De Nederlandse Geloofsbelijdenis
(3)
ARTIKEL I (vervolg)
ARTIKEL II
ARTIKEL I (vervolg)
Gods is onveranderlijk — „Want Ik, de HEERE, wordt niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jacobs niet verteerd" (Mal. 3:6). Niets is meer veranderlijk dan een mens! Wij prijzen dc deugd van de onveranderlijkheid in de Vader der lichten, bij Wie geen verandering is, of schaduw van omkering. Maar — hóe God onveranderlijk is, weten we alleen uit Zijn openbaring. In God is wel verandering, in de zin van: mkering, van de toorn naar de liefde. „Mijn hart is in Mij omgekeerd, al Mijn berouw is tezamen ontstoken" (Hos. 11 : 8), waarbij Kolhbrugge predikt: Is God dan zo veranderlijk? Ja, waarom niet? En wél ons, dat Hij zo veranderlijk is!" Maar tegelijkertijd geldt het: En evenwel is God de Heere niet veranderlijk. Immers, oude liefde roest niet..." Er is geen verandering in de trouw, waarmee God Zijn verbond gedenkt. God is niet veranderlijk, zoals een mens, niet grillig: andaag beloofd, morgen vergeten. Op God kunnen wij bouwen, omdat Hij met een eed bij Zichzelf gezworen heeft: Zo Ik aan David lieg, zo hem Mijn Woord misleid..." In de zoon is de Vader onveranderlijk. Op Christus komt God nooit terug! Daarin bovenal prijzen wij de deugd van Zijn onveranderlijkheid!
God is oneindig — „Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? " (Psalm 139 : 7). Is er een plaats in de ruimte van het „oneindig" heelal, waar wij God zouden kunnen ontgaan? God is niet aan de tijd gebonden, Hij is ook niet aan de ruimte gebonden. Aan onze eindigheid, aan onze maten en afstanden. De tempel in Jeruzalem, de ganse aarde, de hemel der hemelen zelfs kunnen God niet bevatten. Wanneer God indaalt in onze ruimte en in onze tijd, wanneer het Woord vlees wordt, en dus eindig, dan tegelijk blijft het vleesgeworden Woord oneindig. Waarachtig God! De openbaring van God in Christus is werkelijk eindeloos! Nooit in te perken in onze maten. En daarom loven wij deze deugd van God en danken Hem, dat wij niet künnen vlieden voor Zijn aangezicht, dat wij niet künnen heengaan voor Zijn Geest.
God is almachtig — „Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn" (Lukas 1 : 37). Onze kinderen hebben geen goed beeld van God, wanneer ze zo algemeen leren: od kan alles. Dit kan voor hen de voorstelling oproepen als van een grote tovenaar. God kan niet alles: ij kan niet Zichzelf van de troon willen stoten. Hij kan niet willen, wat met Zijn heilige wil in tegenspraak is. Hij is almachtig het meest in zijn openbaring in Jezus Christus. God kan zich vernederen tot in de dood van een kruis, God kan zich laten insluiten in een graf, en daarbij toch God blijven. In deze zin is geen ding bij God onmogelijk, en dat gelooft Maria, wanneer zij zich buigt tegen al het zichtbare in, onder het gegeven Woord van God, wanneer zij ontvangt van de Heilige Geest: ezus Christus. Daarin schittert de almacht van God het diepst: n Zijn Christus-openbaring, en daarin prijzen wij de deugd van onze God: Onze God is toch in de hemel; Hij doet al wat Hem behaagt".
God is volkomen wijs — „Want aangezien in de wijsheid Gods de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het God behaagd door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven" (1 Cor. 1 : 21). Wijsheid is onder ons mensen meer dan verstand alleen. Wijsheid is omvattender: et gehele leven is erin betrokken. De wijsheid van God is alles omvattend. Hij is volkomen wijs, en deze wijsheid van God blijkt in de dwaasheid van de prediking van Jezus Christus, de Gekruisigde. En dit dwaze van God is wijzer dan de mensen. De volkomen wijsheid van de Vader ontdekken wij in de Zoon en de weg en het werk van de Zoon op aarde, en in deze ontdekking is het kruis verschenen in ons leven. Hierin leren wij kennen de kruisiging van onze wijsheden, een streep is gehaald door onze hoogste wijsheid, en zo leren wij roemen! Roemen namelijk in de Heere!
God is rechtvaardig — „Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve..." (1 Joh. 1:9). God is rechtvaardig! Hoe aangevochten is deze belijdenis in onze wereld. Het hart krimpt ineen onder dit geloof, namelijk wanneer we tegelijkertijd om ons heen zien: et recht, dat vertrapt ligt op de straten, het onrecht de armen en verdrukten der aarde aangedaan, de scheeuw van het aangedane onrecht naar de hemel. De roep om de grote dag van het openbare gericht van God, waarin Hij zich rechtvaardig zal betonen in Christus, de komende Rechter. Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve... Vergeving van zonden, wat heeft dit met recht te maken?
Buiten Christus om is er voor ons geen antwoord op deze vraag. In Christus is vergeving gegrond op het recht, gefundeerd in het offer der verzoening. God is hier recht in al zijn weg en werk. En dit geloof belijden wij, van deze hoop getuigen wij, in deze liefde leven wij: God is getrouw en rechtvaardig!
