SAMEN OP WEG
Een historisch gebeuren
Zullen twee tesamen wandelen tenzij dat zij bijeengekomen zijn? Die vraag van de profeet Amos kan ook anders worden vertaald: Gaan er twee samen zonder dat zij het ééns geworden zijn?
Ik dacht dat hiermee het probleem gesteld was van , , Samen op weg", de beweging die nu al meer dan tien jaar streeft naar samenwerking en uiteindelijk naar samensmelting van de twee grootste protestantse kerken in ons land: de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken. We zijn — op vele plaatsen althans — al lang samen op weg, maar we zijn het nog lang niet met elkaar eens.
Dat gevoel hadden we ook weer als afgevaardigden naar de Combi-Synode, die op 11 en 12 oktober werd gehouden in De Blije Wereld in Lunteren. Zeker, de sfeer was goed, de gesprekken waren openhartig, er was bereidheid om naar elkaar tc luisteren en van elkaar te leren. Tegenstellingen werden niet onder de tafel gewerkt, maar ook niet op de spits gedreven. En toch waren we er allen van overtuigd dat het nog niet zo ver is dat we — zoals iemand eens heeft gevreesd — 's avonds Hervormd zullen gaan slapen om 's morgens Gereformeerd wakker te worden, of omgekeerd...
Desondanks ben ik, en zijn velen met mij, van mening dat deze Synode geschiedenis zal maken. Het was nu de vierde keer dat er een gemeenschappelijke vergadering van beide Synoden werd gehouden. Wanneer we die van vorig jaar buiten beschouwing laten, omdat die speciaal gewijd was aan Zending in Nederland en niet zozeer aan het „, Samen op weg", dan zien we dat het eerste begin in 1973 nog wat aarzelend was.
Er was wel bereidheid om samen op weg te gaan, maar vaart zat er nog niet in. De Combi-Synode van 1976 gaf een zekere terugslag te zien. Het leek toen wel alsof het enthousiasme enigszins was bekoeld en men viel elkaar lastig met belijdeniszaken en kerkordekwesties, die de vaart belemmerden. Nu, in 1979, werd aan beide zijden van de kloof geconstateerd dat er schot in zit, zeker op het plaatselijk vlak, maar ook aan de top. En optimisten willen ons doen geloven dat er in 1986, het eeuwfeest van de Doleantie, geen vreugdebetoon meer zal zijn om de uittocht van Abraham Kuyper en de zijnen, maar feestgedruis om de hereniging van beide kerken die een eeuw lang gescheiden optrokken.
Ter Synode is gezegd dat we elkaar niet op een jaartal moeten vastprikken. Maar het zou weieens zó kunnen zijn dat de jongste gecombineerde synode-vergadering belangrijker is geweest dan we misschien van tevoren hadden gehoopt, of ...gevreesd.
Waarheen?
Wanneer we samen op weg gaan, dan hebben we ook een gemeenschappelijk doel. Geen wonder dat ter synode herhaaldelijk de vraag opkwam wat het doel van onze reis is. Moeten alle Gereformeerden weer Hervormd worden, of alle Hervormden Gereformeerd? Of is ons doel bereikt wanneer twee kerken volledig in elkaar opgaan en één kerk geworden zijn? Zijn we dan gekomen op het punt dat door Wijlen Prof. Van Ruler is aangeduid als „het einde van een huishoudelijke twist" en kunnen we dan vervolgens met de armen over elkaar gaan zitten?
Nee, zo meenden verschillende afgevaardigden, het gaat niet in laatste instantie om de éénwording van twee kerken die een eeuw lang gescheiden hebben geleefd. Natuurlijk, daar gaat het óók om. We kunnen het niet verkopen, zeker niet aan de jongere generatie, nog langer gescheiden op te trekken. De geloofwaardigheid van onze boodschap zou in het geding komen. Willen we het volgende geslacht en de daarop volgende geslachten bij de Kerk bewaren, dan kunnen we ons de verdeeldheid niet langer permitteren.
Maar het is vooral zaak dat de Kerk een krachtig antwoord heeft en geeft op de vragen van morgen. Kerkhistorische en dogmatische geschillen boeien onze jeugd niet meer. De Kerk staat in déze wereld en is er voor deze wereld. Dan zal zij ook haar woord hebben te spreken in de wereld waarin onze jongeren leven.
