Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paasverrassing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paasverrassing

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen u> ij dood ware door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden). Efeze 2 : 4-5.

Wie ons heeft liefgehad

In Efeze is een jonge christengemeente. Het prille geloof is gewerkt in de harten. Daar mogen zij God op aankijken. Hun geloof is Paasvrucht. Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.

Van deze God en Vader geldt wat Paulus schrijft in het begin van de tekst. Maar God, Die rijk is in barmhartigheid , door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad. Maar God! Hij is het die liefheeft. Het woordje „maar" duidt op een tegenstelling. Aan de ene kant wordt beleden, wij mensen zijn dood in zonden en misdaden (vers 1). Daar staat tegenover: maar God, Die rijk is in barmhartigheid. Groter tegenstelling is niet denkbaar. Groter verrassing ook niet. Maar God, daarmee wordt de Paasverrassing tot de gemeente van Efeze overgebracht. Een Paasverrassing zoals die in hun leven gestalte heeft gekregen in het wonder waarvan Paulus spreekt: En u heeft Hij mede levend gemaakt (vers 1). God heeft ons levend gemaakt met Christus (vers 5). En Hij heeft ons mede opgewekt (vers 6). Maar God! Die twee woorden kenmerken eigenlijke het hele Paasgebeuren.

Op Goede Vrijdag boog Jezus het hoofd en gaf de geest. Wij zeggen dan: het is afgelopen. Maar God! Hij bracht een ongedachte wending in het gebeuren. Hij brak het graf open. De dood kon Christus niet houden. God, de Vader ontbond voor Hem de smarten des doods.

Welnu, deze God en Vader, Die Jezus uit de doden heeft opgewekt, is rijk in barmhartigheid. „Rijk in" betekent overvloed. Het gaat er bij de Heere nooit karig aan toe.

In die barmhartigheid opent de Vader Zijn liefdehart. Onmetelijk ruim is Zijn erbarmen. Daar is plaats in Zijn hart voor miljoenen zondaren. De barmhartigheid Gods, die nader omschreven wordt als Zijn grote n liefde, waarmede Hij ons lief gehad heeft. In Christus, de Zoon van Zijn liefde is Zijn grote liefde geopenbaard. De heilsfeiten getuigen ervan. Kribbe, kruis, opstanding, hemelvaart.

Paulus voegt er ook het woord genade nog bij. Daar hebt u ze nu alle drie. Barmhartigheid, liefde, genade. Een opeenstapeling van de gunstbewijzen van de drieënige God. Ze stemmen samen, sterker, ze spannen samen alle deugden Gods tot behoud van zondaren. Groot is die liefde omdat zij eeuwig is. Liefgehad met eeuwige liefde, betekent ook dat zij nimmer ongedaan gemaakt kan worden.

Grote liefde, in haar omvang wereldomvattend. Alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Groot in haar diepgang omdat Gods liefde zo diep afdaalde naar waar u verloren ligt. Zondaar les uw zieledorst aan deze grote liefde. Ik raad u niet groter van uw zonde te denken dan van deze liefde. Die liefde is zo groot, zo diep, zo ruim, dat heel uw zondevracht er in verdwijnt. Uw schuld zinkt er in weg tot op de bodem van het graf waarin Christus haar heeft begraven, bedekt met Zijn bloed voor Gods aangezicht. Uit dat graf stond Hij op en liet er uw zonden achter. Hebt ge ooit van zo'n grote liefde gehoord? Zij komt van God die rijk is in barmhartigheid. Die liefde is groter naarmate wij onze onwaardigheid leren inzien. Gods liefde heeft tot inhoud de grootste en dierbaarste beloften. Van eeuwigheid werkzaam in genadige verkiezing, in de tijd geopenbaard in het offer van Gods Zoon, in Zijn nederdalen in de dood en in Zijn opstaan uit de dood.

