EVANGELISEREN
„Wandelt met wijsheid bij hen die buiten zijn, de bekwame tijd uitkopende. Uw woord zij te allen tijd in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt iveten, hoe gij een ieder moet antivoorden.
Al mijn zaken zal u bekend maken Tychikus, de geliefde broeder en getrouwe dienaar en medediens Lknecht in de Heere; denwelken ik Lot hetzelfde einde tot u gezonden heb, opdat hij uw zaken wete en uw harten vertrooste;
Met Onésimus, de getrouwe en geliefde broeder, dewelke uit de uwen is; zij zullen u alles bekend maken wat hier is." Colossenzen 4 : 5—9.
leesbare brieven
Nog twee vermaningen aan het slot van zijn brief voegt Paulus er aan toe. Min of meer los van de vorige naar het lijkt. Hoewel, eerst vraagt hij om voorbede voor zijn staan in de dienst van het Woord, dat hem wijsheid gegeven mag worden om dat Woord recht te spreken.
Maar die dienst van het Woord is niet gans en al uitbesteed aan die éne apostel. De gemeente heeft ook zelf een taak en een roeping in dezen. Denk daar goed aan, wil Paulus zeggen. , , Wandelt met wijsheid bij hen die buiten zijn..." Hen die buiten zijn! Deze uitdrukking komt nog drie maal voor in het Nieuwe Testament. Bedoeld zijn steeds de mensen die buiten de gemeente, buiten het heil staan en leven. Paulus kent twee groepen mensen: e huisgenoten des geloofs èn degenen die buiten zijn. En hij spoort de gemeente aan vooral in hun levenswandel aan hen te denken. Voor hen geen aanstoot te zijn. Om eerlijk te wandelen bij hen die buiten zijn (1 Thess. 4 : 12). Wandelt met wijsheid! Dus niet allereerst: preekt met wijsheid. Het komt vooral aan op de wandel, het gedrag, het doen en laten van de gemeente. Plet doen van barmhartigheid kan soms aan het verkondigen van de barmhartigheid noodzakelijk vooraf moeten gaan. Zeker in onze geseculariseerde wereld. De gemeente heeft een plek van licht te zijn in een stikdonkere wereld. Van de eerste christengemeente straalde liefde en warmte uit naar buiten. Dat maakte haar wervend en winnend. Er werd over hen gesproken: iet eens, hoe lief ze elkaar hebben! Natuurlijk mogen daad en woord niet losgekoppeld worden van elkaar. Hoe zou het bijbels ook kunnen? Maar de daad, de wandel is niet maar bijzaak, kan soms wel hoofdzaak zijn, althans in het overkomen bij hen die buiten zijn.
Met wijsheid! Goed verstaan. Dat heeft niet zozeer te maken met dure woorden of knappe gedachten. Maar veeleer is 'wijsheid' hier geheiligde levenswijsheid, het rechte weten om te doen! Geen theorie, maar heilige praktijk! Geloof èn leven. Die twee tesamen dus. Wandelen onder hen die buiten zijn dient te geschieden in deze wijsheid. Er is vaak zoveel verknoeid door tactloosheid, door overgeestelijkheid, door overijver (Uitman). Omgaan met onze onkerkelijke buren of met onze onchristelijke werknemers of met onze vijandige chef vraagt om deze wijsheid. Het gaat er maar niet om dat we het theoretisch goed weten te brengen, maar vooral dat het aan onze wandel merkbaar wordt wie de Heere voor ons is en wat Zijn dienst voor ons betekent. De brief van Christus moet leesbaar zijn. Calvijn schrijft in zijn uitleg van deze tekst dat er drie oorzaken zijn dat Paulus hier zoveel aandacht aan geeft. 1. De blinden mag door ons geen valsteen worde gelegd, de ongelovigen kunnen door onze onvoorzichtigheid tot erger worden gedreven, , , zodat zij alle dagen minder lust tot de religie krijgen". 2. Hen mag geen oorzaak worden gegeven dat ze het Evangelie lasteren en dat zo de naam van Christus tot spot wordt en zij nog grotere vijanden worden. 3. Wij mogen, met hen etende en drinkende, ook niet zelf mede besmet worden met hun onreinheden.
