Een lamp voor mijn voet
(i) De tijd waarin wij leven is er één van grote veranderingen, ja van omwentelingen op allerlei gebied. De kernachtige uitspraak van een oude griekse wijsgeer wordt in onze dagen wel heel sterk bewaarheid: panta rhei, kai ouden menei. Alles is in beweging en niets is er blijvend. De drie grote vragen waarmee eenmaal de duitse denker Immanuël Kant heeft geworsteld, komen in deze verwarring weer heel sterk naar voren: wat kan ik weten? , wat mag ik hopen? en wat moet ik doen? Bijzonder de laatste vraag krijgt een apart accent. Bij alles wat zich wijzigt, worden ook gewoonten cn traditionele gedragspatronen doorbroken. Ongekende mogelijkheden doen zich aan vele mensen voor. De welvaart en de vooruitgang brengt hen een nieuwe vrijheid, waar gretig gebruik van gemaakt wordt. Maar dan rijst toch ook de vraag: mag alles wat kan? Is alles wat door ontwikkelingen in de wetenschap, de techniek en de cultuur mogelijk is geworden, ook wel geoorloofd?
Meer en meer gaan ook de schaduwzijden van de vooruitgang zich opdringen aan de aandacht van de mens van de twintigste eeuw. En het blijkt dat vrijheid maar al te gauw in bandeloosheid ontaardt, wanneer er geen richtsnoer meer is om die vrijheid te normeren. Tegen de geschetste achtergrond bezien is het niet verwonderlijk dat in de gehele maatschappij — althans bij de mensen die wat dieper doordenken cn zich niet zonder meer met de brede stroom van de massa laten afdrijven — de vragen van de ethiek in het middelpunt van de belangstelling zijn komen te staan.
Ethiek — dat is een woord dat de laatste tijd vaak wordt gehoord. Denkt u maar aan het 'ethisch réveil' dat het C.D.A. bij de laatstgehouden kamerverkiezingen zo hoog in het vaandel had geschreven.
Nu zullen met name de ouderen onder de lezers bij het woord 'ethisch' wellicht denken aan een bepaalde richting die er vroeger in de hervormde kerk was. De 'ethische' theologen en dominees waren de mannen van het midden, beslist niet vrijzinnig, maar bepaald ook niet gereformeerd.
Maar... deze kant moeten we niet op denken bij het huidige gebruik van het woord 'ethisch'. Het gaat dan om datgene wat met de ethiek samenhangt. Ethiek is de wetenschap van de zedelijkheid (zo H. de Vos). Wetenschap is het er om te doen van een bepaald deel van de werkelijkheid de waarheid te weten te komen. Populair gezegd: het gaat dan om de vraag 'hoe zit het met dit of met dat? ', hoe zit de vork precies in de steel. Zedelijkheid heeft te maken met het inscherpen van verplichtingen, het aangeven van regels cn voorschriften voor handel en wandel. In de ethiek gaat het dus om de wetenschappelijke bestudering van wat er zoal aan richtlijnen voor de levenspraktijk wordt gegeven.
Ethisch beraad
Ik zou nu graag de stelling willen poneren dat de gemeente van Christus anno 1979 meer dan ooit is geroepen tot ethisch beraad. De vragen: — 'hoe dient onze handel en wandel te zijn, hoe is onze standpuntbepaling en ons getuigenis ten aanzien van de nieuwe vragen, de brandende ethische kwesties van deze tijd, hoe stellen we ons op in de maatschappij, waarin we steeds meer te maken krijgen met de doorwerking van het moderne heidendom' — déze vragen dienen voorrang te krijgen in de gemeente. Christenen in de twintigste eeuw behoren op de hoogte te zijn van de onstuimige ontwikkelingen en de nieuwe vragen die daarmee annex zijn. Ook degenen die geen voortgezet onderwijs hebben gevolgd zijn in deze niet vrijgesteld. Ook u bent geroepen zich door middel van het aanhoren van lezingen en het bestuderen van verantwoorde literatuur steeds weer te verdiepen in de vragen van de moderne tijd. Alleen al voor de opvoeding van de jongste generatie is dat van grote betekenis. We mogen toch niet tegen onze jonge mensen zeggen: 'zoek het allemaal zelf maar uit!' Ook mogen we niet zeggen: 'ach, dat is toch allemaal maar van de wereld — zulke zaken als abortus provocatus, euthanasie, maar ook de moeilijke vragen over anticonceptie of, om nog weer een heel ander terrein te noemen, kernbewapening en kernenergie, — laten we dat maar terzijde, het komt er toch maar op aan dat we behouden worden van dit verkeerd geslacht en van de toekomende toorn!'
