Dien Mij naar Mijn Woord!
HET.TWEEDE GEBOD
(5)
Er zijn vele valse gods-beelden in omloop. Vorige keer hebben we er enkele gesignaleerd. Nu is het onmogelijk een catalogus van verkeerde gods-voorstelling op te maken. Hun getal is legio. In het algemeen kan worden gezegd, dat iedere milimeter dat we ons verwijderen van het zuivere en volle Woord ons de caricaturen en vertekeningen nabij brengt. Het bijbels getuigenis wordt maar al te vaak scheef getrokken, gefilterd en gezeefd. Wie een uitspraak als 'God is liefde' uit zijn bijbelse verbanden rukt, kan terecht komen bij een lievige sinter-klaas god die zijn bedreigingen niet werkelijk meent. Gaan we de woorden die van Gods eeuwige verkiezing spreken isoleren en abstraheren, dan schetsen we een god die zijn roepstemmen doet uitgaan met intussen een slag om zijn arm, een god die zijn liefde doet verkondigen met een ondoorgrondelijk voorbehoud. Er is is een god van het exclusivisme, onder andere door Jona gediend toen deze niet op zijn plaats was. De dienst van deze god doet minachtend neerzien op de buitenstaanders, op 'de schare die de wet niet kent', oo dc grauwe massa die, als een kudde zwijnen de parels van het evangelie toch maar zou vertrappen. Maar er is ook de god van het inclusivisme, in wiens naam den volke wordt kond gedaan dat alle religieuze wegen leiden naar Rome, of liever gezegd naar het nieuwe Jeruzalem. Sommigen hebben blijkbaar een god zonder ogen. Ze schrikken er namelijk niet voor terug heimelijk kwaad te doen, terwijl ze dat in het openbaar voor het oog van de mensen niet zouden durven, Anderen houden er een god zonder oren op na. Vandaar dat ze het gebed zo goed als helemaal achterwege laten. Weer anderen lopen als zich moeilijkheden voor doen zó onrustig heen en weer dat ze daarmee blijk geven dat de god die ze belijden geen handen heeft. Ze verwachten immers de hulp en uitkomst niet van hem?
Ook de garantie-god wordt volop gediend. Houdt hem te vriend en hij zal zorgen dat het u goed gaat in de wereld. Familie van hem is de noodrem-god, de eerste-hulp-bijongelukken-god, die als laatste redmiddel achter de hand wordt gehouden en van wie wordt verwacht dat hij in noodgevallen voor ons klaar zal staan. Een valse voorstelling is ook die van het deïsme — een god die zich heeft teruggetrokken in storeloze rust, die zich met de wereld niet meer inlaat en van wie gezegd kan worden: 'hij doet geen goed en hij doet geen kwaad'.
Is God het Opperwezen?
De vraag of ook het spreken over God als 'het Opperwezen', 'het Albestuur', 'het hoogste Zijn' en dergelijke niet op zijn minst onzuiver moet worden genoemd in het licht van het tweede gebod, is onontkoombaar. Ook al nemen we dergelijke aanduidingen nog al eens op de lippen bij het zingen uit de psalmberijming van 1773 (die hoe voortreffelijk ook op vele punten, op andere toch zeker herziening behoeft). Wat is de achtergrond van dit spreken? Dat is in feite een filosofische. Men gaat er dan vanuit: telkens wanneer in de bijbel gesproken wordt van Gods hart, oog, ingewanden, handen enzovoorts, is dat beeldspraak. Het gaat dan om zogenaamde anthropomorfe uitdrukkingen, mensvormige voorstellingen. Maar — zo voegt men er dan aan toe — in werkelijkheid is God natuurlijk niet zo.
