De ontfermende God
Er staan van die woorden in de Bijbel, die zo vol en zo rijk zijn, dat men er haast niet over uitgedacht komt. En het is goed om er over na te denken. Want wanneer we ze oppervlakkig lezen, kunnen we er soms iets anders in lezen dan er werkelijk staat. Zo begon onlangs iemand met me over een woord van Paulus: Zo is het niet desgenen die wil noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods" (Romeinen 9 : 16). Hij vond trouwens „de verkiezing" waar Paulus in dit hoofdstuk over spreekt maar een grimmige zaak. Wanneer het werkelijk zo is dat onze zaligheid van de verkiezing Gods afhangt, dan is het een soort noodlot, dat men maar over zich heen moet laten komen en waar men toch zelf niets aan kan doen. Maar dan vergeet men dat verkiezing genade is van een ontfermend God. Dat leert trouwens ieder van Gods kinderen belijden: Heere, wanneer U niet naar mij omgezien had, wanneer U met Uw evangelie niet tot me gekomen was, dan zou ik nog verloren zijn."
Zo gemakkelijk kunnen we het woord van Paulus hier verkeerd lezen. Er zijn mensen die menen dat zij wel willen en dat zij wel goed lopen, maar ja... als de Heere niet wil, staan we machteloos. Maar dat is nu juist een les die we op Gods leerschool moeten leren, dat we alleen maar 't verkeerde willen en dat wij op de brede weg des verderfs lopen en dat we ons door niets en door niemand terug laten roepen van die weg. Wanneer het van ons mensen zou afhangen zou er niemand behouden worden. Daarom is de boodschap van de Bijbel zo'n heerlijke boodschap. Alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft om verloren mensen, die verkeerd willen en verkeerd lopen te redden van het verderf en te schenken het eeuwig zalig leven. Verkiezing en kribbe gaan samen. Verkiezing en kruis gaan samen. We hebben met een ontfermend God te doen.
Onbegrepen diepten
Paulus zegt het in Romeinen 9 heel duidelijk. In Gods Wezen zijn onbegrepen diepten. Hij ontfermt Zich over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil. Hij doet als de pottenbakker met het leem. Hij maakt ervan wat Hij wil. Maar wanneer een mens in nood gekomen is, dan is Hij een ontfermend God voor allen die Hem roepen. Wanneer we op de leerschool Gods geleerd hebben dat we verkeerd willen en verkeerd lopen, dan horen w r e de lokstem van het evangelie om tot Christus te gaan, Die alles voor Zijn volk heeft volbracht, Die de zonde verzoend en de schuld betaald en de straf gedragen heeft. Wat een groot wonder is het, dat de Heere God niet gewacht heeft op ons willen en op ons lopen, want dan was het met ons verloren, en dan zou het voor eeuwig verloren zijn. Want wanneer wij de eerste stap zouden moeten zetten op de weg des levens en wanneer wij zouden moeten willen, dan was het voor ons buiten hoop. Dat leert de Heilige Geest ons goed verstaan wanneer Hij ons in alle waarheid gaat leiden. Maar wanneer wij dan geleerd hebben dat we van onszelf onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad en dat wij geheel machteloos zijn, niet alleen om te lopen, maar ook om te willen... wat moeten wij dan doen? Moeten we dan maar lijdelijk doorleven in de wereld, in onze zonden en dan wachten op het willen Gods? Wee de mens, die zo spreekt, want hij gaat verloren door zijn eigen schuld. De Heere meent het ernstig wanneer Hij ons roept om tot Hem te komen. En hier wordt de evangelieboodschap van onze tekst ook zo rijk. Want er staat immers dat we met een ontfermend God te doen hebben. En dat is een rijke boodschap voor allen die van zichzelf niet willen en die van zichzelf ook niet kunnen lopen. Ons willen en ons lopen valt er tenslotte helemaal buiten. Maar er is een God vol ontferming en genade.
Daarom mogen we net als die tollenaar tot de Heere roepen om genade. We mogen het belijden dat we de dood en het oordeel verdiend hebben, en dat we de roepstem van het evangelie gehoord hebben, maar dat we niet willen komen en dat we ook niet kunnen lopen. We mogen het voor Hem uitspreken dat we van onszelf vijanden zijn, afkeringen, vleselijk verkocht onder de zonde, machtelozen en hulpelozen, en laten we dan maar vragen: „O God, wees mij zondaar genadig! Ik wil niet en loop niet, maar ik kan U toch niet missen, Heere, ik kan toch niet zonder U verder leven"... en o wonder, wat vinden we dan een troost in dit Schriftwoord: „Het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods".
Souvereine genade
Slaat uw ogen dan toch op die ontfermende God. Neen, Hij kan het niet doen om iets van ons: „Ik ben niets en ik heb niets o Heere, waarmee ik voor U kan bestaan... maar ik pleit op Uw vrije gunst, op Uw souvereine genade die U geopenbaard hebt in de Heere Jezus Christus, Uw Zoon." En hoort dan wat de Heere zegt: „Zo waarachtig als ik leef, spreekt de Heere Heere, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen... maar hierin heb Ik lust, dat de zondaar zich bekere en leve." En luistert dan naar die zalige boodschap van vrije gunst: „Komt dan en laat ons samen richten: al waren uw zonden ais scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw, al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol."
En dan wordt het een weg van willen en lopen tegen alle onwil en onmacht van de mens in. Want dan gaat dc Heere trekken en dan kunnen we geen weerstand meer bieden: Die dorst heeft kome en die wil neme van het water des levens om niet...
Bidt en ge zult ontvangen. Zoekt en ge zult vinden. Klopt en u zal opgedaan worden.
Laat u dan zaligen als een onwillige en een onmachtige. Want de ontfermende God staat gereed om u te helpen, te redden, te verlossen. Hij doet ons gaan in de voetstappen van de Heere Jezus, Die gezegd heeft: Ik ben de weg en de waarheid en het leven...
Wanneer we Christus verwerpen, dan komen we eeuwig om. Wanneer we ons verharden en ons niet laten leiden, wordt het een eeuwige nacht. Wanneer we het met ons willen en ons lopen proberen, zullen we het eeuwig verliezen. Maar zalig als we het leren: ik wil niet en ik kan niet, o Heere God, maar ontferm U mijner. Want we hebben met een ontfermend God te doen.
Zo leert Gods kerk al maar beter verstaan dat we alleen door genade behouden worden.
En waarom schenkt de Heere God ons die genade?
Waarom ontfermt Hij Zich over schuldige mensen?
Waarom neemt Hij de zondaars aan?
We kunnen er geen antwoord op geven dan het antwoord van de psalmist: „Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d' eerkroon dragen, door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen".
We kunnen geen ander antwoord geven dan het antwoord van de apostel: „Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in der eeuwigheid!"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's