Zeker ligt er in dergelijke woorden een belangrijke kern van waarheid. De grote vraag voor elk mensenkind, in welke tijd hij ook leeft, is 'mijn ziel, doorziet gij uw lot? —• hoe zult ge rechtvaardig verschijnen voor God? ' De rechtvaardiging van de goddeloze is een eeuwig wonder en de verkondiging daarvan zal altijd weer het hart van de prediking dienen uit te maken. Enige jaren geleden heeft het 'Getuigenis' er dringend op gewezen dat de rechtvaardiging aan de heiliging voorafgaat en dat het ware geloof de onmisbare voorwaarde voor de goede werken is. Helaas zijn zeer velen ondanks dit duidelijke waarschuwingssignaal voortgegaan op hun verkeerde weg. Zij menen dat de dogmatische vragen, ook de leerstellige geschilpunten tussen de kerken, er nauwelijks meer toe doen. Ze maken zich sterk voor een praktische oecumene. Laten rooms en protestant, rechtzinnig en vrijzinnig maar eens de schouders zetten onder een concreet project. Laten we met elkaar het christelijk geloof maar eens waar gaan maken. God roept ons broeders tot de daad! Dat we als ellendige zondaars alleen maar van het wonder van Gods vrije genade kunnen leven, dat gelóven we nu wel. Dat nemen we eenvoudig voor kennisgeving aan. Des te meer tijd kunnen we — ook in de prediking — vrijmaken voor de politiek, de maatschappijkritiek en de ethiek.
Het is alleszins te begrijpen dat velen uit rcaktie op deze schromelijke vereenzijdiging al schichtig worden, zodra 't woord 'ethiek' maar valt. En 't is ook een zaak die tot grote dankbaarheid mag stemmen dat er nog heel wat mensen zijn die blijven vragen naar de bijbelse en reformatorische prediking, waarin zij 'brood voor het hart' ontvangen en waarin wordt verklaard welke drie stukken er gekend dienen te worden om welgetroost te kunnen leven en eenmaal zalig te sterven. Maar nu zou het toch zeker niet goed zijn van de weeromstuit van het ene uiterste in het andere te vervallen. Onze oude Heidelbergcr is geborduurd op het stramien van ellende, verlossing en dankbaarheid. Heel dit gulden boekske staat onder de vigeur van zondag 1, vraag 1. Het is van begin tot het eind het boek van de enige troost. Maar dat verhindert intussen niet dat er brede aandacht wordt gegeven aan... ethische vragen. Uitvoerig worden de tien geboden behandeld in de zondagen 34 tot en met 44 en wel op zeer praktische wijze, met een duidelijke uitwerking naar de levensvragen van alle dag. Nemen we er de verspreide verwijzingen naar het christenleven in de praktijk, zoals deze door heel de Catechismus heen zijn aan te treffen, nog bij, dan blijkt ons dat zeker een kwart van dit leerboek aan de ethiek is gewijd. Hoe kan het ook anders. De reformatie in haar kracht heeft nooit een scheiding tussen leer en leven, orthodoxie en orthopraxie, woord en daad gekend. Maatgevend was een woord als van Calvijn over de duplex gratia, de tweezijdige genade, de éne genade met twéé kanten, die in Christus de gelovige geschonken wordt: rechtvaardiging èn heiliging, vergeving èn vernieuwing.
