Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuwe levensstijl

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe levensstijl

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze uitdrukking zal ook onder ons wel niet onbekend zijn. We lezen haar in de krant. We horen haar in allerlei verband noemen. Commissies, aktiekomité's, werkgroepen en dergelijke houden zich bezig met de bezinning op een betere manier van bestaan. Daarbij komt natuurlijk nogal wat kritiek op de doorsnee levenshouding naar voren. Die levenshouding zou veel te materialistisch zijn. Te veel op het bezitten en genieten van luxe en welvaart ingesteld. Allerlei eigenlijk overbodige dingen worden als onmisbaar beschouwd. Is het niet nodig te zoeken naar een soberder manier van leven, waarin we ons niet laten meeslepen door het consumptiepatroon van de moderne mens. Onze vakantie hoeft ons toch niet elk jaar verder te leiden. Ons huis hoeft toch niet steeds weelderiger te worden. Onze auto toch niet steeds groter. We kunnen toch nee zeggen tegen heel onze prestatiemaatschappij. Aan deze dingen moest ik denken, bij het lezen van een boekje over de bekende ds. J. van Lodestein. Dat boekje is van de hand van dr. C. van Andel. Het verscheen in de serie „Ontmoetingen met mystici" van Kok, Kampen.

Van Lodestein leidde bepaald een sober leven. Uit de drukte van het stadsleven had hij zich teruggetrokken in zijn huis buiten de wallen aan de Maliesingel. Zijn maaltijden waren karig. Zijn levensbeschrijver Van der Hooght vertelt, dat hij geleerd had nooit te eten om te eten, maar te eten om te leven. En hij leefde om zijn Maker te dienen en te loven. Hij at veel van het gezaaide des velds. Als er in zijn huis vlees werd gebraden, dan was het om daar van

delen te zenden aan de armen. Zijn wijn mengde hij altijd met water. Dat in tegenstelling tot de mode van die (en onze? ) tijd om zich en anderen de beste wijnen in velerlei soort voor te zetten.

Aan de slaap gaf Lodestein zich ook maar met mate over. Hij was gewend om zomer en winter tussen drie en vier uur op te staan. En sliep gewoonlijk evenlang voor als na middernacht. Om zijn ambtswerk beter te kunnen uitoefenen bleef hij ongetrouwd.

Deze strenge en sobere levenswijze hangt bij Lodestein onmiddellijk samen met wat hij in zijn onderwijs en prediking voorstond. Daarin legde ds. Van Lodestein heel sterk de nadruk op de heiliging, op het leven der wedergeboorte zoals de Heilige Geest dat werken wil in zondaren. In een preek over 2 Cor. 4 : 6 zegt hij bijvoorbeeld: ij arme mensen menen dat de Heere Jezus voornamelijk gekomen is om ons slechts met God te-verzoenen, opdat wij zo maar een gerust geweten zouden hebben en dat zou dan onze hemel zijn. Maar wij vatten het geheel kwalijk. Want die verzoening was wel een reden van Christus' komst maar dat was zijn voornaamste reden niet. Hij is in de wereld gekomen, oudat Hij ons zou wederbaren. Christus heeft door de eeuwige Geest Zichzelf Gode onstraffelijk opgeofferd, om uw geweten te reinigen van dode werken; om de levende God te dienen staat er in Hebr. 9 : 14. Dewelke dan veel vergeven wordt, dezelve moet ook veel liefhebben. Luk. 7 : 47. Ziet, daar is het eerste om het laatste de vergeving is om de levende God te dienen en om veel lief te hebben; zij is, opdat wij der zonden zouden afsterven."

Deze sterke nadruk op de heiliging moeten we ook begrijpen tegen de achtergrond van Lodensteins tijd. Zijn bediening valt vooral in de tweede helft van de zeventiende eeuw, die wel de gouden eeuw wordt genoemd, maar die bepaald niet in alle opzichten van goud was. Het kerkelijk leven werd in de eerste helft van die eeuw bepaald door de heftige strijd over de leer van Gods genade. Na de beslissing van Dordt keerde langzaam maar zeker de rust weer. De Gereformeerde kerk gaf de hoofdtoon aan in de republiek der zeven verenigde Nederlanden. Het was de kerk van het volk geworden. Maar dat volk van die kerk blonk nu niet bepaald uit in alle matigheid en godzaligheid. De brede massa's hadden bij de overgang van Rome naar de Reformatie slechts de huik naar de wind gehangen. Datwerd in de hand gewerkt doordat het behoren tot de officiële kerk voorwaarde was voor bepaalde maatschappelijke posities. Bij velen was daardoor de uiterlijke godsdienst en de belijdenis wel veranderd, maar het leven nauwelijks. In hogere kring leidde de rijkdom die door dc overzeese handel verworven werd tot een luxe en weelderig leven.

Het lagere volk dat in die welvaart vaak helemaal niet deelde, zocht voor de bitterheid van het grauwe alledaagse leven afleiding in dronkenschap, dobbelspel, kermisvieren en wat dies meer zij. Biocide de cultuur in die tijd hoog op in ons land zodat we in het buitenland met bewondering werden gadegeslagen, het zedelijk leven verlaagde van peil. Het is de beweging van de nadere Reformatie geweest, die een dringend appèl deed op doorgaande vernieuwing. De leer en de belijdenis waren nu wel in orde en daar wilden de predikanten, die tot deze beweging behoorden ook niet op afdingen, maar nu moest het leven nog gereformeerd worden. Van Lodestein is een van de duidelijkste vertegenwoordigers van deze beweging. In zijn preken vinden we telkens weer het getuigen tegen allerlei misstanden in het leven der gemeente.