Deze God is 'het die ons heeft liefgehad. Hij hoefde het niet te doen, maar Hij deed en doet het vrijwillig. Ik zal ze vrijwillig liefhebben, luidt het Woord des Heeren.

Ik zal nu niet veel vragen, alleen dit ene: Hebt u ooit die liefde leren bewonderen, leren aanbidden, omdat zij als bij verrassing in uw leven kwam? Dat is wat voor een zondaar die geneigd is God en zijn naaste te haten, die met zijn handen gedreven door een hart vol haat, de Heere der heerlijkheid heeft gekruisigd. Door zulk een barmhartige God bemind te worden, als vijand geboren en getogen en nu als kind bemind. Hoe kan dat? Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde. Dat is liefde waar het hart onder stuk breekt. En zo komen we bij onze tweede gedachte, ons vanuit de tekst aangereikt.

Wanneer heeft Hij ons liefgehad?

Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad, ook toen wij dood waren door d misdaden. Ook, ja toen ook al. Toen er nog niets in ons was wat die liefde kon opwekken. Integendeel.

Paulus haalt het verleden naar voren. Hij tekent het als een doodssituatie, en dat door eigen schuld. Zo stond het er eertijds voor met ons. Zo staat het er van nature bij met de mens. Onze dood is van geestelijke aard. Het is dood-zijn in zonden en misdaden. Wat een donker verleden. Met een enkel woord wordt de achtergrond getekend, ons eertijds. De mens zonder God is eigenlijk levend dood. Enerzijds tekent ons het woord dood de machteloosheid. En zo wordt het ook gekend. Ik lag machteloos gebonden. Wat dood is kan niet opstaan. Prijsgegeven als we zijn aan de toorn van God. Dat was eens uw naam. Kinderen des toorns gelijk de anderen, gelijk wij allen. Anderzijds wijst het dood zijn op de schuld. Daarom wordt erbij gezegd: dood in zonden en misdaden. Vijandschap tegen God, helse aktiviteit. Zo leefden we vervreemd van het leven Gods. Ons bestaan kon slechts de toorn van God gaande maken. Wat moet God anders doen met mensen die wandelen naar de eeuw der wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht (satan), gebonden en geknecht in de zonde. Wat anders dan Zijn toorn openbaren en de zondaar erdoor verteren. Wij mensen liggen dood in zonden en misdaden, hoort u nog

wel eens zeggen. Is dat wel juist gezegd? Het is toch geen stopwoord voor u, geen lapmiddel om de werkelijkheid te verbloemen en God de schuld te geven van uw onbekeerlijkheid? Het dood zijn is wel wat anders dan dood liggen. Het is wandelen in en zich wentelen door het slijk van de zonde. Het is verkeren in de begeerlijkheden des vleses, doende de wil des vleses en der gedachten (vs 2 en 3).

Zo waren wij. Kinderen des toorns! Ontzettende verlorenheid. Hier sluit de cirkel. Hier staan we bij het zondegraf.

Voor de Efeziërs was het verleden tijd. En voor u? Weegt de zwaarte van dit woord. Dood door de misdaden. Gods Geest gebruikt het Woord om ons er aan te ontdekken. Van onszelf hebben we er geen erg in, schamen we er ons niet voor. Kunnen we het er best in uithouden. Vermaken we ons erin. Dood in zonden en misdaden. Het blijft toch niet bij vrome praat, hoop ik. Houd dan liever tegenover de mensen uw mond. Maak er geen spel van. Is het niet erg genoeg? Kinderen des toorns te zijn? Leven zonder God, u kunt het versieren zo u wilt. Zoals mensen soms bloemen op een graf leggen. Maar onder die bloemen ligt de dood. Dood, dat is een woord dat past op onze verloren staat voor God. Of past het u niet?

Ook toen wij dood waren. En nu wordt het wonder van de liefde Gods nog groter. Toen had Hij ons lief Toen alles in ons riep om toorn en wraak, toen alles in ons het oordeel Gods eiste, toen betoonde God Zich rijk in barmhartigheid. Toen is Christus al te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven. Dat maakt voor ons besef de liefde Gods nog groter.

