Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(10)

Calvijn omschreef het inwendig getuigenis van de Geest in verband met het Schriftgezag als volgt: „Dit moet dus onveranderlijk vastgesteld blijven, dat zij, die door de Heilige Geest innerlijk onderwezen zijn, volkomen rust vinden bij de Schrift, en dat deze haar geloofwaardigheid in zichzelf heeft, en niet onderworpen mag worden aan bewijsvoering en redenering, en dat ze niettemin de zekerheid, die ze bij ons verdient te hebben, door het getuigenis van de Geest verkrijgt. Want ook al verwerft zij zichzelf door haar eigen majesteit eerbied, zo grijpt ze toch ons eerst dan ernstig aan, wanneer ze door de Geest in onze harten verzegeld is. Door diens kracht dus verlicht, geloven wij niet meer op grond van ons eigen oordeel of dat van een ander, dat de Schrift van God is; maar boven het menselijk oordeel uit stellen wij als zekerder dan zeker vast (evenalsof wij daar de Godheid van God zelf aanschouwden), dat zij door de dienst van mensen, van Gods eigen mond zelf tot ons gekomen is". (Inst.. I, VII, 5).

Hier staan we voor het geheim, dat de prediker van het Woord, naar de bekende uitdrukking, het Woord niet verder dan het oor kan brengen, maar dat de Geest het is, Die het Woord onze harten binnendraagt. Inwendig getuigenis, dat wil dan zeggen: het Woord wordt van uitwendig nu ook inwendig. Het komt van buitenaf naar ons toe, en dringt nu diep ons hart en leven binnen. Het Woord, dat we horen, dringt al dieper en dieper ons hart binnen. De Geest draagt het Woord ons leven binnen! Dit betekent, dat daarbinnen, in ons hart, nooit iets anders, iets nieuws klinken kan, dan alleen wat in het Woord tot ons klinkt. Het inwendig getuigenis van de Geest is geen tweede openbaring naast de Schriftopenbaring, waardoor in ons hart iets nieuws, iets bijzonders vernomen zou worden los van het W T oord, buiten het Woord om, boven het Woord uit. Het is het Woord zelf, dat nu geheel en al inwendig wordt.

En zö getuigen kan alleen de Geest van de Vader en de Zoon. Want dit getuigenis is het wondere werk van de liefde. „Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop...", is een van die woorden, waarin Christus leunt tegen de deur van ons hart, zodat de deur eenvoudig bezwijken wil onder Zijn liefde. Wij mensen proberen wel elkaar te overtuigen met woorden, vele woorden. Onbarmhartig kan de mens daarbij zijn tegenover zijn naaste. Woorden worden op elkaar gestapeld, dreunen in de oren, vallen als mokerslagen op de ziel, en de ander kan niet anders dan huilen van pure machteloosheid. Want: het hart! Het hart is niet aangeraakt door de liefde. Het getuigenis van de Geest is van een ontzagwekkende breedte en diepte, omdat de liefde van de Vader en de Zoon, in het gewaad van het gegeven Woord, het mensenhart wordt ingedragen. De Geest getuigt van de neerdalende liefde van God in Christus, en daarbij breekt het hart. Het hart is te klein, te benauwd, het kan niet anders dan breken.

En daarmee is aangeduid de diepgaande strijd, die met het getuigenis van de Geest gepaard gaat. Wanneer de Geest het Woord onze harten binnendraagt stuit Hij op geweldige weerstanden. Wanneer de Geest getuigt mèt onze geest, dat wij kinderen van God zijn, getuigt Hij daarbij altijd tegelijkertijd tégen ons vlees. Een strijd tussen Geest en vlees is het gevolg, die niet op èèn

dag gestreden is. Een strijd met als inzet het ingewonnen worden voor de Christus der Schriften.