Wandelt met wijsheid bij hen die buiten zijn! Ik schreef er dit keer boven: evangeliseren. Gelukkig wordt in onze ontstellende tijd van afval in veel gemeenten merkbaar de noodzaak om nog te redden wat er te redden valt van een eeuwige nacht. Hen die buiten zijn nemen in aantal steeds toe. Dat mag ons niet met rust laten. Daar hebben we soms zelfs intussen verroeste strijdbijlen voor te begraven in de gemeenten, om ons met hart en ziel te richten op de arbeid onder hen die buiten (geraakt) zijn. Iemand die dodelijk dreigt te verongelukken, roepen we toch ook met luider stem terug van zijn gevaarlijke weg. Dat dient ook hierin te geschieden. Maar nogmaals: dat kan nooit het werk van een paar mensen zijn. Hier ligt een taak en een opdracht voor de hele gemeente, voor een ieder die de Naam van Christus noemt. Hoe dan? Wel, door met wijsheid te wandelen onder hen die buiten zijn. Er zijn nog mogelijkheden om een goed getuigenis te geven van Christus. Onder uw 'ouren, vrienden, kennissen, relaties. Laat er toch geen stilzwijgen onder ons gevonden worden! En denk dan vooral aan uw wandel, uw gedrag. Dat woord en daad niet in strijd zijn met elkaar. Uw levenswandel dient het 'amen' te zijn op uw woord. Wandelt met wijsheid bij hen die buiten zijn!
tijd uitkopen
, , ...de bekwame tijd uitkopende..." Bekwame tijd! JCairos, staat er. Dat heeft te maken met wat we zouden kunnen noemen: een geschikte gelegenheid die echter spoedig voorbij dreigt te gaan.
Verder zit er ook de gedachte in: het laatste uur heeft geslagen op Gods klok. De wijzers van Gods klok staan op vijf voor twaalf, ze staan op: nu! Dat wil het zeggen: de bekwame tijd! Die moeten we: uitkopen, staat er. Dat wil zeggen: er uit halen wat er in zit. De mogelijkheden en de gelegenheden die de Heere nog geeft, uitbuiten. Alle kansen benutten. Iedere mogelijkheid aangrijpen. Het kan nog. Maar wie weet hoe lang nog? Want het is: kairos, het is nu het beslissende moment. Van die tijd zegt Paulus - elders „dat ze voorts kort is" (1 Kor. 7, 29). En op een andere plaats zegt hij ook dat we de tijd moeten uitkopen „omdat de dagen boos zijn" (Ef. 5, 16). Ook heeft hij het over „de gelegenheid van de tijd, dat het de ure is, dat wij nu uit de slaap ontwaken... (Rom. 13, 11). Sterk doortrekt dit besef de arbeid van de apostel. Er is haast bij. God geeft nog kansen en mogelijkheden. Dat we die optimaal uitbuiten, benutten, waarnemen. Wordt dat ook onder ons gevonden?
Leeft dat besef in uw hart en wordt het gevonden in het werk dat binnen de gemeente geschiedt? Dat is naar de Schrift. Nooit mogen we er in berusten dat de massa om ons heen zomaar verloren gaat. Zeker, de dagen zijn boos. En de klankbodem voor het Evangelie lijkt verder weg te zijn dan ooit te voren. De oren lijken dichtgestopt en de ogen d'chtgeplakt. Toch heeft het Evangelie van Christus een dynamische kracht. De Heere heeft er ongelofelijke wonderen mee gedaan en Hij is nog dezelfde God. Het is nu nog de 'kairos', de bekwame tijd! Wat doen we er mee? O, dat het gebed vaardig werd over onze gemeenten om de Geest van Christus! Dat er een herleven kwam door de levenwekkende kracht van de Geest ook binnen de gemeenten zelf. Want ligt niet veelal ook daar waar het Evangelie nog weerklinkt een sluier van dodigheid en vormelijkheid die het leven uit God bedekt en
soms zelfs tegenstaat o schijnbaar rechtzinnige gronden? De vormen zijn er onder ons nog wel, maar is er nog inhoud? Leeft Christus nog in het hart van de gemeenten? Dan kan het wel lijken of wij nog niet buiten zijn, maar dan zijn onze kinderen van nu degenen die buiten zijn straks. We hebben niets om ons op te verheffen. Dat geldt alle kerken in ons land die nog bij het Woord willen leven, hoe rechtzinnig ze ook willen zijn. Want waar is het te horen en waar valt het te merken dat de Heere leeft? Waar zijn de getuigenissen van het leven dat uit God werd geboren? We leven heen naar Pasen! Dat Hij Die dood geweest is en thans leeft, Zijn leven uitgiete in de vallei van de dorre doodsbeenderen. Hij is daartoe machtig, Hij alleen. Van Hem is onze verwachting. Hij heeft Zijn kairos, Zijn bekwame tijd uitgekocht tot de laatste mogelijkheid toe. Zijn ure was het om de wil des Vaders te doen. Dat bracht Hem in de dood en bracht ons het leven. O Christus, dat Gij over en onder ons kwame, opdat Uw gemeente leven moge uit Uw gezegende arbeid door Uw Geest.
