Dankdag voor gewas en arbeid
Dankdag of Dankstond
Op vele plaatsen behoort die dag alweer tot het verleden, dc Dankdag voor het gewas, die volgens onze agenda gehouden wordt op de eerste woensdag in november. Overigens zijn er nogal wat uitzonderingen op die regel: op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden pleegt men deze dag op een latere woensdag in november te vieren, terwijl er gemeenten zijn die, waarschijnlijk bij gebrek aan een voorganger, ook wel op dinsdag of donderdag samenkomen om dc Heere te danken voor Zijn zegeningen in het afgelopen seizoen. En dan zijn er ook nog de gemeenten — vooral in vissersplaatsen, waar de mannelijke bevolking door de week niet thuis is, en in de grote steden, waar men de gemeente door de week niet bij elkaar krijgt — die de Dankstond hebben verschoven naar dc zondag.
Dankdag of Dankstond, dat is ook weer de vraag. Vele gemeenten hebben op die dag nog twee diensten, 's morgens en 's avonds, of 's middags en 's avonds. Waarbij dan uiteraard de avonddienst zich in een grotere belangstelling mag verheugen dan de morgen-of middagdienst.
Nu is het aantal diensten op zo'n dag niet bepalend, evenmin de dag waarop ze worden gehouden. Al zou het geen kwaad kunnen wanneer de kerken op plaatselijk en regionaal vlak wat meer overleg met elkaar pleegden om zoveel mogelijk de Dankdag op hetzelfde tijdstip te houden, ook met het oog op de scholen en de middenstand. Wèl belangrijk is dat deze dagen nog enigszins in ere zijn en dat het nog mogelijk is in onze verzakelijkte tijd een dag of een avond te reserveren voor de dienst van God.
Onderschatting en overschatting
Zoals alle goede dingen kan men ook de (Bid-en) Dankdag ond ei-waard eren of overwaarderen. Reeds in 1895 klaagde de bekende Utrechtse hoogleraar J. J. van Oosterzee over „het kwijnend aanwezen" dat deze dagen leden. In sommige — of in vele gemeenten? — is de belangstelling voor deze diensten inderdaad minimaal. Men krijgt de indruk dat een oud gebruik tegen wil en dank in stand gehouden wordt, maar dat de gemeente de betekenis ervan niet meer ziet. Of — omdat men er toch niet helemaal af wil — heeft men de diensten maar op de zondag gezet, dan komen er allicht wat méér mensen...
Tegenover deze onderwaardering van de (Bid-en) Dankdag staat ook een overwaardering. Iedere predikant kent in zijn gemeente wel mensen die slechts twee keer per jaar de kerkdiensten bezoeken: op de Biddag en op de Dankdag. Een overblijfsel uit de tijd van het liberalisme, toen men „de goede God" alleen nog nodig had om de schuren vol te krijgen, en toen men ook nog wel bereid bleek als een soort tegenprestatie een flinke duit in het zakje te doen, in de ijdele waan dat men op deze wijze aan zijn „godsdienstplichten" voldaan had.
Het is duidelijk dat deze laatste houding minder met godsdienst dan met ras, bloed en bodem te maken had. Veel meer dan een heidense vruchtbaarheidscultus was (cn is) het in ieder geval niet.
De centrale Boodschap
Voor de dienaren van het Woord kan de prediking op deze dagen een opgave betekenen. Allereerst is door het steeds terugkerende probleem van de tekstkeuze. Het aantal teksten waarover op Bid-en Dankdag kan worden gepreekt is niet onuitputtelijk. En vooral wanneer men een aantal jaren in één gemeente staat kan de vraag weieens opkomen: „Waar moet ik het dit jaar over hebben? " Het is goed te w 7 aken tegen eenzijdigheid, die zich ook in de tekstkeuze kan voordoen.
Bovendien bestaat het gevaar dat de prediking op deze dagen wordt geïsoleerd van de centrale Boodschap van de Heilige Schrift. De gemeente werkt dit soms nog in de hand doordat velen van mening zijn dat het 's zondags nu eenmaal hoort te gaan over onze ziel en over de eeuwigheid, terwijl dan de boodschap op Bid-en Dankdag alleen maar betrekking heeft op het lichaam en op de tijd.