In zijn bekende preek over Ez. 37 : 8 zegt hij: Is dit het volk waar de Heere Jezus onder woont. Want men eet en drinkt slechts, men vermaakt zich met zotgeklap en gekkernij. Men is weelderig in zijn bedriegerijen. Men acht de dagelijkse weelde tot zijn vermaak. Men drinkt gezondheden tot eigen ongezondheid en tot ontstichting van tederen in het land. En is er een predikant bij, die doet ook zo. Ja, men houdt zich vreemd als men niet meeloopt, en men lastert degenen, die ons niet volgen. Een klaar bewijs, dat er in het lichaam van de Gereformeerde kerk geen Geest is".

Heel de bediening van Van Lodestein is één worsteling geweest, onmiddellijk verbonden met de worsteling van zijn persoonlijk leven. Het is de worsteling geweest om het leven der heiligmaking. Dat leven is immers het leven der heerlijkheid. Om die eer en heerlijkheid Gods was het hem te doen in eigen leven en in dat der kerk.

Nooit heeft hij zich in gemakkelijke berusting er mee kunnen troosten dat een mens nu toch eenmaal niet volmaakt is. Altijd zag hij het visioen branden van een nieuw volk, een heilig volk, een volk van koningen en priesters, een volk dat de deugden Gods verheerlijken temidden van een krom en verdraaid geslacht. Daarom stelde hij hoge eisen aan zichzelf en aan anderen.

Zo moest hij natuurlijk wel altijd weer teleurstellingen opdoen. Wat een taai en onoverwinnelijk verzet is er immers in het natuurlijk hart. Die teleurstellingen brachten hem aan de rand van het Labadisme. Hij wilde tenslotte ontheven worden van de plicht om het Heilig Avondmaal te bedienen en heeft bijna zijn ambt neergelegd. Die teleurstellingen zullen ook zijn verlangen naar het hemelse leven hebben versterkt.

Als we Van Lodenstein voorstellen als een man van hoge eisen, moeten we dat niet krampachtig en wettisch opvatten. Het kwam bij hem voort uit een hartelijke en innige liefde tot de Heere Jezus. Voor Hem wilde hij alleen leven. Al het andere kon hij ook gemakkeliik missen. Het was zijn vurige wens om in gedurige zelfverloochening voor Jezus te leven. Alles wat daaraan in de weg stond wilde hij kwijt. Bekend is zijn lied:

Hoog! omhoog! mijn ziel, naar boven! Hier beneden is het niet: 't rechte leven, lieven loven, is maar daar men Jezus ziet. Al wat gij ziet op aard' Al wat gij hoort op aard' is uw kost'Iijk leven, lieven loven al wat gij wenst op aard' is uw kost'Iijk hart niet waard. Juist van die innige en hartelijke liefde tot de Heere Jezus, horen we soms maar weinig bij hen die zich inzetten voor een nieuwe soberder levensstijl.

Misschien moeten we de zich nu openbarende hang naar soberheid dan ook verklaren als reaktieverschijnsel. Na de oorlogsjaren is dc materiële welvaart enorm toegenomen. Men heeft zich gebaad in weelde en luxe. Het zou kunnen zijn, dat men zich er nu in 'n gevoel van oververzadiging er van afwendt. Zoals iemand die te veel heeft gegeten, zelfs een afkeer kan krijgen van vroegere lekkernijen. Zo'n reaktie zal dan ook wel weer gevolgd worden door een tegenreaktie. Door een zich vernieuwd werpen op al wat er te halen en te genieten valt in deze wereld. Het beste geval zou het nog zijn als het doel van de nieuwe soberheid is om anderen op deze aarde te voorzien van de eerste levensbehoeften. Terecht stelt men dan dat het hier niet alleen gaat om een persoonlijke, maar om een gemeenschappelijke, een politieke onthouding. Toch moeten we ook dan oppassen voor een christendom van de daad, dat niet weet van het zitten aan Jezus' voeten. Alleen de hartelijke verbondenheid aan de Heere Jezus geeft ware vrijheid. Zelfverloochening kan nooit alleen maar negatief en daarom krampachtig en wettisch zijn. Zelfverloochening mag overgave zijn aan de Heere Jezus. Hem mogen wij ons opofferen tot een levend dankoffer. We kunnen van Van Lodestein leren hoe de liefde tot Jezus de praktijk der godzaligheid als een innige gloed verwarmt en verlicht. In die liefde wil de Geest zondaren leiden tot het bezitten als niet-bezittende, het hebben, als niet-hebbende. Of we dan altijd tot dezelfde praktische uitwerking komen als Van Lodenstein, is de vraag. De vrijheid der kinderen Gods mag toch ook bestaan in het genieten van alle schepsel Gods. Paulus zegt immers dat alle schepsel Gods goed is met dankzegging genomen zijnde. Maar dat genieten zal ons dan nooit kunnen binden aan dat schepsel. En daarop mogen we ons in onze tijd zeker wel kritisch onderzoeken. We ontvangen veel aan dagelijkse zegeningen van de HEERE, zouden we ook zonder kunnen? Is het bijv. zo erg als we eens een keer niet met vakantie kunnen? Worden we er humeurig van? Kunnen we het verteren als een ander het mooier en beter heeft? Of is het ons een blijvende bron van afgunst? De HEERE doorgronde en kenne ons hart. We kunnen met een vroom woord praten over het genieten van Gods goede gaven, terwijl het ons er toch eigenlijk in zijn macht heeft! Dan is nog eerder dan nieuwe levensstijl een nieuw hart nodig. Een hart dat in voorspoed dankbaar en in tegenspoed geduldig is, een hart waarmee we matig en godzalig in deze tegenwoordige wereld mogen leven.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Nieuwe levensstijl

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's