O, zalig hout! O, enige hoopl
„En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid van uw vlees, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende; uitgewist hebbende het handschrift dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, eniger wijze tegen ons was en heeft dat uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende; en de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld en heeft door hetzelve over hen getriomfeerd". Colossensen 2 : 13—15.
mede levend gemaakt
„En Hij heeft u..." Die „Hij" is God de Vader van Wie de apostel in vers 12 heeft gezegd dat Hij Christus uit de doden opgewekt heeft. Hij heeft ook u opgewekt. Dat klonk al door in het vorige vers. Maar het wordt hier als het ware nog weer eens onderstreept. OOK U! Die woorden staan voorop. Daarin klinkt stille verwondering, ingehouden blijdschap. Ook u. Niet alleen anderen, maar ook u.
Verder wil het zeggen: niet alleen wekte de Vader Christus op uit de doden, maar óók u.
In de opwekking van Christus door de Vader lag de ganse Kerk besloten. In Hem zijn ze mede opgewekt. Dat heil IS geschied. Die werkelijkheid LIGT vast. Daar valt in der eeuwigheid niet meer aan te tornen. Mede levend gemaakt (Ef. 2, 5). Twee keer staat dat zo in dc Schrift. Het open graf is de opengezette poort des levens voor allen die door een oprecht geloof in Christus zijn. Het heilsfeit van Pasen kreeg door de Heilige Geest beslag op de gelovigen. Ook u. Dat heeft ook te maken met de toestand die aan de levendmaking vooraf ging. Ook u was „dood in de misdaden en in de voorhuid van uw vlees..."
Dood in de misdaden wil zeggen , , ... heel de hopeloze toestand, waarin de mens in de zonde verkeert, ook zijn schuld, ook het verkeren onder de toorn Gods, het onderworpen zijn aan de tijdelijke en eeuwige dood" (Ridderbos). En , , in de voorhuid van uw vlees" kan ook vertaald worden met „uw vleselijke onbesnedenheid". We moeten hier niet zozeer denken aan het feit dat de Colossensen in hun eertijds niet lichamelijk besneden waren, maar veeleer aan hun „zedelijke en geestelijke toestand, voor zij tot geloof gekomen waren". Of zoals Calvijn het zegt: de voorhuid is een teken van de vervreemding van God. Want waar het verbond der genade niet is, daar is onreinheid en daaruit volgt de vervloeking en het verderf". Dood in de misdaden. Onbesneden van vlees. Elders noemt de Schrift nog andere kwalificaties van een mens buiten God. Buiten het verbond. Geen hoop hebbend. Zonder God in de wereld.. Vervreemd van het burgerschap Israëis (Efeze 2). Kinderen der duisternis. Allen afgeweken. Tesamen onnut geworden. Hoe je het ook beziet. Van welke zijde je de mens ook benadert. Er valt van hem niet goeds te zeggen. Verzachtende omstandigheden vallen niet aan te voeren. Misdaden, dat zegt genoeg. Met voorbedachte rade is hij te werk gegaan. Dood. Dat is geen lot, maar daarin komt zijn schuld voor God openbaar. Hij is niet passief dood, maar actief dood. Een hater, een verachter van God en daarom ook van zijn naaste. Ook u! Ja, zo was u er aan toe toen God u riep en vond. Niets in u vroeg naar God. Niets aan u trok op God aan. Als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid van uw vlees! Maar wat is gebeurd? Wel, het heil is hen verkondigd. Het Woord raakte hun onbesneden oren. Het trof hun dode ziel. De Geest wrocht mede. Het heil in Christus haalde hen uit het graf van hun dood. Mede opgewekt, mede levend gemaakt met Christus. Heilsfeitelijk was dat al geschied. Maar in de prediking werd het hun aangezegd. Door het Woord werden ze zelf ook feitelijk in dat heil gezet. De Geest maakte hen levend door het Woord. Christus werd hun harten ingedragen. De levende, de opgewekte Christus. De Christus die ook hun doodstoestand van schuld en van de vloek en van hun machteloosheid om zichzelf te verlossen had gedragen en overwonnen.
Ook u! Is dat niet om op te springen van louter vreugde? Weten we het, verstaan we het? Ook mij levendgemaakt! Onthoudt het goed: dat gaat nooit buiten Christus om. Levend gemaakt met Hem. Het leven is in Hem. In mij woelt de dood. In Hem ligt het leven.
