De Eerstgeborene uit de doden
EEN PASTORALE BRIEF
„En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn." Col. 1 : 18.
Christus, Hoofd en lichaam
De vorige keer hebben we kunnen horen hoe de apostel de glorie van Christus liet uitkomen in Zijn betrekking tot de schepping. Christus is de Eerstgeborene aller kreaturen. Door Hem zijn alle dingen geschapen en tot Hem geschapen. „En Hij zo gaat Paulus dan in onze tekst verder. Je kan ook vertalen met: „En Dezelfde namelijk Christus is het " Hij Die in heel Gods schepping zulk een overheersende plaats be zit, Hij is tevens het Hoofd der gemeente. Het Hoofd van de schepping is tevens het Hoofd van de gemeente. In schepping èn herschepping neemt Christus een alles overheersende plaats in. O, welk een glorie bezit Hij toch! Het is groot dat Hij het hoofd is van de engelen. Dat Hij als het ware de opperbevelhebber is van de hemelse legermachten. Der engelen Hoofd en Heere. Het is groot dat Hij macht heeft over alle mensen en over alle dingen. Maar nog groter wordt Christus' glorie nu we hier van Hem lezen dat Hij óók het Hoofd is van de gemeente. Dat is de gemeente der uitverkorenen. De gemeente die Christus Zich door Zijn Woord en Geest vergadert uit het ganse menselijke geslacht, daar ze is uitverkoren , ten eeuwigen leven. Van die gemeente is Hij het Hoofd. De leden van deze gemeente zijn door God bestemd om koningen en priesters te zijn. Maar Christus is ook daarin hun Hoofd. Die ganse gemeente wordt door Hem geregeerd. Uit Hem ontvangen ze hun verlossing en hun wijsheid en hun kracht. Hij is het Hoofd, dat wil zeggen: Hij heeft absolute zeggenschap over hen allen. Héél de wereld Zijn gebied, maar Zijn gemeente Zijn bijzonder kroondomein. „En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente "
Dat zegt veel over de glorie van Christus. Maar daarin wordt ook zoveel gezegd over „de bijzondere begenadiging en de onafhankelijkheid der gemeente van alle machten buiten Christus..." (Ridderbos). Het Hoofd bepaalt geheël en al de heerlijkheid van het lichaam. Het lichaam deelt in de heerlijkheid van haar Hoofd. Wat zij is, is ze door haar Hoofd. Hoofd en lichaam, welk een nauwe en tere band tussen die twee. Ze zijn niet van elkaar te scheiden. Dan is het Hoofd geen hoofd meer en het lichaam geen lichaam meer. Zo nauw en innig is nu de band tussen Christus en Zijn gemeente. Ze kunnen niet zonder elkaar. Ze hebben geen leven buiten elkaar. Wat een eer voor dat lichaam, dat ze zo'n Hoofd mag hebben. Wat een liefde van dat Hoofd, dat Hij zo'n lichaam wil hebben. Aller aandacht zij gevraagd voor dat gezegende Hoofd en via Hem voor Zijn lichaam. Dus niet omgekeerd,
geen omgekeerde aandacht. Niet eerst alle aandacht voor de leden van dat lichaam. Want die zijn niets en betekenen niets buiten het Hoofd, buiten Christus om.
Denk Christus weg en je houdt niets over dan ellende, verlorenheid, doem-waardigheid. Maar zie op Christus en door Hem glanst alles, lid voor lid van Zijn gezegend lichaam. Niets is Hem te min, niets is voor Hem te gering. Hij bemint Zijn ganse lichaam, deel voor deel. Daartoe is Hij haar Hoofd geworden. Op Zijn hoofd werd daarom een doornenkroon gedrukt. Over Zijn lichaam ranselden de geselslagen. Zijn handen en voeten werden daarom doorboord. Hem werden de kleren van het lichaam verwijderd. Zijn aangezicht werd van bloed doorlopen. Zó werd Hij het Hoofd van Zijn gemeente. Dat ging niet zomaar. Dat ging langs de weg van voldoening aan het heilig recht Gods. Langs de weg van betalen wat het lichaam schuldig was, maar niet kon betalen. Langs de weg van de bittere en smadelijke dood des kruises. Want anders! Anders hadden zij de eeuwige dood moeten sterven. Die nam Hij voor Zijn rekening. En nu liggen zij voor altoos voor Zijn rekening. En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente.
