Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oog voor elkaar

Dat: is de titel van een geschrift van de hand van prof. dr. J. P. Versteeg, hoogleraar aan de Theologische Hogeschool van dc Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland in Apeldoorn, dat onlangs verscheen. „Oog voor elkaar" is de uitwerking van de rede die prof. Versteeg uitsprak bij de overdracht van het rectoraat aan genoemde Hogeschool op 19 September 1978. De ondertitel van dit werk luidt: Het gebruik van het woord „elkaar" in het Nieuwe Testament. Met betrekking tot de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente. Prof. Versteeg is zo'n beetje heel het Nieuwe Testament doorgekropen om alle teksten waarin het woordje „elkaar" voorkomt op een rij te zetten. Achterin dit beek staan ze ook allemaal inderdaad op een rij. Na een korte inleiding, bestaat het grootste deel van het boek uit een korte exegese van al deze teksten, om dan in een derde hoofdstuk een aantal conclusies te trekken naar aanleiding van het gevondene in de exegese. Een pracht methode om zo langs Bijbels-theologische weg een voorname lijn in het Nieuwtestamentisch getuigenis op het spoor te komen. En dan een spoor waar tot nog toe nauwelijks aandacht voor is geweest. Prof. Versteeg signaleert dat zeer terecht. Hij schrijft in de inleiding o.a.: Het is zonder aarzeling een verarming te noemen, dat het gebruik van dit woord niet de aandacht ontvangen heeft, die het waard is. Het is te vrezen, dat daardoor ook het aspect van het kerk-zijn waarop door het gebruik van dit woord wordt ingegaan, te veel in de schaduw is gebleven. Bij mijn weten is er geen studie over de kerk waarin aparte aandacht gegeven wordt aan het nieuwtestamentisch gebruik van het woord „elkaar". Het lijkt trouwens wel, alsof men in het algemeen het woord „elkaar" in het Nieuwe Testament eenvoudig over het hoofd gezien heeft". Prof. Versteeg wijst dan op een paar gerenommeerde woordenboeken voor het Nieuwe Testament waarin het woord „elkaar" geen enkele aandacht krijgt. Alleen prof. M. H. Bolkestein wijdde er in 1969 aandacht aan in een artikel over dit woord. In aansluiting op wat prof. Bolkestein daarin te berde bracht, schrijft prof. Versteeg dan: dat in het gebruik van het woord „elkaar" de structuur van de gemeente volgens het Nieuwe Testament duidelijk tot uitdrukking komt".

Gemeente en gemeenschap

Elke werker in de kerk hoort weieens de klacht om zich heen dat er zo weinig onderlinge verbonheid is binnen de gemeente. Dat het er zo koud is, zo liefdeloos. Nu moet je altijd letten op wie zoiets zegt. Je hebt ook van die „beroepsklagers" in de gemeente, bij wie nooit iets deugt, terwijl ze er zelf ook niets voor doen, om het anders, meer naar de Schrift te laten verlopen binnen de christelijke gemeente. Maar dan blijft toch staan, dat er wel iets of misschien wel veel van waar is. Onze tijd kenmerkt zich door een groot individualisme. Ieder gaat zijn eigen gang. Ook al wonen we bijna bovenop elkaar, we weten soms niets van elkaar. Velen hebben de neiging zich terug te trekken op eigen basis, binnen eigen bastion. Die mentaliteit beheerst ook soms al te veel diegenen die b.v. op dc zondag onder één dak verkeren en onder één Woord zich stellen. Als u dan het nieuwtestamentisch getuigenis leest, zoals prof. Versteeg dat in dit boek aan de orde stelt met al de Schriftplaatsen erbij, dan kan onmogelijk bedoeld zijn dat we binnen de gemeente als los zand langs elkaar heen leven. De gemeente is in het Nieuwe Testament een gemeenschap. Althans, het woordje „elkaar" wil daar heel sterk toe aansporen. En wij willen toch, terecht, naar de Schrift ons gemeenteleven laten bepalen. Welnu, dan is er nog heel wat ie leren. Dit boek wil daarbij helpen. Dat is een grote verdienste van dit geschrift. Ik zei al, prof. Versteeg geeft een korte uitleg van al die teksten waarin het woordje „elkaar" een duidelijke functie heeft. Ambtsdragers, belangstellende gemeenteleden zouden er goed aan doen zich eens in dit geschrift te verdiepen en het onderling te bespreken. Het vergt wel enige studiezin en scherpe aandacht, maar het loont de moeite. De Schrift komt aan het woord. En waar het Woord aan het woord komt, daar worden we ontdekt aan onze schuld, niet alleen aan persoonlijke schuld tegenover God, maar ook aan gemeenschappelijke schuld jegens elkaar. Maar dan niet om bij die schuld berustend te blijven staan, maar om bij gemeenschappelijke erkenning van die schuld, vanuit de genade van de Heilige Geest die alles nieuw maakt, tot een waarlijk Schriftuurlijk gemeenteleven te mogen geraken. Er zijn onder ons in gemeenten situaties gegroeid, die in geen enkel opzicht de kritiek van de Schrift kunnen verdragen, hoezeer men in zulke situaties elkaar met de Schrift om de oren slaat.

De verwording is niet alleen buiten de kerk of buiten onze groep te vinden. Ze is er, helaas, ook onder ons. Omdat niet het Bijbelse woordje „el-

kaar", maar liet goddeloze woord „ik" op de voorgrond staat.