Het komt er op aan dat ik Hem word ingelijfd door een oprecht geloof. Dat doet leven. Als ze in Colosse achterom zien, ontwaren ze niets dan de dood, schuld, vervloeking, vlees. Dat was hun eertijds. Zien ze op tot hun Heere en Koning, dan zien ze leven, vrijspraak, vergeving, Geest. Ook u mede levend gemaakt. Hoe ging dat dan?
Wel, dat levend gemaakt worden bestaat o.a. hier in: , , ... al uw misdaden u vergevende..."
De vergeving der zonden is als het ware de basis, de grondslag van de levendmaking. Misdaden, daarin trof God ze aan. Misdadigers, dat was hun staat. Wat deed God in Christus? Vergeven. In het hier gebruikte woord voor 'vergeven' zit een speciaal liefelijke klank. Er zijn verschillende woorden voor 'vergeven'. Maar het hier gebruikte heeft iets in zich van het liefelijke, het vriendelijke, het royale, het gulle van Gods hart. Gratie klinkt erin door. Van genade spreekt het luid. Kwijtschelden heeft de nieuwe vertaling. Zomaar, op grond van Christus' offer. Er zijn handschriften die lezen hier niet: al uw misdaden u vergevende, maar ONS vergevende.
Paulus betrekt er zichzelf ook in. Hij spreekt hier wat hemzelf betreft 'bevindelijke' taal. Hij weet er ook van wat het is vergeving van de misdaden te hebben. De levendmaking is geen kwestie vanzelf wat zijn of worden. Dat hoor je weieens onder ons zeggen: een mens zal eerst dit of eerst dat. Zonder daar nu verder al te zeer over uit te weiden, moeten we maar nooit vergeten dat al die „eerst-dit-of-datten" voor de levenmaking nooit een grond kunnen zijn noch ertoe gemaakt mogen worden. De enige grond is en blijft de vergeving der zonden in Christus' bloed. En die vergeving heeft te maken met AL de misdaden. Niet één uitgezonderd. God ruimt in Christus alles op, zet alles aan de kant, werpt alles achter Zich. Heel de dood, al de schuld, elke misdaad: het is weg! God gedenkt er niet meer aan. Hij gedenkt slechts Zijn verbond dat in Christus louter van genade spreekt.
handschrift uitgewist
Nog dieper gaat de apostel op deze heilswerkelijkheid in. De levendmaking wordt nog nader ontvouwd. „Uitgewist hebbende het handschrift dat tegen ons was..."
Een andere vertaling leest hier: „Door uit te wissen het ons belastende document, dat door zijn verordeningen tegen ons gericht was" (zo: Ridderbos). Of nog weer een ander: „Doorhalend het tegen ons getuigend document dat met zijn inzettingen tegen ons was" (zo: J. A. C. van Leeuwen in KV).
Wat wordt bedoeld met 'handschrift' of met 'document'? We moeten ons antwoord op deze vraag mede afleiden uit wat er bij gezegd wordt: het handschrift dat tegen ons was „in inzettingen bestaande". Inzettingen verordeningen. Het is duidelijk dat de apostel hier de Wet bedoelt. En met 'inzettingen' of 'verordeningen' bedoelt hij de ceremoniën, de cultische voorschriften die mede in de Wet vastgesteld lagen. We moeten deze uitspraak lezen tegen de achtergrond van de dwaling in Colosse. De dwaalleraars wilden de gemeente weer belasten met allerlei ceremoniële bepalingen: noodzaak van de besnijdenis, onderhouding van bepaalde dagen, nieuwe maan, sabbatten (zie vers 16 w). Die moesten de gelovigen blijven doen, ook na hun levendmaking beweerden de dwaalleraars. Wel, daar verzet de apostel zich hier tegen. Dat handschrift, dat document dat uit al die bepalingen bestond was tegen ons. In al de ceremoniën die oudtijds Israël moest verrichten omdat ze in de Wet waren opgenomen, school Gods aanklagende vinger. Neem bijvoorbeeld de wassingen die voorgeschreven waren. Die getuigden tegen hen voor wie die wassingen nodig waren. Ze waren immers vuil. Iedere keer weer als er een offerdier werd gebracht, openbaarde zich het handschrift tegen dc offeraar. Hij was schuldig en moest betalen, ook al ging dan wel het dier in zijn plaats de dood in. „Want als de mensen een onschuldig beest in hun plaats stelden, zo beleden zij daarmee dat zij des doods waardig waren" (Calvijn).
