KLEIDE KRONIEK
De Trooster
We staan vlak voor de Pinksterdagen. Dagen waarop we mogen herdenken hoe de Heilige Geest werd uitgestort in de gemeente van Christus. De kroon op Christus' Middelaarswcrk. De voltooiing en bekroning van Christus' zware arbeid tot verlossing van de Zijnen. In verband met het Pinksterfeest wilde ik dit keer de kroniek meer meditatief van aard doen zijn. In mijn bezit is een tamelijk oud boekje van wijlen ds. I. Kievit (uitg. De Tijdstroom, Lochem) onder de titel De Trooster n.a.v. Johannes 14 : 26. Daaruit citeer ik dat gedeelte waarin ds. I. Kievit de naam Trooster uitlegt.
„Wij mogen niet nalaten te letten op den teederen naam, dien de biddende Jezus geeft aan den Geest. Hij heet Hem: de Trooster. Het woord wil zeggen: iemand die erbij geroepen is; in rechtszaken spreken we dan van een advocaat; in het dagelijksche leven van een helper, iemand die bijstand verleent, een zaakbezorger.
Jezus zou opvaren ten hemel. Hij draagt echter Zijn Kerk mee gelijk de Hoogepriester in Israël dc stammen Jacobs droeg op zijn hart en schouders. Hij is daarboven hun Voorspraak bij den Vader. Hij vertegenwoordigt hen in den hemel en richt al hun zaken uit. Het woord in 1 Johannes 2 vertaalt door Voorspraak, ziende op Christus, is hetzelfde als Trooster slaande op den Heiligen Geest (Paraklytos). Jezus is Sions zaakbezorger en pleitbeslechter in den hemel bij God. De Geest is Gods zaakbezorger in de Kerk. Van nu af zal de Paracleet, de Trooster, de Heilige Geest doen wat Jezus deed en was voor de discipelen tijdens zijn omwandeling op aarde. Niet tijdelijk, maar door alle eeuwen heen zou dit de taak, de bediening des Geestes zijn. Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons, opdat de zegening Abrahams tot de heidenen komen zoude in Christus Jezus en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof.
Jezus was gekomen in den naam Zijns Vaders. De Geest komt in beider naam. Daarom wordt Hij niet alleen de Geest des Vaders, maar ook de Geest van Christus genoemd. De inwonende Geest dan heet: de Trooster. Vergeet toch niet: het gaat over Pinksteren.
over Pinksteren. Wat heeft de Heere toch zijn rijk voorzien in Sions heil. Maar met minder konden zij toch ook niet toe. Hij is een al-vervullend God. Jezus bepleit hun zaken bij God in den hemel en de Geest is zaakwaarnemer Gods in de harten. Zaakwaarnemer van God, om God te verklaren in het hart, maar ook om de hartezaken te dragen voor God. Gij gevoelt, dat zijn twee verschillende zijden van het werk van den Trooster. Ik zou niet weten hoe God over mij denkt en wat Hij voor mij is cn wezen wil, indien de Geest het niet bekend maakte in mijn hart, maar ik zóu den Heere ook niet kunnen zeggen wie ik ben door en voor Hem buiten de bediening van den Geest. Mijn ijdel geklap behoef ik niet voor God uit te spreken. Hij is een God, die vraagt naar waarheid in het binnenste, die een dienst vraagt in geest en in waarheid. O, wat heb ik, verkeerd schepsel in mijzclven, een reisgenoot ontvangen in dien Geest, die mij nimmermeer zal verlaten. Ik moge eenzaam zijn, doch nimmer verlaten. Eenmaal stonden wij zonder God in de wereld. Niemand zorgde voor mijn ziel. Totdat die Eén uit duizend opstond en pleitte bij den Vader, dat Hij verzoening had gevonden. O, wat was Hij welsprekend in zijn pleidooi. Hij kon bij zijn woorden zijn handen en zijde toonen, doornageld en doorstoken. Zie, wij hadden niets te zeggen, nadat het vonnis was aanvaard... niets te zeggen... wat viel het eeuwig mee... door een ander, door een ander... door Hem alleen, om het eeuwig welbehagen.
Maar wees ervan verzekerd, dat de Geest een
niet minder dierbaar pleitbezorger is. De Trooster. De zaakwaarnemer. De pleitbezorger. Hij is een beminnelijke Trooster.
Gesteld lezer, gij verkeert in nood en ellende. Gij weet geen raad. Het kan zoo niet langer. Nu is daar iemand, die u wil helpen in uw leed, doch hij is u vreemd, hij heeft u niet lief, dan is hij als de vrienden van Job: een nietige vertrooster. Zijn woorden zijn als olie op glad marmer, zoo zij al niet wonden, doordat zij u vreemd zijn. Doch laat iemand spreken, die liefde voor u heeft, dan is gedeelde smart halve smart en gedeelde vreugd dubbele vreugd. De liefde toch spreekt haar eigen taal; legt haar eigen hand op het hart.