Hij, ja, is het Hoofd. Geen paus dus, ook geen ongekroonde paus, geen vrome paus? geen goddeloze paus. Maar Hij is het Hoofd. Alle macht en alle zeggenschap over Zijn gemeente ligt in Zijn gezegende en doorboorde Middelaarshand. Hij is het Hoofd.
Is Hij ook uw Hoofd? Want daar gaat het om. Het hangt er helemaal van af wie Christus voor u geworden is. Lichaam en hoofd zijn woorden die op een innige en nauwe relatie duiden. Geen losvaste verkering. Geen opwellende verliefdheden die spoedig voorbijgaan. Maar een vaste onwrikbare band vanuit het Hoofd naar Zijn lichaam. Is die er in uw leven? Dat kunt u weten. Hieraan: zonder Hoofd is het lichaam dood. Christus is de bron van alle leven en kracht in en voor de Zijnen. Daaraan kunt u het weten of u van Zijn lichaam bent. Is Hij uw Hoofd? Het leven van uw leven, de kracht van uwe kracht?
Wat een troostrijk woord: Hij is het Hoofd. En Hij zorgt voor Zijn lichaam. Het lichaam kijkt, spreekt, voelt en gelooft door Hem. Alles ligt in Hem. Alles komt uit Hem. Alles gaat via Hem. Zonder Hem zijn we niets, hebben we niets, weten we niets, hebben we nergens verstand van, kunnen we niet geloven, geen liefde beoefenen tot Hem en jegens elkaar. Hij is het Hoofd. Alles in Hem. Waarachtig geloven is dan ook: zien op Jezus (Ambrosius).
Maar in Hem ligt de zaligheid dan ook voor eeuwig vast. Wat ik in mijn handen heb, kan ik verliezen. En mijn mond spreekt nu eens zus en dan weer zo. Mijn voeten gaan nu eens daarheen en dan weer elders heen. Mijn handen grijpen dan dit, dan dat vast. Maar Hij is het Hoofd. Hij stuurt mijn handen, leidt mijn voeten, geeft mij te spreken. U die Hem als uw Hoofd hebt leren kennen en mocht ontvangen, leef maar veel uit Hem, uit uw gezegend Hoofd. Hij weet meer dan u. Hij weet het veel beter dan u. Let op de woorden uit Zijn mond. Zie op de blik van Zijn ogen. Zie veel op een gekruisigde Christus! In het Evangelie wordt Hij u voorgesteld. Zie veel op een verhoogde Christus. Hij leeft! Houdt dat in gedachtenis dat Hij is opgewekt uit de doden! Zie veel op Christus door de bril van het W T oord en door de verlichting van de Heilige Geest. Want: Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente!
Christus, het Begin
Nog meer wordt ons van Christus gezegd. , , ... Hij, Die het Begin is..." Ons woord , , begin" is een eigenlijk niet toereikende vertaling van het hier gebruikte woord. Bij „begin" denken wij teveel alleen maar aan een begin in tijd. Dat zit er ook wel in. Christus is door Zijn opstanding het begin geworden. De eerste die uit de dood opstond tot een verheerlijkt leven. Anderen voor Hem stonden ook wel op uit de dood, maar dat was slechts incidenteel en tevens van slechts tijdelijke aard, slechts voorbijgaand, want na korter of langer tijd zijn ze toch weer gestorven. Maar Christus was de eerste die tot het leven opstond, zonder ooit meer te kunnen sterven. Zo is Hij het Begin.
Maar we moeten er veel meer uit lezen. Begin wil zoveel zeggen dat „het door Hem gemaakte begin beslissend was en de weg opende voor degenen, die op Hem zouden volgen. Hij is als „het begin" de baanbreker, niet slechts de eerste van een reeks, maar de wegbereider, die voor allen de oorzaak en het beginsel van het leven was" (Ridderbos). Het Begin. Je kan dus ook vertalen: beginsel en tegelijk waarborg van de opstanding van de Zijnen. Zijn opstanding is een pand, waarborg van onze zalige opstanding (Zondag 17 HC). Christus' opstanding omvat de opstanding van Zijn hele gemeente, van heel Zijn volk. Hij is het Begin om er velen op te laten volgen. Namelijk al degenen voor wie Hij Zich tot in de dood vernederde.