Wanneer het Schriftwoord inwendig wordt, voltrekt zich hierin het geheim van de liefde. De Geest verklaart ons de liefde van dc Vader en de Zoon, en daarin overtuigt Hij ons van zonde, gerechtigheid en oordeel. Daarin wordt ons duidelijk, hoe in het getuigen van de Geest de Geest ons altijd tégen komt, juist omdat Hij vóór ons is. Dit is een moeilijke leerschool voor ons allen, wanneer de Geest werkelijk met het Woord, werkelijk met Christus tot ons komt. Hij gaat als Geest van de Vader en de Zoon niet bij voorbaat aan onze kant staan, Hij gaat ons niet steunen op punten, waarin wij toch zozeer steun menen nodig te hebben. En dat kan ons, eerlijk gezegd, zo vreemd overvallen, het is ons zo nieuw, zo onbekend. Wanneer de Geest van Christus getuigt, is dat in onze oren en in ons hart een nieuw getuigenis, dat nooit in ons hart zou zijn opgekomen. Het Woord is ons volstrekt vreemd van huis uit. En dat geeft een ervaring, waarvoor wij geen woorden kunnen vinden om die wezenlijk te beschrijven. We denken aan de ervaring van de viering van het Avondmaal, De uitwendige tekenen van brood en wijn worden inwendig, ze gaan letterlijk ons lichaam binnen. Dan kan er die huivering zijn, het besef van de vreze des Heeren, die ons overvalt: wat gebeurt er met ons? We weten dan zeker, dat er iets gebeurt, waarin wij niet zelf de handelende persoon zijn. Het overkomt ons, deze ontzagwekkende liefde van de Vader in de Zoon. In het getuigenis van de Geest.

Het is op deze wijze, dat het gezag van de Bijbel een levende werkelijkheid is. De Geest getuigt in onze harten, en daarbij ontvangen wij zekerheid, dat ons geloof niet vergeefs op de Bijbel gefundeerd is. Het Woord wordt door de Geest zozeer de diepten van ons leven ingedragen dat we daarbij de zekerheid in ons zelf, in onze omgeving, in de zichtbare dingen verliezen. In dit gebeuren wordt ons de zekerheid in het gegeven Woord van God geschonken. De zekerheid van het Woord. En daarbij de zekerheid van het geloof. En daarmee is tegelijk de grens aangegeven. Boven het geloof groeien we hier op aarde niet uit. Wanneer we zekerheid in onszelf gevóélen, kan dat niet anders dan het gevoelen van het gelóóf zijn. Wanneer iemand, bijna schreeuwend zegt: ik voel het hier van binnen, ik heb het van de Geest zelf ontvangen, dan kunnen we van zulke uitspraken niet bijster onder de indruk geraken. „Ik weet het zeker", kan nooit meer zijn dan: „ik mag het zeker gelóven". Zo bewaart de Geest de grens, de grens van het Woord!

Op deze grens stuiten we ook, wanneer we van de 66 kanonieke boeken tenslotte horen: „...dewijl zij ook het bewijs van dien bij zichzelf hebben (namelijk: dat zij van God zijn): gemerkt de blinden zelf tasten kunnen, dat de dingen, die daarin voorzegd zijn, geschieden." Wil hiermee onze Geloofsbelijdenis toch nog een bewijs geven voor het gezag van de Bijbel, buiten het getuigenis van de Geest om? Wat hiermee bedoeld wordt, kunnen we opmaken uit de oorspronkelijke tekst, die hier luidde: „en ook omdat deze boeken zichzelf bewijzen, als zij iets zeggen, dat het ook geschiedt". De Schrift heeft haar geloofwaardigheid in zichzelf, dc Schrift bewijst zichzelf. Zij mag niet onderworpen worden aan bewijsvoering en redenering, zoals Calvijn het uitdrukte. Niet wij, mensen, hoeven de Bijbel krampachtig te verdedigen. Voor de ogen van het geloof lichten de „bewijzen" op. Bijvoorbeeld werd onder andere gezegd in dit verband: de verwoesting van de tempel in Jeruzalem is voorzegd in de Bijbel. En dit is uitgekomen. En dus is de Bijbel waar, en heeft gezag. In onze eeuw zouden we beter kunnen denken aan Israël, dat na eeuwen is teruggekeerd naar het land der belofte. Dus de Bijbel is waar! God volvoert Zijn plan in deze wereld, zoals profeten en apostelen hebben voorzegd.