Waarvandaan?
Samen oo weg, dat betekent niet alleen een doel, dan moet er ook een uitgangspunt zijn. Hier kwamen wel wat verschillen openbaar. De afgevaardigden die spraken over de Kerk van de toekomst vonden dat we slechts vanuit die toekomst naar het verleden mogen kijken. Anderen probeerden duidelijk te maken dat we het eerst eens moeten zijn over het verleden — het uitgangspunt — en dan pas de toekomst onder ogen mogen zien.
Als Hervormde Kerk en als Gereformeerde Kerken hebben we gezamenlijk de belijdenis van de Reformatie. In 1886 gingen de wegen uiteen, maar de Confessie bleef gemeenschappelijk erfgoed. Wat is nu de functie van deze belijdenis? Moet die onze reisgids zijn voor „samen op weg"? Of alleen maar een stimulans tot een verdergaand belijden?
Met het oog op het laatste standpunt werd een woord van Maarten Luther geciteerd: „Het geloof is niet een zaak van het verleden, maar van de toekomende dingen". Uiteraard richt het geloof zich op Christus en de toekomst van Zijn Koninkrijk. Maar houdt dat in dat we het belijden van de Kerk der eeuwen nu wel kunnen vergeten? Of betekent het dat we hoogstens dankbaar mogen zijn voor wat onze voorgeslachten beleden hebben, terwijl wij daar nu niet zoveel meer mee kunnen doen?
De belijdenis
Lange tijd kwam het verzet tegen het „samen op weg" gaan van Hervormden en Gereformeerden van twee zijden in de Hervormde Kerk. Aan de linkerzijde waren het de vrijzinnigen die de Gereformeerde Kerken nog altijd zagen als de kerk van de mannenbroeders, die op de muren van die kerk stonden te zwaaien met de belijdenis en van wie zij vreesden dat zij het rechtse element in de Hervormde Kerk weieens zouden kunnen versterken en misschien wel leertuchtprocedures op gang zouden kunnen brengen... Aan de rechterzijde was ook nogal wat aarzeling, want de Gereformeerde sektor in de Hervormde Kerk had niet ten onrechte de indruk dat de Gereformeerden van toen niet meer de Gereformeerden van nu zijn, en dat hun intocht in de Hervormde Kerk weieens een flinke versterking van de midden-orthodoxie zou kunnen betekenen. Zo zien we maar dat het verschil maakt van welke kant men de zaak bekijkt!
Hoe dan ook, de belijdenis vormde voor twee groepen in de Hervormde Kerk een struikelblok bij het „samen op weg" gaan. Voor links omdat men een strakkere binding aan die belijdenis vreesde, voor rechts omdat men bang was dat dit belijdenis steeds minder zou gaan functioneren.
Een testcase
Hoewel er in beide kerken, wat betreft het gezag van het Woord en van de belijdenis der Kerk, weinig of niets veranderd is, w r as er toch op deze Synode véél meer eenstemmigheid ten aanzien van het „samen op weg" gaan. Sommige kranten deden het vóórkomen alsof met name de Gereformeerde Bonders overstag waren gegaan en nu staan te trappelen om de Gereformeerden binnen te halen. Dat is op z'n zachts gezegd een éénzijdige voorstelling van zaken. We hebben nog dezelfde aarzeling en dezelfde bedenking tegen een mogelijke fusie van beide kerken als voorheen. Maar wanneer we (en terecht) van mening zijn dat we met de Gereformeerde belijdenis sterk staan in de Hervormde Kerk, moeten we dan bang zijn om met diezelfde belijdenis te staan in een gefuseerde kerk? W T annecr we ons blind staren op onze mogelijke positie-verzwakking bij het samengaan van beide kerken, zitten, we dan niet teveel te rekenen en stellen we dan geen vlees tot onze arm? Of hebben we geen verwachting van het Woord Gods en geloven we niet in de kracht van dat Woord? En speelt dan ook niet een zekere hoogmoed een rol, alsof het bij ons, die de belijdenis willen handhaven, zoveel beter is dan in de Gereformeerde Kerken, waar de band met die belijdenis losser w 7 ordt?