Waarom, zult u zeggen, houdt Paulus de Efeziërs hun eertijds voor, waarom haalt hij hun verleden zo diep op? Om de zonde op te halen die met Christus' bloed bedekt zijn? Om de oude koeien uit de sloot te halen? Geloof dat maar niet. Hij weet maar al te goed dat niemand beschuldiging kan inbrengen tegen de uitverkorenen Gods. God is het die rechtvaardig maakt, wie is het die verdoemt? Christus is het die gestorven is, ja, wat meer is, Die ook opgewekt is. En omdat Hij opgewekt is en omdat Paulus dat weet, daarom laat hij de liefde Gods schitteren tegen de donkere achtergrond van hun verleden Moet u eens zien wanneer God u heeft liefgehad. Toen u nog niet naar Hem vroeg. Toen u Hem in het aangezicht sloeg met uw zonden. Toen uw zonden Hem aan het kruis nagelden. Toen, toen ai was God zo rijk in barmhartigheid dat Hij Zijn Zoon gaf en dat die Zoon zichzelf gaf.

Kijk eens achterom. Kunt u dat? Neen, niet om de oude zonden op te halen die God in Zijn grote liefde achter Zijn rug heeft geworpen. Maar wel om u te doen beseffen uit welke diepten van verlorenheid God u heeft, willen redden. Dat gaat terug in de tijd, dat gaat terug in de eeuwigheid. Dat zal eeuwig de stof der aanbidding zijn van heel Gods Kerk.

Hoe heeft God ons dan liefgehad?

Hij heeft ons liefgehad doordat Hij ons levend gemaakt heeft met Christus.

Maar God! Daar kom ik op terug, daar val ik op terug. Dat is de Paasverrassing die voor de diepst gezonken zondaar in deze boodschap zit. De boodschap dat Christus is opgestaan uit de dood. De opstanding van Gods Zoon is de doorbraak van het leven dwars door de dood heen. Er ging van onze kant niets vooraf. Pasen is Gods verrassing. Dat is als heilsfeit zo, dat is ook in de toepassing van het heilsfeit zo. In Zijn grote liefde, in zijn onmetelijke genade heeft God ons levend gemaakt met Christus. Dat is Gods Paasverrassing van ae eerste Paasmorgen en van iedere morgen waarop het licht en de kracht van Christus' opstanding doorbreekt in het zondaarshart. Met Christus levend gemaakt. Zijn gemeente is in Hem begrepen. Zijn kerk draagt Hij als Hogepriester op Zijn hart. Hij stierf met zijn gemeente aan zijn hart. Hij werd levend en toen werd heel de kerk levend. Alles in Hem! En nu betoont God Zijn grote liefde door ons niet voorwerpelijk alleen met Christus levend te maken, maar ook levend te maken als Hij ons door het geloof vernieuwt door de werking Gods.

•Hoe maakt Hij dan levend? Dan komt het levendmakende woord van Christus' dood en opstanding. Dan roept de levende Christus ons uit de dood als uit de diepte van het zondegraf. Dan horen doden de stem van de Zoon van God.

Het was met u afgelopen. U was doodgelopen en u raakte vast. U zei: ik ben afgesneden van voor Uw ogen. U kwam zover dat het levende Woord u leerde: voor mij kan het niet meer. Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, Die maakte u levend. U vroeg niet naar Hem, u bent God niet tegemoet gekomen. U hebt niet de eerste zucht geslaakt, maar God heeft in Christus het eerst Zijn handen ? aar u uitgestoken.

Leest u dit niet alleen voor de Efeziërs, maar ook met instemming voor uzelf? Zegt u ja, dat kan ik volgen. Zo ging het en zo gaat het mij.