De eenvoudige gelovige mag dan die aangepaste manier van spreken niet doorzien, de wijze weet wel beter. Hij kijkt er dwars doorheen en trekt al die voorstellingen af om slechts een geestelijke kern over te houden. Dus de bast van voorstellingen is voor de eenvoudige man de pit en het merg zijn voor de wijsgeer. Maar... wat hóüdt die wijsgeer dan in feite over? Een bleek en wazig godsbeeld. Wat zeggen zulke uitdrukkingen als 'het Alvermogen', 'het hoogste Goed', 'de Grond van het Bestaan' nog over de waarachtige God? Op deze wijze wordt de kern niet gevat, er wordt integendeel helemaal misgetast. Met het badwater is het kind weggeworpen. In de zogenaamde schil bleek uiteindelijk méér voerdingswaardc te zitten dan in de zogenaamde kern-
Maar — zal iemand zeggen — is het dan niet waar dat God een Geest is en dat we ons Hem niet mogen voorstellen op een grove, zinnelijke, lichamelijke wijze? Van harte accoord! De reformator Calvijn heeft bijzondere nadruk gelegd op het 'finitum non capax infiniti' — de eindige mens kan de oneindige God niet bevatten en vatten. Herhaaldelijk valt dan ook in zijn commentaren de term 'aanpassing', adaptatie. Wie zou durven stellen dat God een 'rommelend ingewand' heeft zoals wij dat kunnen hebben. Maar intussen is het wel veelzeggend dat de HEERE op déze wijze en met déze beelden zich bekend maakt. Daarin blijkt Hij een menslievend God Die zich overbuigt naar Zijn mensenkinderen. Het mensvormige spreken van God is onder het Oude Testament reeds een voorafschaduwing en voorbereiding van de menswording van God in Christus! Onze kennis aangaande God blijft in deze bedeling altijd gebrekkig. De werkelijkheid Gods stijgt boven alle mensenwoorden uit. Maar de woorden van Gods Zelfopenbaring komen er het dichtste bij. De werkelijkheid van God ligt in elk geval in het verlengde van Zijn Woord-beeld. God die bewogen is, toornig, vol ontferming, geduldig, God die berouw heeft. Zo is God onder de mensen. Vertaling hiervan in abstrakte, filosofische termen is verraad. Is het ook geen dwaasheid te menen dat wij met onze kunsttermen eerbiediger en waarheidsgetrouwer over God zouden kunnen spreken dan de bijbelschrijvers het hebben
gedaan onder inspiratie van Gods Geest?
De moderne theologie en het tweede gebo
Ook de moderne theologie heeft haar eigen gods-beelden geïntroduceerd. Zo spreekt zij van de HEERE als de bondgenoot van ons mensen die door alles heen aan de kant van de mensheid en de menselijkheid staat. Maar wanneer dat deze inhoud krijgt dat Zijn verkiezende genade wordt geduid als Zijn keus om een God van mensen en in Jezus mens mét de mensen te zijn — dan is er toch heel grondig iets mis. Wanneer gesteld wordt dat de partners in het verbond tussen God en mens elkaar wederkering even hard nodig hebben en dat God net zo min buiten de mens kan als de mens buiten God — dan is de HEERE toch wel ingeruild voor een bondgenoot-god naar eigen beeldvorming. Jahwe is de "Self-wesige" (zo vertaalde Marnix van Sint-Aldegonde de Naam), Hij ontleent Zijn wezen aan niets of niemand buiten Zichzelf, Hij is van geen mens afhankelijk, Hij is de souvereine en volzalige in Zichzelf. Zo is het zuiver genade dat de HEERE naar mensen vraagt en het is ook Zijn volstrekte vrijheid sommigen in hun zelfgekozen verderf te laten liggen en anderen van eeuwigheid te verkiezen tot Zijn kinderen in Christus.