Dat was ook de teneur van het indrukwekkende betoog dat gehouden werd door ouderling Haeck (Classis Harderwijk). Hij stelde dat éénwording noodzakelijk is, niet zozeer om uit de impasse te komen, maar vanuit een gemeenschappelijke erkenning van schuld en vanuit het „laat ons wederkeren tot de Heere". Tegenover de treurige verdeeldheid en de ontzaglijke problemen van onze tijd staat niemand van ons onschuldig. Mogen we ook niet angstvallig allerlei schibboleths hanteren omdat we vast willen houden wat ons in feite allang ontvallen is. Dat wil niet zeggen dat we de vragen moeten bagatelliseren, maar we hebben wel te erkennen dat we aan beide kanten in een geestelijke crisis zitten. En voor ons, aldus ouderling Haeck, zou dit „samen op weg" weieens een testcase kunnen zijn voor onze positie in de Hervormde Kerk.
Als we nee zeggen tegen , , samen op weg", kunnen we dan nog wel Hervormd blijven? Maken we onszelf dan niet ongeloofwaardig?
Dit getuigenis — want dat was het! — maakte op vrijwel de hele Synode een diepe indruk. Inderdaad, als we onszelf de taak gesteld hebben, of nog beter van Godswege de taak opgelegd gekregen hebben om „de waarheid te verdedigen en te verbreiden", zou dat dan ineens niet meer kunnen als we samengaan met een kerk die nog dezelfde belijdenis heeft?
De realiteit
Naast de toespraak van ouderling Haeck zou ik een eervolle vermelding willen toekennen aan Ds. P. J. Droogers (Classis Gouda), die zich nadrukkelijk aansloot bij wat door de heer Haeck naar voren was gebracht. Ik vermeld dit met opzet omdat men uit sommige krantenberichten de indruk zou kunnen krijgen alsof twee mensen van de Ger. Bond ter Synode vierkant tegenover elkaar stonden. De wens zal toch hopelijk niet de vader van de gedachte zijn geweest?
Ds. Droogers ging nog wat nader in op de problemen die het , , samen op weg" met zich meebrengen. Hij was onder meer bezorgd over de handhaving van de belijdenis, een groot erfgoed dat ons door de vaderen is toevertrouwd. Hij zag ook in de twee kerken grote verschillen in geloofsbeleving en prediking, zelfs zó dat we dikwijls op verschillende golflengten zitten. Maar — zo stelde'hij — ook in een gefuseerde kerk zal het onze roeping blijven te getuigen.
De woorden van ds. Droogers waren niet zozeer een correctie op die van ouderling Haeck, maar meer een aanvulling. Of wil men, ouderling Haeck sprak meer vanuit het idealisme, Ds. Droogers meer vanuit de realiteit.
Niet doen alsof
Het bovenstaande was geen verslag van de Synode — dat zal inmiddels wel duidelijk zijn geworden — maar slechts een algemene indruk. Veel wat nog zou kunnen worden gezegd, laat ik buiten beschouwing. Maar dat we op weg zijn naar één kerk van Hervormden en Gereformeerden is zonneklaar. Men kan dat toejuichen, men kan dat betreuren. Maar we zullen ermee hebben te rekenen, ook en vooral als Gereformeerden binnen de Hervormde Kerk.
En dan zou ik graag nogeens willen onderstrepen wat de Kroniekschrijver in ons blad van veertien dagen geleden opmerkte en wat nogal de aandacht heeft getrokken:
„Toch ben ik van mening dat we niet van onze roeping af zijn door dan maar gewoon te doen alsof er niets aan de hand is. Nemen we ons kerkelijk standpunt als Ger. Bond volledig ernstig, zoals we dat steeds pleegden te verdedigen tegenover Afgescheidenen en Dolerenden, dan kunnen we ons niet afzijdig houden. Dan zouden we immers een afscheiding binnen de Herv. Kerk in praktijk brengen, hoezeer we die afscheiding metterdaad bij anderen veroordelen. Wil de doelstelling van de Ger. Bond functioneren (niet alleen verdedigen, maar ook verbreiden van de waarheid binnen dc Herv. Kerk) dan kunnen we niet aan Samen op weg voorbij. Hoe uiterst moeilijk dat gesprek en die ontmoeting ook zal zijn."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's