Liefde is de doek waarmede smartetranen worden weggeveegd. Maar er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat menschelijk meeleven, zelfs moederliefde niet meer baten, gelijk er moedersmart is, die door geen aardsche liefde verzacht kan worden. Maar voor den Geest is er geen toestand denkbaar, waarin Hij niet volkomen zou kunnen troosten; volkomen onze zaken zou kunnen uitrichten. Meer dan een moeder troost zal Ik u troosten. Hij giet balsem in de wonden en heelt
alle smart. Hij kan tranen drogen. Hij kan liefelijk omhelzen. Wie kan de liefde van dien Geest bepalen? Hij kan doen verstaan, dat Hij ons beter is dan tien zonen.
O, als Hij ons doet ervaren de liefde des Vaders, die ons zoo uitnemend heeft lief-gehad en doet beleven, dat Hij nooit van harte slaat, noch treft om te wonden, dan zinken wij aan dien vaderlijken boezem neer en stamelen: Abba, Vader... het is goed, wat Gij doet. Ik zal mijn mond niet opendoen, omdat Gij het hebt gedaan!
Hij wijst op het offer van Immanuël; doet ons beleven het medeleven Gods, die ons kastijdt tot ons nut.
Lezer, kent gij nu dezen Geest in zijn in-woning? Dan pas is het waarlijk Pinksteren. Hij is een getrouwe Trooster.
Liefde blijkt soms ontrouw in den dood. Maar de Geest is getrouw in alle dingen. Gij zegt wellicht: ik moet zijn instellingen missen, zal ik nu niet verkwijnen? O zeker, het is geen geringe zaak deze te moeten ontberen, maar als zij in zijn weg mogen zijn, zullen zij toch ervaren, dat de Trooster getrouw zijn ambt vervult in het hart. Hij troost in nooden en smarten. Hij neemt zaken waar, die niemand anders in orde zou kunnen brengen bij God. en menschen. Hij is zoo getrouw als sterk, Hij zal zijn werk voor mij voleinden! En dan doet Hij weer de bede ontwaken: Verlaat niet wat uw hand begon! Hij is daar binnen werkzaam om ook telkens weer te wijzen op de bloedfontein. Ook als Hij ons prijst, maakt Hij ons toch niet ijdel en als Hij bestraft niet moedeloos. Immers de lof van den Trooster verootmoedigt ons diep, want wie zijn wij en wat is ons huis? Zijn lof maakt Gods lof slechts grooter! Wat zal ik den Heere vergelden voor al de weldaden aan mij bewezen? Ach, dan nemen wij den beker der verlossingen op en roepen den naam des Heeren aan. Zijn lof zij in de gemeente der heiligen. De Geest is getrouw in het vermanen en maakt toch niet moedeloos. Zelfs als Hij moet twisten in het hart van Gods gunstgenooten, weet Hij te vernederen zonder tc vernietigen. Hebt gij uit Zijn mond wel eens moeten hooren, dat gij afkeerige kinderen waart? En hoe riep Hij terug? Keer nochtans weder, gij afkeerige kinderen, want Ik heb u getrouwd. Hij zal zwijgen in Zijne liefde. Hij is een onvermoeide Trooster. Hoe menigmaal vond de Geest ons moedeloos terneer gezeten, zoodat wij niet bij machte waren ons hart op te heffen tot God, den God onzes levens. Maar, evenals een moeder nooit moede wordt haar kind als kind te behandelen, ja nog veel teederder handelt de Heilige Geest als de Trooster. Soms moet Hij wel tienmaal daags met ons onderhandelen. Telkens moet Hij dezelfde bezwaren aanhooren en toch wordt Hij ons nooit moede. Als ze niet toenemen in kennis, herhaalt Hij nog eens hetzelfde onderwijs. O, met hoeveel geduld draagt cn verdraagt Hij hen. Geen wonder, dat zij bijzonder aan dien Trooster gehecht zijn en meermalen de verzuchting slaken: Wat Gij, o Heere, mij onthoudt, onthoudt mij toch uwen Geest niet. Neem uwen Heiligen Geest niet van mij. Dierbare Geest, Gij, die toch wist wie ik was toen Gij intrek naamt in mijn ziel als gave des Vaders, begeef, verlaat mij niet. Kastijd mij gelijk een Vader doet. Gods kind toch kent niet slechts onderhandelingen met den Zoon en den Vader, doch ook met den Heiligen Geest, om met God drieenig gemeenschap te hebben. Dit is wel een verbazingwekkend wonder, dat de volzalige zich inlaat met een nietig, een opstandig schepsel in zichzelven! Ja, een verbazingwekkend wonder... maar toch werkelijkheid.