Conclusies

Aan het eind van zijn geschrift komt prof. Versteeg tot een aantal conclusies naar aanleiding van de gegeven en gevonden uitleg van de teksten waarin het woordje „elkaar" voorkomt. Ik licht daar enkele uitspraken voor u uit. „Wat wel allereerst mag opvallen is het feit, dat het woord „eikaar" zo veelvuldig en in zoveel verschillende verbanden met betrekking tot de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente gebruikt wordt in het Nieuwe Testament. Met Bolkestein is te zeggen, dat het leven van de gemeente zich in dit „elkaar" afspeelt ( ) Het geloof dat ons verbindt aan Christus verbindt ons tegelijk aan onze medegelovigen en die medegelovigen aan ons. Het heil van God is voor ons slechts te beleven in gemeenschap met andere gelovigen. Anders gezegd: Er is voor ons geen echt beleven van het heil van God, wanneer het woord „elkaar" in dat beleven niet functioneert"(....). Een zinvol onderscheid dat met het oog op het nieuwtestamentisch gebruik van het woord „elkaar" met betrekking tot de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente gemaakt is, is het onderscheid tussen het „er-metelkaar-zijn" en het „er-voor-elkaar-zijn". Het meest expliciet komt dit onderscheid naar voren in Paulus' gebruik van het woord „elkaar" in verband inet het beeld van het ene lichaam en de vele leden.

Ook bij andere uitspraken waarbij dit onderscheid zeker niet expliciet naar voren komt staat het evenwel voortdurend op de achtergrond. Het „er-met-elkaar-zijn" ziet op de in Christus gegeven eenheid en het „er-voor-elkaar-zijn" op de roeping jegens elkaar die daaruit voortvloeit. De verhouding van het „er-met-elkaar-zijn" en het „er-voor-elkaar-zijn" is te vergelijken met de verhouding van de indicatief en de imperatief. Zoals de indicatief de basis is voor de imperatief, zo is ook het „er-met-elkaar-zijn" de basis voor het „ervoor-elkaar-zijn". In theologische orde gaat het „er-met-elkaar-zijn" in de in Christus gegeven eenheid vooraf aan het „er-voor-elkaar-zijn". Het uitgangspunt ligt niet in de roeping, gegeven rnet het „er-voor-elkaar-zijn", maar in de werkelijkheid van het „er-met-elkaar-zijn". Het is niet zo, dat vanuit het „er-voor-elkaar-zijn" moet worden heengewerkt naar het „er-met-elkaar-zijn". Het is zo, dat in de werkelijkheid van het „er-met-elkaarzijn" de stimulans ontvangen mag worden om aan de roeping van het „er-voor-elkaar-zijn" te voldoen.

Tegelijk is het duidelijk, dat het aspect van het „er-met-elkaar-zijn" en het aspect van het „ervoor-elkaar-zijn" niet van elkaar kunnen worden losgemaakt. Het ene lichaam en de vele leden behoren onlosmakelijk bij elkaar. Ook hier is de parallel met de verhouding van de indicatief en de imperatief verhelderend. Nooit vindiceert de indicatief een gegeven toestand die ook gescheiden van de imperatief bestaat. Het gaat bij indicatief en imperatief om twee zijden van dezelfde zaak. Zo kan ook de in Christus gegeven eenheid met elkaar niet gekend worden los van het voldoen aan de roeping voor elkaar. Hét „er-met-elkaarzijn" wil en moet concreet uitkomen in het „ervoor-elkaar-zijn". Waar het „er-voor-elkaar-zijn" wordt gemist, wordt het „er-met-elkaar-zijn" tot een illusie. Wie de leden van het lichaam losmaakt van het lichaam, doodt ook het lichaam.

Er behoeft geen twijfel over te bestaan waarin, volgens het Nieuwe Testament, het centrale van de roeping van de gelovigen jegens elkaar te onderkennen is. Dat is het gebod om elkaar lief te hebben. Het is vooral de apostel Johannes die in zijn evangelie en in zijn brieven op de noodzaak van de liefde tot elkaar alle nadruk legt. In het gebod om elkaar lief te hebben ziet Johannes het „nieuwe" gebod dat Jezus de Zijnen gegeven heeft (Joh. 13, 34). In de eerste brief van Johannes worden zelfs het geloof in Christus en de liefde tot elkaar in één adem genoemd: „En dit is Zijn gebod: dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben, gelijk Hij ons geboden heeft" (1 Joh. 3, 23). In de liefde tot elkaar ligt dan ook voor Johannes de toetssteen van de echtheid van het geloof in Christus, zoals hij zegt in 1 Joh. 4, 12: „Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en Zijn liefde is in ons volmaakt geworden". Deze concentratie op de liefde tot elkaar die nergens zo sterk uitkomt als in de johanneïsche geschriften, is evenwel niet tot deze geschriften beperkt. We vinden deze zelfde concentratie ook bij Paulus, wanneer hij b.v. in Rom. 13, 8 de gelovigen in Rome oproept om elkaar lief te hebben, omdat wie de ander liefheeft de wet heeft vervuld. Niet minder is deze concentratie aanwezig bij Petrus, wanneer hij in 1 Petr. 4, 8 zegt: „Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkaar, want de liefde bedekt tal van zonden".

Daarbij is voor ogen te houden, dat in het

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's