Bij de bondgenoot-god hoort de exodusgod. Dat is de god van de voortdurende uittocht vanuit het bestaande (het establishmen). Neen, deze god sanctioneert de status quo niet, hij heiligt de gevestigde orde niet. En het is waar dat ook die namaak god wel bestaat om in zijn naam allerlei onrecht te bemantelen. Maar de exodus-god komt dan ook wel tot het andere uiterste. Hij is voortdurend opweg naar nergens. Hij wil een permanente revolutie. Is men in deze gedachtengang helemaal konsekwent dan gaat men spreken van een wordende god. God zou zelf nog niet af zijn, hij zou mee-evolueren met de geschiedenis, hij zou nog aan het rijpen zijn door de ervaringen die hij opdoet met zijn menselijke bondgenoten. Echter — in hoeverre IïjkL deze wordende god nog op de God van de bijbel? Deze is inderdaad de d God van de exodus, de God die de geschiedenis voortstuwt, de God die door de Heilige Geest ook structuren heiligt — maar Hij is tegelijkertijd de Eeuwige bij Wie geen verandering is noch schaduw van ommekeer. Hij is de God van de schepping die ook voor heilzame ordeningen heeft gezorgd, zoals de sabbat, de arbeid, het huwelijk en gezin. Deze God geeft rust in de gemeenschap met Zichzelf, Zijn Geest leert onderworpenheid en zachtmoedigheid, maar spoort nooit aan tot bloedige revolutie.
Een derde caricatuur van God in de moderne theologie — om niet méér te noemen — is die van de onmachtige god, de lijdende god. Nu mogen we niet vergeten dat ook deze beeldvorming voortkomt vanuit de reaktie op bepaalde traditionele voorstellingen die evenmin bijbels kunnen worden genoemd. Tegenover de onbewogen god die met een blinde almacht even gemakkelijk een volk van de aarde veegt door een natuurramp als nieuw leven schenkt door de geboorte van een kind, wordt met hartstocht verdedigd de god die met ons méé lijdt, die net zo goed als de verdrukte en geslagen mensen haast onder al het leed dóór gaat — de god die voorlopig nog machteloos staat tegenover de zwarte plekken en blinde vlekken in de schepping. Golgotha zou dan zicht geven op de lijdende god, de gekruisigde god. Daar staat God niet in toorn tegenover de Gekruisigde — zoals de klassiek gereformeerde geloofsleer stelt (overigens met onmiddellijk daaraan toegevoegd de belijdenis dat God Zelf dit Offerlam gaf vanuit Zijn hart) — maar daar zou God zelf aan het kruis hangen. Ook hier weer wordt niet werkelijk het volle pond gegeven aan het Schrift-getuigenis. Met geen woord wordt in de bijbel gerept van dergelijke speculaties. De Vader heeft Zelf de drinkbeker van het lijden niet gedronken, maar deze aan Jezus Christus aangereikt. De Vader is in dat grote gebeuren even bewogen en be-trokken geweest als de Zoon. Maar we vergroven en verwringen het evangelie van de verzoening op ingrijpende wijze wanneer we zeggen: de Vader leed aan het kruis (de dwaling van het patripassianisme) of God lijdt mee onder de gevolgen van de zonde (de dwaling van het theopaschietisme). God staat boven en buiten het lijden. Maar Hij staat er niet onbewogen tegenover. Hij heeft in Christus een weg gebaand om dat lijden aan te vatten en te overwinnen va n binnen uit. Door een ware menselijke natuur aan te nemen en daarmee in te komen in de staat der vernedering, heeft de Zoon het lijden zo dicht mogelijk bij God gebracht. Maar er blijft een grens die niet overschreden wordt. En wat de regering van de wereld betreft: deze loopt God niet uit de hand, ook al druist er noq zoveel tegen Hem in. Er gebeurt heel veel tegen Gods wil, maar niets buiten Gods wil om (naar Augustinus).
De sanctie bij het tweede gebod
Aan het tweede woord uit de decaloog is een bijzonder zegel gehecht door de er aan toegevoegde woerden: 'want lk, de HEERE uw God, ben een naijverig God, Die de misdood der vader bezoek aan de kinderen, aa het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten — en doe barmhartigheid aan duizenden van hen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden'.