geaoute woorden
Na sterk de aandacht te hebben gevestigd op de handel en wandel tegenover hen die buiten zijn, komt nu ook het Woord aan de orde. „Uw woord zij te allen tijd in aangenaamheid, met zout besprengd..." In aangenaamheid. Letterlijk: in genade. Maar dat woord kan ook de meer algemene betekenis hebben van: in dat wat behaagt. Van Leeuwen vertaalt met: in gratie. Het wil zeggen: niet ruw, niet olomp, niet onbeheerst. Dat geldt het woord op de kansel gebracht. We hoeven ons niet te meten met de conferenciers van onze dagen door het zo apart mogelijk te zeggen, waardoor we het gevaar lopen op het plompe, ruwe niveau van de mens van deze tijd te komen. Dat geldt ook het woord~~onder de kansel doorgegeven.
'Met aangenaamheid', in gratie. Het mag niet afstotend zijn, er moet iets van uitgaan dat anderen trekt en boeit (Ridderbos). Hier kunnen we ook denken aan onjuiste, overdreven kanseltaal. We hoeven bij het doorgeven van de Evangelietijding ons niet te oefenen in een soort geheimtaal. Het gaat er immers om dat zij die buiten zijn in ieder geval onze taal kunnen verstaan. De mens van nu hore de boodschap in zijn eigen taal en niet in de taal waarin de achttiendeeeuwer het pleegde te horen. Dat kan gewijd lijken, maar het is onstichtelijk. Na Pinksteren wil de Koning der Kerk juist dat een ieder in zijn eigen taal de grote werken Gods hoort verkondigen. Dat hoort bij het ambt van de Heilige Geest. Uw r woord zij te allen tijd in aangenaamheid. Dat heeft ook te maken, dunkt me, met de manier van spreken. Er zijn predikers die de gewoonte hebben op de kansel een heel aparte toon en klonk in hun stem te leggen. Dat stoot af, dat doet komisch aan bij hen die buiten zijn. Wij zijn altijd tegen toneelspelen geweest, omdat mensen dan een rol speelden die niet overeen kwam met wie ze werkelijk waren.
Dan moeten we op èn onder de preekstoel ook geen geestelijk toneel spelen door een toon aan te nemen die niet natuurlijk is. Zoals we met elkaar spreken, zo wil de Heere ook dat we Zijn Woord doorgeven.
Wel, de woorden die gesproken worden dienen met zout besprengd te zijn. 'Met zout gekruid', vertaalt van Leeuwen (K.V.). Elders in de Bijbel wordt 'zout' als beeld gekozen omdat het bederfwerend is. Hier is het veelmeer bedoeld in de zin van: prikkelend, smaakgevend. We moeten geen flauwe, lauwe woorden spreken, maar sprankelende, pittige, geestrijke woorden. Met zout besprengd. Voor 'besprengd' staat letterlijk een werkwoord dat betekent: iets toebereiden, klaarmaken. De huisvrouw maakt de maaltijd in de keuken klaar en gebruikt daarbij meestal een weinig zout. Dat geeft smaak, pit aan het eten. Zo dient het Woord ook bereid te worden in de keuken van de gemeente Gods. Het verkondigde Woord dient doortrokken te zijn van het pit en merg van het echte leven uit Christus. Dat vraagt zorg, dat vereist aandacht. Het Evangelie doorgeven is geen werk van een verloren half uurtje, wat we ook nog erbij doen. Nee, dat vraagt voortdurende, diepgaande zorg.
Met zout toebereid! Zit er wat in, doet het kracht, gaat er wat van uit, is het de moeite waard? Flauw eten zetten we met een w r alg naast ons neer. Dat smaakt niet. Zo is het ook met het verkondigde Woord. Het kan zo flauw toebereid zijn, zo zonderpit en smaak. Dat hoorders zeggen: dat hoeft voor ons niet. Dat 'flauwe' kan overal door veroorzaakt worden. Het kan zijn dat het Woord flauw is, omdat de levende Christus er in gemist wordt. Of omdat het wel actueel lijkt te zijn, maar geen boodschap bevat. Of omdat de 'christen' er in wel aan de orde komt, maar helemaal los van de 'Christus', als u begrijpt wat ik bedoel.