in ieder geval had die dominé, die zijn verlegenheid met deze dagen uitdrukte met de woorden „het ligt me niet zo om een preek te maken over aardappelen en bieten" weinig begrepen van de betekenis van Biden Dankdag. Want ook op deze door-deweekse dagen gaat het niet enkel maar over de vruchten van het veld en ook niet alleen over ons werk. Ook op deze dagen hoort centraal te staan de verkondiging van het Evangelie: „God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende". En pas vanuit dat centrum kunnen we spreken over de „gewone dingen van het leven", ons gezin, ons werk, onze zaak, onze studie, onze vrije tijd. Niet omdat dat allemaal van lagere orde zou zijn, of van minder betekenis. Maar omdat al deze gaven pas echt kunnen worden gewaardeerd in het licht van Gods éne grote Gave: „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? "
De Vader van Jezus Christus
In verband met de Bid-cn Dankdag wordt vaak Zondag 10 geciteerd — soms ook gebruikt als belijdenis van het geloof — waarin gehandeld wordt over de Voorzienigheid Gods. De Catechismus omschrijft die Voorzienigheid als „de almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods waardoor Hij hemel en aarde, en alle schepselen gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt en alzo regeert dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen".
Dat onderschrijven we uiteraard tenvolle, als we Zondag 10 maar niet losmaken van Zondag 9, waarin beleden is dat het de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus is, Die hemel en aarde met al wat erin is, uit niets geschapen heeft en Die ook door Zijn eeuwige Raad en Voorzienigheid nog onderhoudt en regeert.
De eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus! Dat is Iemand anders dan „de goede God" van de liberalen uit de vorige eeuw. Ook Iemand anders dan de god van de mensen die er alleen maar een voorzienigheidsgeloof op na houden.
De zegeningen van het tijdelijk leven kunnen en mogen dan ook niet losgemaakt worden van Hem Die de Zijnen gekocht heeft en voor Zijn rekening genomen heeft met lichaam en ziel, en Wiens bloed op de aarde heeft gedruppeld opdat die aarde niet enkel dorens en distels zou voortbrengen.
Had er geen kruis op deze aarde gestaan, dan zou ook ons tijdelijk leven onder de totale vloek liggen. Dan hadden we geen moed en kracht voor ons werk, dan bracht het veld geen vruchten voort, dan was er geen dagelijks brood, geen genezing van ziekte, kortom, dan was er geen leven mogelijk. Dat God deze wereld onderhoudt en regeert en dat, naar Zijn belofte, alle dagen der aarde, zomer en winter, dag en nacht, koude en hitte, niet zullen ophouden, is mede te danken aan de kruisverdienste van de Heere Jezus Christus.
De prediking op Dankdag zal er dan ook altijd op gericht moeten zijn dat we de Gever van alle goede gaven slechts kunnen danken door Hem. „Laat ons dan door Hem altijd aan God opofferen een offerande des lofs, dat is de vrucht der lippen die Zijn Naam belijden" (Hebr. 13 : 15).
Met het oog op de toekomst
Deze dingen kunnen alleen maar worden verstaan door het geloof. Hoewel de gehele wereld er de zegen van ondervindt, wordt deze zegen slechts gezien en ervaren door hen die God in Christus tot hun Vader hebben.
Wie buiten God en zonder Christus leeft, heeft genoeg aan de zegeningen van het tijdelijk leven. Dan zijn er geen hogere verlangens dan een goed gevuld loonzakje of voorspoed en welvaart in het zakenleven, een gelukkig gezin, een prettige vakantie, een onbezorgde oude dag, enzovoorts. Maar als onze ogen opengegaan zijn voor de dingen die niet gezien worden, dan hebben wij aan déze dingen niet genoeg. Bovendien zijn deze dingen geen doel in zichzelf, maar slechts middel tot de komst van het Koninkrijk der hemelen. Deze wereld wordt in stand gehouden met het oog op de grote toekomst. Het Evangelie. moet zijn loop hebben en steeds meer mensen moeten de blijde Boodschap horen. God zegent mens en beest en deze aarde geeft haar gewas opdat er straks een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal zijn waarop gerechtigheid woont.
Ootmoed en vertrouwen
In dat licht mogen we de zegeningen van het tijdelijk leven zien. De Heere wil ons geven wat we nodig hebben voor de instandhouding van ons leven en wat nuttig is voor
de komst van Zijn Koninkrijk. Maar rechten hebben we niet. Daarom mogen we er in ootmoed en afhankelijkheid om vragen, en Hem er ook met verwondering voor danken. Maar in die kinderlijke ootmoed en afhankelijkheid is ook vertrouwen. „Uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen behoeft." Of, zoals Zondag 9 zo mooi zegt: „Hij kan dat doen als een Almachtig God en Hij wil het doen als een getrouw Vader".
Dan zal ook op de Dankdag onze dank voor alle tijdelijke zegeningen uitmonden in die éne lofzang: Doch Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke Gave" (2 Cor. 9 : 15).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's