Omzichtigheid
Juist de wijze waarop de decaloog (de wet der tien geboden) in de Heidelberger is behandeld, nodigt ons uit de betekenis van de geboden opnieuw te concretiseren met betrekking tot de actuele ethische kwesties. Het gaat daarbij niet alleen om microvragen, maar ook om macro-vragen. Dat wil zeggen: niet alleen dient bezinning plaats te vinden op een vraag als 'hoe moet een christen-verpleegkundige zich bewegen in het moderne ziekenhuis? ', maar ook op een vraag als 'heeft de bijbel ons aanwijzingen te bieden voor de economie in deze tijd? ', heeft de Schrift wat te zeggen over arbeidsverhoudingen, eventueel stakingsrecht, sociale verzekeringen, etcetera.
Ten principale zijn al deze vragen positief te beantwoorden. Zouden we dat niet doen en gaan we de betekenis van de bijbel
beperken tot het hart, het zieleleven en de binnenkamer, dan blijken we ons merkwaardigerwijs ineens in het gezelschap van Karl Marx te bevinden met zijn stelling: "Religion ist Privatsache', godsdienst is een privé-aangelegenheid, maar zaken zijn zaken, economie is economie en politiek is politiek! Wc behoeven ons echter slechts Jezus' gelijkenis van het zuurdesem te herinneren om het foutieve van deze gedachtegang in te zien. Gods Woord wil gezag voeren over alle terreinen van het leven. In déze zin had Abraham Kuyper gelijk toen hij eens schreef dat er geen duimbreed grond is op het terrein van het maatschappelijk leven, of Koning Christus zegt er van: dat is Mijn!
Inmiddels — wat dient er een grote omzichtigheid te worden betracht, wanneer we inderdaad vanuit de Schrift concreet op de ethische kwesties willen ingaan. Het merkwaardige feit doet zich voor dat een politiek-links georiënteerde maatschappij-kritisch-ingestelde 'evangelische-radicaal' in principe zou kunnen instemmen met alles wat tot nog toe in dit artikel gesteld is. Maar wanneer twee hetzelfde zeggen, is het nog niet hetzelfde. Dat zou blijken zodra de concrete standpuntbepaling aan de orde komt. Om even wat dichter bij huis te blijven: elkens blijkt dat we binnen (de rechterflank van) de gereformeerde gezindte het aardig eens kunnen zijn over de standpunten inzake abortus en euthanasie, maar gaat het over inenting, verzekeringswezen en dergelijke, dan wordt het al iets moeilijker, terwijl de vragen rond gezinsvorming en anticonceptie de posities soms radicaal tegengesteld zijn of althans aanzienlijk van elkaar afwijken. En dit voorbeeld zou gemakkelijk met veel andere te vermenigvuldigen zijn Hieruit wordt wel duidelijk dat we zeer intens naar de Schrift zullen moeten leren luisteren, zoals Romeinen 12:2 bijvoorbeeld ons dat op het hart bindt. Alleen vanuit die biddend luisterende houding kan er ook vandaag door de kracht van de Geest gevolg worden gegeven (met vallen en opstaan) aan de roeping in deze wereld niet van deze wereld te zijn.
Ethisch beraad is nodig — door middel van kringenwerk in de gemeente, door middel van de verkondiging, enzovoorts, opdat de gemeente van Christus in haar getuigenis naar buiten toe ook terzake zal zijn, up to date en to the point. Maar wanneer we deze noodzaak eenmaal onder ogen hebben gezien, is het tijd ons te gaan verwonderen over die kostbare gave die de HEERE ons schonk in Zijn Wet — Zijn getuigenis dat in alle tijden en omstandigheden licht over ons pad wil spreiden cn een lamp voor onze voet kan zijn.
G.
J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's