Deze indringende woorden over dood en leven, vloek en zegen hebben betrekking op al de tien geboden, op heel de wet van God. De plaats waar zij voorkomen is echter niet willekeurig en doet vermoeden dat ze bijzonder betrekking hebben op het twééde gebod (in onlosmakelijke samenhang met het eerste gebod). De HEERE wijst hier op Zijn qinna, Zijn minne-ijver. Het is de vurige ijver van de liefhebbenden echtgenoot tegenover zijn wettige vrouw. God is méér dan Hosea in Zijn jaloerse, exclusieve en totale liefde voor een ontrouwe en onwaardige bruid. Nu is het nalopen van andere goden gelijk te stellen met hoererij. En het maken
van valse gods-voorstellingen dan? Dat is haten van God! Haten wil ten diepste zeggen: iemand verwensen, iemand uit het bestaan vvèg wensen. Het fabriceren van eigenzinnige beelden van God gaat er op terug dat we God niet Gód willen laten, dat we Hem er niet willen laten zijn zoals Hij werkelijk is. Dat het dus ook in het tweede gebod niet om futiliteiten gaat, bevestigt deze sanctie eens te meer. God haten — de kruising van Christus is er de konsekwentie van. 'En toen hebben ze Hem, beeld van God, terechtgesteld in de naam van de god van hun beelden' (W. J. van der Zee).
Wie zo God verwerpt zal ook Zijn toorn gaan ondervinden. Dc verbondswraak is evenzeer een realiteit als de verbondszegen. Het is een grote dwaling te menen, dat God met Zich laat spotten. De HEERE zal de misdaden bezoeken-De werkwoordsvorm in Exodus 20 : 5 w 7 ijst op een handeling die continu geschiedt. Voortdurend weer zal God van Zijn ongenoegen blijk geven en dat zelfs tot in het nageslacht van Zijn haters. Geesink tekent hierbij aan dat deze strafwisseling alléén binnen dc verbondskring geldt en dat het gaat om tijdelijke straffen. Het is bijbels te spreken van solidariteit in de schuld van voorgaande generatics. Wat onze vaderen gedaan hebben verzwaart onze schuld voor God. Ook is er een causaliteit van het kwade. Dat wil zeggen: et ene kwaad lokt het andere uit, de ene zonde roept de andere op. Is grootvader een verloren zoon geworden door de God des verbonds smadelijk de.rug toe te keren en nooit meer bij Hem terug te komen, wat zal cr worden van de kleinkinderen van de verloren zoon? Wie zien de aktualiteit van Exodus 20 : 5 rondom ons — de ontzinking aan het verbond met God grijpt snel om zich heen. De oudste generatie ging nog zo nu en dan naar de kerk. De jongere generatie was nog dooplid. De jongste generatie is in de nacht van het moderne heidendom weggezonken. Enerzijds is dat terug te brengen op de beslissingen die betrokkenen zélf in hun eigen verantwoordelijkheid hebben genomen. Anderzijds blijkt daarin toch óók iets van Gods ongenoegen!
Ons rechtvaardigheidsgevoel komt er tegen in opstand dat kinderen gestraft zouden worden om de ; : nden van hun 1 ouders (vergelijk Ezechiël 18 : 2). Zo rechtlijning wordt het hier echter niet gesteld. Maar onderstreept wordt de grote verantwoordelijkheid van ouders voor hun kinderen. Wie zondigt trekt ook anderen mee. Het is geen wetmatigheid dat goddeloze ouders dito kinderen krijgen. Maar zoals er door sommige geslachten een gouden draad van genade loopt, zo door andere een zwaarte lijn van brute goddeloosheid. Overigens staat in Exodus 20 : 6 tegenover het bezoeken Gods de betoning van Zijn barmhartigheid. Zijn verbondsliefde. Die geldt 'duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden'. Dat wil zeggen: nbeperkt. Deze genade Gods is een overvloed die door alle kaders heenbreekt. De stroom wordt niet opgehouden bij het derde of het vierde geslacht van de godvrezende. Deze stroom weet op wonderlijke wijze zich ook baan te brek n naar het geslacht van de goddelozen. Gods troon en Gods genade zijn béide realiteiten. Maar we mogen ze niet parallel stellen. Duizend is altijd nog meer dan drie of vier. Gratia victrix — de genade is overwinnaar! Zo wordt ons ook vanuit het tweede gebod de dood en het leven voorgesteld. Hoort en uw ziel zal leven. Maar allen die Mij haten, hebben de dood lief.
V.
J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's