Overdopen
We weten allen wel wat daarmee wordt bedoeld. Iemand is als klein kind gedoopt. Hij heeft dat gehoord van zijn vader en moeder. Hij heeft misschien ook wel een doopkaart gekregen als duidelijke herinnering aan wat er heel in het begin van zijn leven is gebeurd. Er komen echter tijden in zijn leven waarin hij tot andere gedachten komt en hij laat zich opnieuw dopen. Voor zijn gevoel is het nu pas echt, nu hij het bewust heeft laten doen en, dat komt er dan nog bij, nu hij het heeft laten doen door onderdompeling.
Nu is er in de afgelopen tijd in ons blad geregeld over de Doop, met name over de Kinderdoop geschreven, trouwens ook in andere in onze kringen goed bekende en vertrouwde bladen, toch stellen we het maar weer eens aan dc orde. Telkens bereiken ons namelijk vragen daarover. Het blijkt een nogal aktuele zaak te zijn. In een brief over deze zaak wordt verteld van een tendens om zich te laten overdopen, die vooral onder jongeren te bespeuren valt en van catechisanten, die er telkens weer blijk van geven de kinderdoop onvoldoende te achten.
Nu geloof ik inderdaad dat het overdopen vaak jongelui nogal eens aanspreekt. Dat zou goed samen kunnen hangen met iets van jeugdige geestdrift. Jongelui zijn over het algemeen spontaan en enthousiast. Ze hebben nog veel idealen en verwachtingen, verwachtingen van het leven, verwachtingen ook van zichzelf. In hun idealisme denken ze ook heel wat aan te kunnen. Uitdrukkingen als Jezus volgen en Jezus dienen en kiezen voor Jezus spreekt vooral jongelui aan.
Daarbij komt een sterke hang naar het echte, naar het waarachtige. Jonge mensen in het bijzonder hebben een afkeer van huichelarij. Deze nu niet direct theologische faktoren brengen jonge mensen nog wel eens tot een zich afzetten tegen de gemeente, waarin ze zijn opgevoed. Daar is toch alles maar star en doods, kun je ze horen zeggen. De mensen gaan naar de kerk, omdat ze dat zo gewend zijn. De meesten menen er niets van. Radikaal en onverbiddelijk wordt soms een hele gemeente op de hoop van het traditionalisme gegooid.
Het is deze onbarmhartige kritiek, die vanuit bepaalde opwekkingskringen duidelijk wordt gevoed. Jongelui met allerlei negatieve ervaringen van thuis of van hun gemeente, worden er bevestigd en geruggesteund in hun kritische houding.
Aan de ene kant zijn we geneigd om op deze kritiek sterk af te dingen. Ze is onbarmhartig en overmoedig. En je kunt je de vraag stellen of ze niet oordeelt naar verkeerde normen. Is geestelijk leven wel altijd zo lawaaierig en zo demonstratief als men ons in bepaalde kringen wil doen geloven? Is het eigenlijk wel ooit zo! Of is er ook nog zo iets als stille wateren en diepe gronden. En zegt het Woord Zelf niet: Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden. Als we over het werk van de Geest gaan oordelen, en het al of niet aanwezig zijn daarvan moeten we dus we! weten wat we doen. Een supermarkt brengt haar artikelen met veel reclame, ja haast opdringerig aan de man, maar je hebt ook van die winkeltjes, die haast niet opvallen, maar die bekend staan om hun goede waar en als men daar eenmaal aan het uitstallen gaat blijken er schatten te zijn, die men nooit had vermoed. Met oordelen moeten we dus altijd maar voorzichtig zijn.
En verder zouden we de bal van deze kritiek ook terug kunnen spelen. Want hoe is het eigenlijk met die opwekkingskringen? Blijft daar alles altijd even opgewekt, of treedt daar na een enthousiast begin soms ook verstarring op. Heeft elke beweging in de geschiedenis van ons mensen niet iets van een bergbeek die wild en bruisend uit haar bron ontspringt, maar dan uitvloeit in stiller en rustiger stroom.