Met zout besprengd! , , Dat wil zeggen, dat onze rede vrij en rein moet zijn van alle onheilige ijdelheid en onreinheid en vol van geestelijke genade, opdat zij stichtelijk zij en een liefelijke geur verspreide voor hen die haar horen" (Calvijn in verklaring van de Evangeliën n.a.v. Mk. 9, 50).
antwoord geven
, , . . . opdat gij nwogt weten, hoe gij een ieder mloet antwoorden". Dat 'weten' wil hier zeggen: verstand krijgen van. De oefening in het spreken van het woord met aangenaamheid en met zout besprengd, doet de gemeente ervaring krijgen in de verkondiging. 'Een ieder', dat wil zeggen: ieder afzonderlijk, ieder naar hij of zij nodig heeft, naar ieders omstandigheden, naar ieders weg of staat of toestand. Daar is heel wat voor nodig in het pastoraat, in het evangeliseren, in het apostolaat. Om te weten, om door de Geest verstand te hebben gekregen hoe ieder mens geantwoord moet worden. Daar is kennis van de Schrift voor nodig. Kennis van de leefwereld van onze dagen. Maar ook kennis van het hart van de mens. En dat gaat gepaard met doorleefde kennis van eigen hart. Wie eigen hart leerde kennen bij het onthullend licht van de Heilige Geest, kent mede het hart van zijn medemens. W T el is voortdurende oefening nodig. We spreken weieens over geoefende christenen. Je kan het merken als je met je vragen bij ze komt: zij hebben het geleerd in hun eigen leven hoe te antwoorden. Ze hebben ervaring opgedaan in hun omgang met hun God en Heere. Ervaring opgedaan met de afgronden in eigen hart. Ervaring opgedaan met het hart van Christus. Immers, de ware antwoorden komen alleen uit Zijn hart voort. En dat hart van Christus ligt verklaard' in het Woord.
boodschappers
Er volgen in de brief nu nog wat persoonlijke mededelingen. Die waren niet onbelangrijk voor de apostel. Het geestelijke is niet onmenselijk. Het ont-menselijkt de relaties ook niet binnen de gemeente. Daar is een levende relatie tussen de apostel en de gemeente. En die ligt vast in het Woord en is door de Heere gelegd. Paulus weet hoe ze met hem meeleven, nu hij gevangen zit. Daarom stuurt hij iemand om ook over hem te vertellen. Dat, ter toelichting bij deze brief die bii de gemeente wordt bezorgd door Tychikus. „Al mijn zaken in de bl& eïïe, denwelke ik tot hetzelfde einde tot u gezonden heb, opdat hij uw zaken wete en uw hartim vertrooste".
We kennen deze Tychikus ook uit andere Schriftplaatsen o.a. Efeze 6, 21. In de Handelingen is hij één van de afgevaardigden uit de heiden-Christelijke gemeenten die Paulus vergezellen naar Jeruzalem in verband met een collecte die voor de gemeente in Jeruzalem is gehouden (Hand. 20, 4). In de brieven aan Timotheüs en Titus komt hij nog voor als een medewerker van Paulus. Paulus geeft hem hier een zeer loffelijk en uitvoerig getuigenis mee. Hij komt om de gemeente in te lichten over Paulus' persoonlijke omstandigheden. Maar ook om de 'harten te vertroosten'. Er was zorg om Paulus zelf. Maar ook verdriet en spanning om de verminking van de leer aangaande Christus binnen de gemeente. Harten van ware gelovigen kennen daar altijd' verdriet over. Er werd immers aan de heerlijkheid van Christus te kort gedaan. Tychikus komt namens Paulus daarover de harten troosten, vooral door deze brief voor te lezen waarin zo heerlijk over Christus' macht en glorie wordt geschreven. O, dat geeft troost, waar een goed gerucht van deze Koning wordt gegeven.
Tychikus komt niet alleen. „Met Onésimus, de getrouwe en geliefde broeder, deuteïk\e uit de uwen is; zij zullen u alles bekend maken wat hier is".
Het is aannemelijk te denken aan de weggelopen slaaf die we kennen uit de brief aan Filémon, die ook in Colosse woonde. Calvijn acht het niet dezelfde Onésimus te zijn. Maar waarom eigenlijk niet? Deze woorden van Paulus met de brief aan Filémon persoonlijk moeten bijdragen tot een verzoening tussen Onésimus en Filémon. Hij is één van u, schrijft Paulus. Ontvang hem daarom in liefde. Niet meer als slaaf, - maar als veel meer dan een slaaf, als een geliefde broeder in de Heere.
B.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1980
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's