Zo is het handschrift, de Wet in al haar ceremoniën een aanklagend en veroordelend document voor allen die aan dat document gebonden zijn. Elke ceremonie, elke inzetting klaagde Israël aan. Heel dat handschrift bevatte één grote aanklacht tegen hen aan wie God het had voorgeschreven. Wat is nu gebeurd? Dat handschrift in die aanklagende functie heeft God uitgewist. Zoals in Paulus' dagen het geschrevene op een kleitablet werd uitgewist, zo
heeft God in Christus al die belastende verordeningen der Wet uitgewist, er een streep door gehaald. Ze zijn er niet meer. Ze hebben geen rechtsgeldigheid meer, al die belastende verordeningen en bepalingen. Uitgewist. We kunnen dan ook vertalen met: e gelden niet meer, ze doen geen kracht meer, ze zijn uitgeschakeld en buiten werking gesteld, vernietigend en weggedaan. We kunnen hierbij lezen wat in Efeze 2 : 15 staat: Heeft Christus de vijandschap in Zijn vlees teniet gedaan, namelijk der wet der geboden in inzettingen bestaande..."
Waar dan en hoe dan? Wei, „heeft dat uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende".
„God heeft de wet in haar aanklagende en veroordelende kracht uitgeschakeld zodat zij heeft afgedaan" (Ridderbos). Waarbij we wel aantekenen: de wet in haar ceremoniële betekenis heeft afgedaan. Trouwens, in het hier geciteerde werk schrijft Ridderbos dat ook zelf: Dit 'uitwissen' betekent niet dat de wet als uitdrukking van de wil van God voor de gelovigen niet meer zou gelden. „Het gaat hier duidelijk om het „schaduwachtige" van de wet, wat onderscheiden moet worden „van de dóórgaande inhoud van de wet".
De levendmaking kent enerzijds dus als grondslag dat God al de misdaden vergeeft. Anderzijds dat de wet als aanklager het zwijgen kreeg opgelegd en dat het heil niet bestaat uit het zoveel mogelijk nakomen van regels en wetten. Uitgewist, weggenomen is het handschrift. Aan het kruis is het genageld. Opvallende uitdrukking van de apostel, Christus is aan het kruis genageld. Ja maar, zegt Paulus, met Hem en in Hem ook dat handschrift met al die bepalingen of de wet in haar aanklagende functie. Hij bedoelt te zeggen: in Christus zijn al die belastende bepalingen het zwijgen opgelegd. De aanklacht is de mond gesnoerd. „Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons" (Gal, 3, 13a).
De wet eist gehoorzaamheid. Ik ben ongehoorzaam. Daarom klaagt de Wet mij aan. Ik kan niet dan zwijgen. De Wet vloekt me, want ik blijf niet in al hetgeen in het boek der wet geschreven staat om dat te doen. Het regent aanklachten. Het wemelt van de beschuldigingen. Allemaal terecht en waar. Ik probeer wat ik kan. Maar ik kan niets goeds. Al mijn deugden, heel mijn nauwgezette leven. Heel die plichtenreeks legt de Wet het zwijgen niet op. Het handschrift blijft tegen me. De inzettingen stellen me schuldig. Hoor het Evangelie benauwde ziel: heeft dat handschrift weggenomen. Hoe dan? Wel, het is uitgewist! Waar dan? Hij heeft het aan het kruis genageld. Welk een bevrijding voor de levendgemaakte ziel. Dat is leven. We horen het lezen tot onze eeuwige verbazing steeds weer in de Avondmaalsdienst: „... ja, Zijn gezegend lichaam aan het kruis heeft laten nagelen, opdat Hij het handschrift onzer zonden daaraan zou hechten en heeft alzo de vervloeking van ons op zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegening vervullen zou".
Het handschrift is doorgehaald. „In het kruis van Christus hebben wij het gekruiste handschrift... Er is een kruis dwars door het handschrift gehaald..." (ds. R. Kok in Heerlijke tijden, pg. 50). Net als de winkelier bij wie we nog schuld hadden. Het is een hele waslijst. Schuld van jaren. Nu is er betaald. Hij haalt dwars over de schuldpagina een grote dikke streep. Voldaan, betaald. Hij zet er de datum bij. Dat heeft God gedaan. O, die schuld. Wat een aanklachten. Op Golgotha, in het jaar onzes Heeren Jezus, is er een streep gehaald dwars over onze schuldpagina. Weggenomen, aan het kruis genageld. „De nagel die Christus aan het hout klonk, trof ook de wet" (Ridderbos). Het document, vol belastende verklaringen, is door de hoogste Rechter ingetrokken omdat de hoogste prijs is betaald. Daarom geen ceremoniën meer. Geen voorwaarde hier of werk onzerzijds daar. Het handschrift, inclusief de verordeningen die tegen ons waren, is weggenomen. Kijk maar, wil de apostel zeggen, het hangt aan het kruis. Het is door-gekruist. Uitgewist door het bloed van Christus.