Aan de andere kant zou het oneerlijk zijn om ook niet een zeker gelijk van deze kritiek te erkennen. Is er ook niet veel dor en doods Christendom onder ons? Wordt er niet maai: al te veel meegelopen? En zijn we vaak niet tevreden met de uiterlijke vorm. Als alles maar zo wettisch en rechtzinnig mogelijk is geregeld vinden we het verder wel goed. En het past ons zeker om als kerkelijke gemeenten met de kritiek die van jongeren al of niet gesteund door opwekkingskringen tot onszelf of nog beter tot de HEERE in te keren.
Wat heeft dit alles nu tc maken met de kinderdoop? Wel, deze wordt aangewezen als een van de grote kwaaddoeners. Door haar komen er zovelen de kerk binnen, die nauwelijks of helemaal geen besef hebben van wat Christelijk geloof wel zou kunnen zijn. Immers onbewust en zonder dat ze het zelf kiezen worden ze ingelijfd in de gemeente. In een geschriftje uit de 18e eeuw van een zekere Stinstra, De doop der kinderen verworpen en der bejaarden verkoren, wordt gezegd dat de kinderdoop er voor dient om maar een grote kerk te hebben. Men moet dan wel weten wat voor kerk men heeft! En dit oude geluid kunnen we in allerlei toonaarden vandaag aan. de dag nog steeds horen.
Daartegenover is de volwassendoop een zaak van een bewuste keuze. In een nummer van „Kracht van Omhoog" over deze zaak las ik, hoe alle nadruk wordt gelegd op de Doop als getuigenis van het geloof. Wij komen tot geloof. Wij kiezen voor Jezus en worden dan gedoopt om daarmee onze keuze duidelijk te maken. Op die manier krijgt men tenminste een gemeente van bewuste, levende gelovigen.
Nu zal het duidelijk zijn dat we ons in. deze dingen door maar een norm hebben te laten leiden. Niet door het jeugdig enthousiasme, ook niet door de resultaten van de praktijk. Alleen het Woord van God kan ons in dezen onderwijzen. We kunnen dan met niet genoeg klem wijzen op de gedachte van het verbond der genade. Daarin ligt de Doop gevat, ook de Doop van onze kinderen. Het is teken en zegel van het genadeverbond.
We moeten in ons omgaan met de Schriften Gods nooit de gehelen vergeten, de strukturen, de verbanden. Voorzichtig moeten we zijn met het oppikken van hier een tekst en daar een tekst om dan met een logische redenering tot een konklusie te komen. W 7 ie zo met de Schrift wil omgaan zal ontdekken, dat iedere ketter zijn letter vindt. Neen, de delen van de Schrift liggen gevat in haar geheel en moeten in het verband van dat geheel worden verstaan. En als iemand ons zou verwijten dat, als we spreken over de spanning van het wel en niet waaronder we staan met de kinderdoop, dat niet logisch is, en dat hij dat niet begrijpen kan, hoeven we daar niet van onder de indruk te komen. Wat wil men dan met het geloofsstuk van de drieëenheid Gods en de verkiezing Gods die onze verantwoordelijkheid niet opheft maar laat staan? En zo zullen er nog wel meer voorbeelden zijn.
Toch zullen we als we spreken over het geheel van de Schrift op onze hoede moeten zijn. Liet blijkt nl. vandaag aan de dag dat dit een gat kan zijn waardoor men allerlei
menselijke beginselen van uitleg opdringt aan de Schrift en haar zo verkracht. Wie met Bijbels argument wil komen wordt dan tegengesproken met: Ja, maar je moet het bezien vanuit het geheel van de Schrift. Zó mogen we dat „geheel" van de Schrift natuurlijk nooit gebruiken. Als we over een geheel van de Schrift spreken zal dat toch weer uit haar zelf moeten opkomen, uit haar delen.