God zegt: Ik ben gevonden van een volk dat naar Mij niet zocht. De Geest maakt levend door het Woord. De stem van de Zoon van God dringt door tot in de onderste lagen van het zondaarshart en nu horen doden de stem van de Zoon van God. Dat heet wedergeboorte door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. U en ik, wij zijn niet opgewassen tegen de dood. W 7 ij scheppen er nog behagen in, hetzij vroom of goddeloos.

Maar God, dat is toch wel een wonderlijke Paasverrassing. God zegt tot de doodsbeenderen dat zij levend worden. God doorbreekt het „doodgewone" en laat zien dat we zo niet verder leven kunnen. Dat we sterven moeten, de eeuwige dood ons wacht als we niet door het bloed van Christus met Hem bevredigd zijn.

En dan geeft Hij ons wat hier nog even tussen haakjes staat, maar waar de apostel straks volledig op terug komt, dat wij uit genade zalig worden. Dan breekt Hij met het opstandingsleven van Christus dwars door onze dood heen en haait ons uit de dood op en zet ons in het leven.

Dan leren we het nut van Christus' opstanding kennen, namelijk dat Hij de gerechtigheid die Hij door Zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken. En het niet alleen kan, maar ook doet. Er gaat niets aan vooraf waardoor wij het leven verdienen, noch gaat er iets mee gepaard. Uit genade zijt gij zalig geworden. Gods liefde is tegen de dood opgewassen. Tegen alle dood. Ook tegen mijn dood van binnen. Gods liefde is opgewassen tegen de verlorenheid waarin wij neerliggen. Schep dan moed, uit hun behoudenis. Bent u vastgelopen, doodgelopen? De-blik des geloofs die zich op de Doodsoverwinnaar richt, ziet de gesloten deuren van ons verloren bestaan opengaan.

Op Uw Woord o Leven van ons leven Werpen wij het doodskleed af. Door de kracht Uws Geestes uitgedreven Treden we uit ons zondegraf.

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Door Zijn grote liefde roept God doden tot het leven en zij komen aan door goddelijk licht geleid. In Zijn grote liefde opent God onze ogen voor onze doodstaat. Met Zijn grote liefde trekt Hij door de storm van de ontdekking, als door de barensweeën van het nieuwe leven uit het duistere graf tot Zijn wonderbaar licht. Nu leer ik vluchten tot Christus. Ik heb maar een hoop meer, midden in mijn nood en midden in mijn dood. Maar God Die rijk is in barmhartigheid. Ik heb maar een roem meer nu ik aan Christus' voeten lig. Gods grote liefde waarmee Hij mij heeft liefgehad, niet omdat ik Hem ertoe bewoog, maar omdat God in Christus zich daartoe gaf. O, die liefde Gods, die alle schuld vergeeft, ze toedekt met het bloed van Christus.

Is dat uw Paasverrassing? U heeft Hij mede levend gemaakt. De toorn is geblust en eeuwige liefde in haar plaats getreden, ja uitgestort in onze harten.

Hoort gij doden in zonden, en misdaden, die nu nog wandelt naar het eigen begeren. God begeert uw dood niet, maar Hij wil dat u zich bekeert en leeft.

Hoe dat kan? Kom met mij mee naar het kruis, kom met mij mee naar het graf, God brak het open. Kan Hij u dan niet levend maken ?

Nooddruftigen veracht Zijn goedheid niet. Er loopt een vrouw in de hof, wenend. Geen wonder, zij is op het kerkhof en zij zucht: ze hebben mijn Heere weggenomen. Maar God! Ineens staat Jezus voor haar, levend en wel. Met één woord verandert Hij haar klacht in een jubelzang. Zijn levend woord was: Maria. Haar antwoord klonk: Rabbouni.

Zo verrassend is God, de Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vorst van Pasen.

P.S. In de meditatie van vorige week in de 3e kolom op pag. 182 stond: „Hoe meer ik naar Hem kijk, hoe heerlijker en begeerlijker ik word", dat laatste moet natuurlijk zijn: Hij wordt.

Nieuwe Tonge.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Paasverrassing

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's