Maar in dit alles handhaaft de Geest de grens van het geloof. Wij moeten niet met de Bijbel in de hand bewijs op bewijs willen stapelen. Dat overtuigt niet. Dat stoot eerder af. We kunnen met de Bijbel in de hand teveel willen bewijzen, en hebben daarbij ongemerkt de Bijbel naar onze eigen hand gezet. En staan dan in een verkeerde, ten diepste ongelovige houding, tegenover onze tegenstander. En een vruchteloos gesprek is het gevolg. Het bewijs, dat de Bijbel waar is, gezag heeft, dat deze boeken van God zijn, blijft gelegen in het inwendig getuigenis van de Heilige Geest. De Geest overtuigt, dus wij overtuigen niet, onszelf niet, en de ander niet. Wij wórden overtuigd, en dat is een levenslang gebeuren in de omgang met het geschreven Woord van God.

Het inwendig getuigenis van de Geest en het Schriftgezag!

Evenals in de tijd na de Reformatie kunnen wij langs twee kanten van de goede weg afraken.

De ene kant: ik geloof de inhoud van de Bijbel, omdat de Kerk de kanon heeft vastgesteld. Vertaald als: ik geloof, omdat mij dit zo geleerd is, ik geloof op gezag van anderen dat de Bijbel het Woord van God is. Hieruit kan een zeer vastberaden tot zelfs een uitgesproken fanatieke overtuiging voortkomen. De kern hiervan echter blijft: geloven, dat de Bijbel van God is alleen op gezag van anderen.

De andere kant: de inhoud van de Bijbel geloven, inzoverre het inwendig getuigenis van de Geest inwendig gevoeld wordt. En op dit spoor ongemerkt de Geest van het gegeven Woord losmaken. Op den duur gaan drijven op de Geest alleen. Het inwendige werk van de Geest zo benadrukken, dat we op den duur alles kwijtraken: het geschreven Woord, de kerkdienst, de sacramenten, de ambten. Wanneer we dan uiteindelijk het echte Geesteswerk menen over te houden, kunnen we vrezen in werkelijkheid via een wijde cirkelbeweging bij ons uitgangspunt te zijn teruggekomen: het werk van onze eigen geest! Inwendig is het getuigenis van de Geest. Dat betekent niet, juist niet, dat dit getuigenis in ons hart opkomt, van binnen uit begint. Alles wat de Geest draagt komt van buiten ons naar ons toe. Zo werkt de Geest, dragend het Woord. Hij gaat voor het Woord uit, bereidt plaats in ons hart en leven, Hij volgt het Woord. De Geest komt met de sacramenten, in de prediking, via de ambten. Alles als een beweging van het leven, dat buiten ons in Christus is gegeven. Daarbij is alles zo uitwendig als het maar kan, en zo alleen kan het ook inwendig worden inwendig, doordat ze ons lichaam, ons de tekenen, zo uitwendig als ze zijn, brood en wijn, lichaam en bloed van Christus, worden inwendig, doorda ze ons lichaam, ons leven binnengaan. Zo wordt het levende Woord naar ons toegebracht door de Geest, onze oorpoort binnengedragen, en het verzinkt in de diepten van ons hart. Aldus krijgt het Woord werkelijk gezag voor ons!

Daarbij is een werkelijk geheim van de Geest, dat hoe meer inwendig het Woord wordt, des te meer het uitwendige Woord ons lief wordt. Dat groeit samen op. Dit is een leven, dat groeit in het Woord. Het geheim van een leven uit de bron: Christus, het levende Woord. Want het geschreven Woord, de Bijbel, daarbij gaat het toch niet om een aantal waarheden, maar eenvoudig om dè Waarheid! Om hèt Woord, Jezus Christus. En deze Christus is het, en in Hem de Vader, Die de Geest afdrukken wil in het hart. Onuitwisbaar. Het geloof is niet maar: aannemen dat..., maar: ik geloof in God de Vader en in Jezus Christus en in de Heilige Geest. Dit geloof is het leven op gezag van het Woord!

E.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1979

Gereformeerd Weekblad | 22 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1979

Gereformeerd Weekblad | 22 Pagina's