Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heb omgang wiet Mijn Naam!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heb omgang wiet Mijn Naam!

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET DERDE GEBOD

(5_slot

IJdel gebruik van Gods Naam dat is ook: Gods Naam gebruiken als handelsmerk. We gaan dan deze heilige Naam annexeren voor onze eigen onheilige belangen. Het valt niet moeilijk historische voorbeelden hiervan aan te halen. In de late middeleeuwen zijn de kruistochten naar het heilige land ondernomen onder de leuze: 'Deus vult', God wil het! In de tijd van de Reformatie zijn brandstapels aangericht en heeft de inquisitie de gruwelijkste martelingen gepraktiseerd onder het mom van gehoorzaamheid aan God. Om wat dichter bij onze eigen tijd te blijven: beriep Adolf Hitier zich niet op 'de Voorzienigheid' om zijn brutale veroverringsoorlogen te rechtvaardigen en stond het 'Gott mit uns' niet op de helmen van de Nazi's? Altijd weer heeft de mens gepoogd zijn eigen zin en wil te sanctioneren door vrome voorwendsels — waren godsdienstige woorden en christelijke termen niet bij uitstek geschikt om de kwalijke lading van onze eigen gemene streken toe te dekken?

U ziet dat we hier wel heel dicht komen bij wat eerder aangewezen is al subtiele overtreding van het tweede gebod. God te willen inspannen voor het karretje van het al dan niet godsdienstige eigenbelang. Dat doet die man die zijn zinnen heeft gezet op een vrouw en op haar af stapt met de boodschap: 'de HEERE heeft mij geopenbaard dat je met mij trouwen moet.' Dat doen ouders tegenover hun kinderen en kinderen tegenover hun ouders, wanneer zij in allerlei konflikten gaan schermen met teksten, in plaats van het Woord werkelijk aan het woord te laten. Met een beroep op Gods wil is de slavernij verdedigt tot in zijn verschrikkelijkste excessen toe. En thans maken wc het mee dat in Angola of Mozambique, in Zimbabwe - Rhodesië of in Zuid-Amerika de bloedige revolutie wordt gesteund in de Naam van Christus.

De Heidelberger roept ons er toe op 'de heilige Naam Gods anders niet dan met vrees en eerbied te gebruiken.' Dat moet ons waakzaam maken tegen wat wel genoemd is' het euvel van de vereenzelviging'. Onze eigen belangen, meningen en strevingen kunnen we overgieten met een christelijk gereformeerd of reformatorisch sausje. Maar wanneer het daarbij blijft, wanneer alons denken en doen niet van binnenuit gereformeerd wordt, werken we mee aan de devaluatie van namen en woorden, wat veel erger is: we devalueren zelf de Naam en het Woord. Laten we toch voorzichtig zijn met uit te spreken: 'dit is de wil of de bedoeling of de straf van God'. Hoe dikwijls zijn daarmee al brokken gemaakt in het pastoraat en in de omgang met elkaar. Wanneer we het bijbels vermaan dat 'de verborgen dingen zijn voor de HEERE onze God' uit het oog verliezen, gaan we Hem ongerijmde dingen toeschrijven. We spreken dan niet récht van Hem en geven aanleiding dat de Naam om onzentwil niet geprezen, maar juist gelasterd wordt door degenen die buiten zijn.

Onze naam dient in overeenstemming te zijn met onze staat. Wie de Naam van de Heere noemt sta af van ongerechtigheid. Naam-christendom brengt altijd tot regelrechte overtreding van het derde gebod. Wanneer wc de gelovige omgang met de Naam niet kennen en hem tóch op de lippen nemen, zijn we als valse munters die wel met bankbiljetten zwaaien, maar deze zijn niet door goud gedekt. Het is niet genoeg (hoe groot ook op zichzelf) dat de Naam op ons voorhoofd is gelegd bij de Doop; dat gebeuren roept juist om de wedergeboorte waarin de Naam in ons hart wordt gelegd. Alleen zó kan ik de Naam gelovig belijden op de lippen nemen, alleen zó kan ik in beginsel gehoorzaam zijn aan het derde gebod.

Omgangsvormen

) Het leven van het geloof kent zijn eigen omgangsvormen. 'Gods verborgen omgang vinden/zielen daar Zijn vrees in woont/het heilgeheim wordt aan Zijn vrinden/naar Zijn vreeverbond getoond'. In deze wandel met God ontvangen we de kennis van Zijn Naam als een toevertrouwd geheimenis. Zoals de bruid de naam van de bruidegom op een heel bijzondere wijze ontvangt, namelijk ingegrift in haar trouwring, zo krijg ik in het geestelijk leven kennis aan de Naam en leer er dan ook op heel eigen manier mee omgaan. Denk aan de 'mystieke' warmte waarmee Bernhardus van Clairvaux kan spreken over de Naam Jezus — deze is voor hem als licht in de ogen, muziek in de oren en honing op de tong. Alles wordt grauw en grijs, dor en doods als deze Naam er uit weggebannen is. De Catechismus noemt drie van deze omgangsvormen met de Naam, overigens slechts 'n selecteie uit 't hele scala dat de Bijbel noemt: belijden, aanroepen en prijzen. Bij 'belijden' kunnen we denken aan de STATUS confessionis, dat is de situatie waarin de Kerk met de rug tegen de muur staat en het uitkomen voor de Naam een halszaak is geworden, maar het voor haar geldt: 'hier sta ik — ik kan niet anders.'