Levendgemaakt langs deze weg, op deze wijze: vergeving van de misdaden en uitwissing van het handschrift (de wet in haar ceremoniële betekenis).
machten uitgetogen
Nog iets naders zegt de apostel over wat Christus voor Zijn gemeente heeft gedaan. „En de overheden en de machten uitgetogen hebbende..."
Hier weer een thema dat steeds in de Colossensenbrief speelt: de machten. Bedoeld zijn de Gode vijandige machten. De dwaalleer wilde de gemeente de stuipen op de ziel jagen voor deze machten. Ze zijn er terdege nog steeds, werd gezegd, en ze hebben nog steeds grote macht, hield men de gelovigen voor. En je moet goed je best doen om ze tegen te staan. Niets ervan, jubelt de apostel. De overheden en de machten zijn allemaal uitgetogen. Uit-gekleed, staat er eigenlijk. In hun hemd gezet. Van hun macht beroofd. Ontwapend, voor schut gezet. Dat laatste zit nog meer in wat dan volgt: „... heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld.. ."
U ziet dat weieens in de krant als in een land de ene bevolkingsgroep de ander na een revolutie heeft overwonnen. Dan worden dc overwonnenen door de overwinnaar geboeid en vaak bijna geheel ontkleed voor schut gezet. Vroeger werd een veroordeelde aan de schandpaal te kijk gezet, Wel, dat heeft Christus met de overheden en de machten gedaan. Ze in hun machteloosheid voor spot gezet. En dan nog , , ... heeft door hetzelve over hen getriomfeerd".
Bij verschillende uitleggers vond ik in dit verband de uitleg: hristus heeft de machten als geboeide gevangenen aan Zijn zegekar gebonden. Niet Christus hing aan het kruis voor schut. Maar de machten, de overheden. Hij leek machteloos, maar was juist zo oppermachtig. Zijn verzenen werden wel vermorzeld, maar satans kop werd platgetreden. Die overwinning bleek vooral met Pasen. Toen trok God hen het kleed van de heerschappij definitief uit. De Vader heeft in Pasen en Hemelvaart „Christus gezet tot Zijn rechterhand in de hemel. Ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam die genaamd wordt... cn heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen..." (Efeze 2 : 20-22). En: als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen..." (Efeze 4 : 8). En eenmaal komt de dag dat „in de naam van Jezus alle knie zich zal buigen van hen die, in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn" (Fil. 2 : 10). „Nu worden de boze geesten nog wel overheden en machten genaamd, maar het zijn in de grond der zaak allemaal ex-overheden en ex-machten. De opwekking van Christus is ons een bewijs dat God hen het kleed van heerschappij en macht heeft uitgetogen. Zij die Christus ontkleed hebben om Hem naakt aan het kruis te hangen, zijn nu zelf ontkleed geworden..." (ds R. Kok, a.w 7 . pg. 60).
Nu woeden nog wel de machten, nu jagen overheden vaak schrik aan. Vooral onze tijd is er een die bol staat van de machten. Het kan zo benauwend op aarde zijn voor de gemeente van Christus. Maar het staat hier tot haar troost: in principe zijn ze in Christus' dood cn opstanding en hemelvaart 'uitgekleed' en 'voor schut gezet' en 'aan Christus' zegewagen gebonden'.
Dat mag het leven der gelovigen toch bepalen! Niet de machten hebben, maar Christus heeft het laatste woord. De touwtjes zijn niet in handen van wereldheersers, maar in handen van het Lam dat waardig gekeurd is om het boek met zijn zegelen te verbreken. Ontroerend eindigt Calvijn zijn uitleg van het 15c vers, waar hij schrijft dat het kruis, hoe vreselijk en vol vloek ook, als het ware een nieuwe natuur aanneemt. „Want daar is geen richtstoel zo kostelijk, geen konink lijke stoel zo schoon, geen triomftocht zo buitengewoon en geen wagen zo hoog verheven als die galg, waaraan Christus de do en de duivel, de overste des doods overwo nen, ja onder Zijn voeten vermorzeld heeft"
O boom, hoe blinkt gij rijk belaan met purper vorstelijk aangedaan hoe draagt uw uitverkoren stam dc heil'ge leden van het Lam.
O, Zalig hout, der wereld Heer' boog zich op uwe armen neer Gegroet, o kruis, o een'ge hoop
in dezer tijden levensloop!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1979
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1979
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's