikken of een dagboek openslaan bij een bepaalde datum, om dan bijgelovig een bijzondere betekenis te hechten aan de tekst die ze vinden. Maar de Heere werkt toch zo niet. Bij het zoeken en toetsen van Zijn wil en leiding in ons leven, wordt toch ons verstand niet uitgeschakeld. Het gebed sta voorop, maar dan is er ook ruimte voor nuchtere overweging. Bijvoorbeeld ten aanzien van de beroepskeuze: welk beroep komt het meest overeen met mijn aanleg en gaven, op welke wijze kan ik het best dienstbaar zijn aan Gcd en mijn naaste? Het kan dan lijken dat de motivatie erg koel en verstandelijk is, maar wanneer er de openheid blijft naar de leiding van God die onze weg kan doorkruisen, acht ik de genoemde weg van overwegen en afwegen toch alleszins verantwoord. Overigens, mijn excuses voor het lange uitstel bij de beantwoording van uw sympathieke brief.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's