Nu heeft het gereformeerd belijden, het genadeverbond vanouds af verstaan als een van de grondstrukturen van de Godsopenbaring. Na de zondeval is God in Zijn genadeverbond tot zondaren gekomen en dat tot zondaren en hun kinderen. Daar spreekt Genesis 17 duidelijk genoeg over. Het verbond is een verbond met Abraham en zijn zaad. Dat is de rijkdom van het genadeverbond onder het Oude Testament en diezelfde rijkdom mag er zijn onder het Nieuwe.
De vernieuwing van het genadeverbond Gods is toch geen versmalling en verenging, maar een verheerlijking en vervulling. Ook van het zaad der gelovigen onder het Nieuwe Verbond mag gelden, dat ze in het verbond Gods zijn begrepen.
Daarmee komt er op de Doop, zowel op de kinderdoop als op de volwassendoop een heel ander licht te vallen. Het gaat immers hier niet allereerst om óns en ons geloof. De doop is niet allereerst getuigenis van onze keuze voor God. Maar de Doop is allereerst getuigenis van Gods genadige belofte, van Zijn kiezen voor ons en onze kinderen. Niet van ons komen tot Hem, maar Zijn komen tot ons en onze geslachten. Oneindig veel rijker ontvouwt zich zo het zicht op de grote werken Gods in Zijn genade en trouw. Ons Christen-zijn wordt niet gedragen op de smalle basis van onze belijdenis. Hoe zwak en wankel is dat als het erover gaat. Vandaag belijden we en morgen vloeken we. Het past ons mensen dat nederig te erkennen. Maar hoog boven ons belijden uit staat de belofte Gods, de gcnadebelofte van Zijn verbond. Ze staat er hoog boven uit en ze gaat er aan vooraf. En dan te bedenken wie wij in onze geslachten zijn nl. vervloekte zondaren. En God komt tot die geslachten met Zijn genade en Hij laat dat betekenen en verzegelen in de bediening van de Heilige Doop aan ons en onze kinderen.
Die genade wordt verheerlijkt in de Doop en mag gepredikt worden tot geloof en bekering. Ja, want waar dat laatste ontbreekt vervallen we wel in het terecht gew r raakte verbondsautomatisme. We krijgen een kerk van mensen, die natuurlijk Christen zijn, want ze zijn als kind gedopt. Gods genadige belofte legt zich als een klem op ons leven. En met die klem kunnen wij onbekeerlijke mensen tenslotte alleen maar bij Diezelfde God uitkomen Die het toezegt en die het ook wil vervullen naar Zijn welbehagen in Christus. Merkwaardig is het om te zien, hoe eenzelfde soort automatisme zich kan gaan voordoen bij hen die zo de nadruk leggen op de volwassendoop door onderdompeling. Men valt dan terug op een getuigenis dat men toen en toen heeft gegeven, men is gedoopt en is Christen. De prediking van blijvende ongerechtigheid en de noodzaak van de dagelijkse bekering worden gemist. Men hoeft niets meer te worden, men is alles.
We willen zonder nu verder alle argumenten en tegenargumenten breed uit te spinnen vooral met nadruk wijzen op het getuigenis van de rijke genade Gods zoals dat in de Doop van onze kinderen zichtbaar is.
Wie zich overlaat dopen moet dan ook wel weten wat hij doet. Is het uiteindelijk geen verachting van Gods genade? Terecht schrijft de briefschrijver over deze dingen dat men het gevaar loopt door dit alles dc werken des HEEREN te verkleinen en zelf een steentje te willen bijdragen tot de zaligheid. Hoe goed bedoeld cn hoe ernstig gemeend een wederdoop kan zijn, laten we voorzichtig zijn aan de eer van de HEERE te kort te doen. Eer dat wij er door Zijn genade kunnen zijn met onze beslissing en met ons geloof, was Hij er met Zijn Woord en Zijn belofte. Van dat W T oord kan het geloof ten diepste alleen maar leven. Wat ik zie, wat ik heb, wat ik voel en ervaar het is alles even wankel, maar God is vast en Zijn Woord is vast. Al Zijn beloften zijn in Christus Jezus ja en amen.
A.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's