God is goed — „Looft de HEERE, want Hij is goed..." (Psalm 136 : 1). Nu stijgt het loflied boven alles uit. Zijn goedheid gaat het al te boven. Nu ligt de glans van de Vader in de Zoon over het duistere, het slechte van ons leven. De Heilige Geest legt deze glans van de goedheid van God over ons leven, en het is deze goedheid, die als de ondertoon van geheel ons leven doorklinkt. Hierdoor worden we gedragen en gespaard, in het heilgeheim van Gods lankmoedigheid.
God is een zeer overvloedige fontein van alle goed — „Want bij U is de fontein des levens..." (Psalm 36 : 10). Ontspringend in verborgen diepten, omhoogwellend in een niet te stuiten beweging van liefde, overvloeiende over de rand, neerdalende in ons leven naar de diepste, de allerdiepst gelegen plaatsen — zo is de levende. God! Een overvloed van deugden, een zeer overvloedige fontein van alle goed!
Zo is de Vader in de Zoon, door de Heilige Geest!
En deze God is onze God, eeuwig en altoos!
Hij zal ons geleiden tot de dood toe!
ARTIKEL II
Door welke middelen wij God kennen God is onbegrijpelijk. „Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet..." Betekent dit nu dat wij God ook niet kunnen kennen? Wij kunnen God niet begrijpen, niet omvatten, maar kunnen we wel Hem leren kennen? Het voorbeeld van het kind op het strand, dat de zee — zoals het zegt — wil leegscheppen door het water van de oceaan in de gegraven kuil op het strand te willen dragen. Dat kan niet. De oceaan, die God is, kan niet in de kuil van ons begrip, van ons hart. God is groot! Maar — er gaat wel water uit de zee in de kuil: een heel klein gedeelte. Wij mensen kunnen God kennen inzoverre Hij zich te kennen gééft!
Dat wij God ooit zouden kunnen kennen, is een ongehoord wonder, w r aarover wij ons het gehele leven door kunnen blijven verwonderen. God te kennen! Wat is dat: iets of iemand kennen? Ik ken een voorbijganger oppervlakkig, ik ken een buurman beter, ik ken mijn vrouw nog beter, en zelfs op een geheel andere wijze. Wat is tussen mensen de diepst mogelijke vorm van kennen, wanneer kennen we elkaar het best? „En Adam bekende Eva, zijn vrouw..." Hij kende haar, met hoofd en hart en lichaam. Hij kende haar geestelijk en lichamelijk in het éénworden in de liefde. Dit is het kennen van dfe liefde!
Ieder mens is geschapen tot het doel God zijn Schepper te leren kennen, liefhebben, vertrouwen. Dat is de zin van ons leven. God te kennen in de liefde, en daarin onze naaste en onszelf te leren kennen. Zo begint Calvijn zijn Institutie: „Nagenoeg de ganse hoofdinhoud van onze wijsheid, die verdient voor de ware en hechte wijsheid gehouden te worden, bestaat uit twee delen, de kennis van God en de kennis van onszelf". Het staat vast, zo voegt Calvijn hierbij, „dat de mens nooit tot een zuivere kennis van zichzelf geraakt, tenzij hij eerst Gods aangezicht aanschouwd heeft, en van diens aanblik afdaalt tot het beschouwen van zichzelf'. Daarom begint de Nederlandse Geloofsbelijdenis ook niet met de mens, en de zelfkennis van de mens, maar met de vraag naar de God'skennis. Dit is de levensvraag, waarin heel ons leven een beweging gaat vertonen niet naar binnen toe, naar het graven in onszelf, naar het leren kennen van ons hart en leven in een voortdurend beoefenen van op zichzelf gerichte zielkunde, maar de beweging naar buiten toe, naar het leven buiten onszelf toe. Hét
leven in het enig en eenvoudig wezen, hetwelk wij God noemen.
Zo komen wij te staan voor het wonder, dat wij mensen God ooit zouden kunnen kennen. Zoals een mens zijn vriend kent, zoals een moeder haar kind. Van aangezicht tot aangezicht. Maar God te zien, van aangezicht tot aangezicht, zou betekenen: te sterven. Dat zou een stervend kennen zijn. En vanaf de aarde, buiten het paradijs, tot God te willen komen via een eindeloos hoge toren van Babel: ieder kind weet, dat langs deze weg de hemel voor ons te hoog is. Gaan we alle mogelijkheden na, dan is aan het einde van alle pogingen God te leren kennen dit de slotsom: Ik kan God niet leren kennen van mijzelf uit. Mijn verstand klimt zo hoog niet, maar is een kleine kuil op het stand tegenover een oneindig grote oceaan. Mijn ogen zien Hem niet, mijn oren horen
Hem niet, mijn handen raken Hem niet, mijn voeten bereiken Hem niet, mijn hart bevat Hem niet. Wij spreken het uit: wij kennen God niet! En dit nu juist is de inzet van het geheim van de werkelijke Godskennis, hierin mogen wij ons volkomen overgeven aan het wonder, dat God Zélf zich te kennen gééft. God gééft zelf zich te kennen! Hij openbaart Zich, dat is: Hij Zelf schuift de sluier opzij, die Hem voor ons oog bedekt, en dan geeft Hij Zich te kennen zoals een bruid zich te kennen geeft aan haar bruidegom in het opzij schuiven van de sluier, die het gezicht bedekt hield. God openbaart Zichzelf, en zoekt daarin ons hart en ons leven, zó dat we met de dichter verwonderd vragen: Wie heb ik nevens U omhoog?
E.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's