Een onvermoeide Trooster is Hij. Zelfs als zij weigeren getroost te worden, weet Hij te bewerken, dat zij de verzuchting opzenden naar Gods troon: Mijne ziel begeert vroegrijpe vrucht. Als Hij ons straks den Zoon geeft om den Vader voor te stellen zonder vlek en zonder rimpel, mag Hij wel spreken: Ik heb veel arbeid aan hen gehad, ziedaar mijn deel in het Verbond!
Hij is ook een wijze Trooster.
In alles handelt de Geest met eeuwige wijsheid. Job klaagde terecht over zijne vrienden en noemde hen nietige vertroosters. Zij verstonden Job niet en begrepen God niet in zijn majesteitelijk handelen met dien man, op wien Hij zelfs den duivel opmerkzaam had gemaakt: hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job? Een man, godvreezende en wijkende van het kwaad. En hoe weinig scheen nu Gods handelwijze in overeenstemming met die vreeze Gods van Job. Daarom raakten de vrienden zelf den draad kwijt in dezen doolhof der wijsheid en der liefde. Dit overkomt den Geest niet, Hij weet alle dingen en onderzoekt ook de diepten Gods. Van den Heere Jezus lezen wij: Hij had niet van noode, dat iemand Hem leerde, want Hijzelf wist wat in den mensch is. Dit kan ook worden gezegd van den Geest. Hij weet altijd de grondoorzaken van Gods doen en van ons doen. Hij verstaat ons volkomen, ook nog als wij ons zelf een raadsel zijn en met Rebecca vragen: Hoe ben ik dus? Daarom is zijn bijstand gepast en terzake
dienende. Zijn antwoord of zijn onderwijs of zijn raad kan zoo klaar toonen, dat Hij hun hart doorgrondt en hunne nieren bezit. Vrees overvalt de ziel: Vrees niet, zoo spreekt de Trooster. Dan wordt de moed des geloofs geboren om te zingen: En wordt ik ooit met bange vrees belaan, zoo zal op U mijn vast vertrouwen staan.
O, wat is die Geest toch een wijze Trooster, altijd weer!
Hij is ook een dadelijke Trooster, dat wil zeggen: Hij handelt en spreekt met macht. Het kan zijn, dat ik den moedelooze wil opbeuren, den dwalende wil terechtwijzen. Maar mijn woord vindt geen ingang... en het blijft bij woorden. Maar de Geest heeft den sleutel des harten, Hij doorzoekt de binnenkameren des buiks. Hij woont, Hij verblijft in deze hut. Hij bereikt immer zijn doel. Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er. Voor Hem zal geen ding onmogelijk zijn.
Hij. die door smart op smart, Gedrukt werd, zond tot God zijn beê, Terstond verdween 't ondraagbaar weê, Uit zijn benepen hart!
Hij gebruikte daarbij nooit verkeerde middelen. De aarde raadt verstrooiing der aarde aan tot afwending van het leed. Maar Hij leert ons het hout zien, dat groeit bij dc wateren van Mara. Hij doet met vreugde water scheppen uit de fonteinen des heils. Hij weidt Jezus' schapen in de grazige weiden des Woords.
Maar zoo zouden wij kunnen voortgaan en toch nog slechts weinig hebben gezegd over dezen Trooster, gezonden door den Vader op de bede des Zoons.
Hij is, om dit eene nog te noemen, een altoosblijvende Trooster.
Hij zegt niet: Nu kan ik wel gaan! O neen, Zijn werk gaat door en zijn gemeenschap duurt eeuwig. Ook als er geen zon en maan meer zal zijn, zal Hij wonen in Sion en de Kerk vervullen tot al de volheid Gods. De apotheek Gods in nabij. Gileads balsem is aanwezig, maar alléén de Geest kan hen bedienen. O, zelfs als zij den Geest bedroeven door welken zij verzegeld zijn, dan nog blijft Hij, hoewel verborgen. Hij zal bij u blijven en zal in u zijn, sprak Jezus en diens voorbede gaat door. Hij wijkt nimmermeer van de Zijnen!
Ze kunnen zich in allerlei levensomstandigheden bevinden. Gij kunt hen aantreffen bij de muren deiheilige stad, weenende over hare verbreking. Maar de tijd is niet ver meer, dat God alle tranen van hunne oogen zal afwissen. Ze schreien tranen tot in het binnenste Heiligdom toe. Zie hen staan voor het verzoendeksel, dat zij met tranen besproeien. De Geest doet hen ervaren, dat God hun genadige Vader is in Christus; doet hen beleven, dat Hij nooit meer op hen zal toornen noch schelden. De wet ligt geborgen onder het gouden verzoendeksel... zij eischt het leven harer vervuilers... in Christus voldaan. Erfgenaam Gods zijn ze, medeerfgenaam van Christus. Toch beweenen zij hun verkeerd bestaan... maar de Trooster doet hen hooren: met ééne offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden. Nu weenen ze nog meer! Ik ben het die u heilig.
Zie, daar is dc kruik met hemelsch manna: daar ligt de bloeiende staf van Aaron. Zoo laat Hij de Zijnen geen weezen." —
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's