Het aanroepen wijst op het vluchten tot Gods Naam als naar een sterke toren en onneembare vesting. Het prijzen van de Naam kan het beeld oproepen van de ceremoniemeester die de wijn heeft geproefd en zijn verrassing uitspreekt over dc uitmuntende kwaliteit: maken en zien dat de HEERE goed is. Andere bijbelse omgangsvormen zijn: e Naam vrezen (psalm 86 : 11), zoeken (psalm 83 : 17), verwachten (psalm 52 : 11), uitroepen (Exodus 34 : 6), kennen, liefhebben enzovoorts. Heel het geloofsleven in alle schakering en rijkdom is te illustreren vanuit de verschillende omgangsvormen met de Naam. In het bijzondere moge hier nog de aandacht gevestigd worden op een helaas onder ons haast onbekende, maar toch voluit bijbelse omgangsvorm die te vinden is o.a. in Jesaja 45 : 23, Jeremia 4 : 2, Ruth 1 : 17.

Het gaat hier om het eedzweren in de Naam des HEEREN, niet zozeer voor de rechtbank, maar meer als een zeer uitdrukkelijke en nadrukkelijke belijdenis. De ziel stelt zichzelf onder ede en gaat een heilige verplichting aan. We komen dit ook wel tegen bij sommige schotse schrijvers — de gelovige maakt een verbond (covenant) met de HEERE, bij of zij treedt toe als een vrijwilliger om zo de naam te plaatsen op de monsterrol van Christus en met de hand te schrijven: „ik ben des HEEREN". Hierin komt zo duidelijk tot uiting dat er in ons leven een hartelijke keuze moet worden gewerkt, we mogen niet lauw en half voortleven, niet blijven hinken op twee gedachten. De teerling moet geworpen worden en de brug naar de wereld achter ons opgehaald in de doorbraak van het geloof. Wanneer dat ons nog onbekend is hebben we ons te benaarstigen in de afhankelijkheid van de dierbare werkingen van de Heilige Geest om onze roeping en verkiezing vast te maken. Maar ook wil dit verbond van tijd tot tijd plechtig vernieuwd worden wat in het leven der heiligmaking kan plaatsvinden door het doen én inlossen van geloften.

Omgang met de Schrift

Het derde gebod roept ons tot het rechte gebruik maken van Gods openbaring. Het ligt dan ook voor de hand dat ook de omgangsvormen ten opzichte van de bijbel aan de orde komen. Een onderwerp apart!

Ik stip slechts aan welke vragen hier liggen. Moet een bevooroordeelde bijbelkritische benadering van de Schrift die binnen de openbaring gaat schiften en scheiden tussen verpakking en inhoud, kern en rand, niet uitlopen op een openlijk konflikt met het derde gebod? Wie de Bijbel leest en hanteert als een louter menselijk literair document tast daarmee de Naam des HEEREN aan. Maar dan mogen we de Schrift ook niet degraderen tot een arsenaal van teksten die we rustig uit hun verband kunnen rukken om er onze (vaak vermeend rechtzinnige) meningen mee te staven. Nog minder mogen we de Bijbel hanteren als een veredeld denksportboek. Allerlei bijbelquizzen en kruiswoordpuzzles waar een tekstwoord uitkomt als „oplossing" zie ik dan ook als bedenkelijke verschijnselen. Is hier geen sprake van onheilig, dan toch in elk geval van in hoge mate oneigenlijk bijbelgebruik. Laten we toch de Bijbel blijven zien als de brief van de levende God aan óns gericht en altijd voorop stellen wat 2 Tim. 3 : 16 aangeeft als het veelomvattend doel van de Schriften: ering, wederlegging, verbetering en onderwijzing „opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust".

Indrukloos het Woord lezen, achteloos het Woord aanhoren, na het verplichte kapitteltje weer overgaan tot de orde van de dag zonder er ook maar iets van mee te dragen in ons hart — dat is overtreding van het derde gebod. Maar ook allerlei theologische nieuwlichters mogen hun praktijken nog wel eens toetsen aan dit gebod. Wie zomaar lichtvaardig de belijdenis als spreekregel van de Kerk en repetitie , bondige samenvatting van de Schrift terzijde schuift — wie altijd weer iets nieuws zoekt en met iets nieuws voor de dag wil komen om zélf naam te maken of om op allerlei modetrends in te spelen, bezondigt zich aan het heilige! Wat een verantwoordelijkheid voor theologen en dienaren des Woords om niet de rechtzinnige of vrijzinnige mens naar de mond te spreken en daarmee het Woord Gods te koop te dragen. Wie een Woordkramer is in plaats van een Woord-dienaar ontheiligt de Naam onder de schijn van het tegendeel.

Niet onschuldig!

„Want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdel gebruikt." Bij dit gebod vinden we dus een aparte sanctie of bedreiging. Waarom de HEERE dat hier nodig geoordeeld heeft? Calvijn zal wel gelijk hebben als hij schrijft dat het is omdat „niets moeilijker is, dan juist op dit stuk de ongebondenheid der mensen te beteugelen." Altijd weer wordt dit grote kwaad gebagatelliseerd. Maar God zegt dat de vloeker zich Zijn vloek op de hals haalt. Daar staat dan om Christus wil tegenover — en dat wordt óók aan het adres van de vloeker, van u en mij als zondaars tegen het derde gebod gezegd — „En het zal zijn, dat een iegelijk die de Naam des HEEREN zal aanroepen, zalig zal worden." (Hand. 2 : 21).

V.

J.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Heb omgang wiet Mijn Naam!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's