Al degenen die Hij ophaalde uit de diepten der verlorenheid. Al degenen voor wie Hij de dure prijs van Zijn hartebloed had betaald. Van hen allen is Hij het Begin in Zijn opstanding. Ze staan met Hem op. In Christus meegekruisigd. Maar ook met Hem opgestaan. Toen Christus veertig dagen na Pasen opvoer ten hemel, hoefde de Kerk niet bedroefd te zijn omdat Christus hen in de steek liet en met de dood op aarde achterliet. Hij verliet de aarde niet, zoals eenmaal Lot Sodom achterliet. Maar Hij ging heen als het Begin, op Wie een onafzienbare reeks zal volgen. Hij is de Doorbreker. Brak door de kluisters van de dood voor eeuwig heen. Hij is de Baanbreker. Hij loopt voorop en neemt in Zijn gevolg heel Zijn volk mee. Hij is het Begin. Zie Hem zo, u die uw leven in Hem vond en Hem als uw Hoofd mocht leren kennen. U zegt: ja, Hij is het Begin in mijn leven geweest. Zijn heldere en liefelijke wekstem riep mij tot het leven uit de doodsslaap. Alles bezit ik in Hem, sinds ik alles uit Hem ontving. Hij is de Alpha. En daarom ook de Omega. Het Begin is Hij die tevens het Einde is. Waar Hij uw Begin is geworden, daar zal Hij ongetwijfeld uw Einde wezen. Daar heet Hij Begin voor. Ik ga heen, zo troost Hij de Zijnen, om voor u een plaats te bereiden. Hij is de Kwartiermaker van Zijn Kerk. Hij is ze vooruit gegaan. Niet om als de schenker Jozef te vergeten, maar steeds is Hij de Zijnen gedachtig. Hij draagt ze op Zijn Hogepriesterlijk hart. Hij doet steeds voorbede voor hen en maakt Zijn offer te gelde. Zo is Hij het Begin. Het beginsel uit Wie alle leven en genade steeds vloeit. O, eert Hem maar veel en gedurig als het Begin.
Christus, de Eerstgeborene uit de doden
Naast Begin noemt Paulus Christus hier tevens „de Eerstgeborene uit de doden". Dat is eigenlijk een nadere toevoeging, een verduidelijking bij „het Begin". In vers 15 hoorden we al dat Christus „de Eerstgeborene aller kreaturen" heette. Parallel daaraan heet Hij hier „de Eerstgeborene uit de doden". Wat Hij in de schepping is, dat is Hij ook in de herschepping. De Eerstgeborene. Zag de titel „Begin" meer op het oorzaak en beginsel-zijn van het leven. Eerstgeborene wil Christus' machtspositie aanduiden ten aanzien van al Zijn broederen. We moeten hier het Oudtestamentisch begrip van de „eerstgeborene" in gedachten nemen. Eerstgeborene-zijn wil niet alleen maar zeggen dat bij Christus de opstanding is begonnen. „Maar Hij heeft als eerstgeborene ook de macht over de dood en de beschikking over het leven n.1. om die ook aan anderen te geven" (Ridderbos). Zo zegt ook Calvijn het: Christus heet de Eerstgeborene uit de doden, niet alleen omdat Hij eerst weer is opgestaan, maar omdat Hij ook anderen dat leven wedergeeft.
Als Christus bij Zijn hemelvaart de hemel binnenkomt, dan Ontvangt de hemel in Hem als het ware de eersteling van de oogst. In die eersteling ligt de hele oogst gewaarborgd. In het hebben van de Eerstgeborene uit de doden, claimt God als het ware allen die Christus toebehoren. Is Hij het Hoofd, dan veronderstelt dat een lichaam. Heet Hij de Eerst-geborene dan wil dat zeggen: Hij heeft nog broers en zusters. Eerst werd Hij Zijn broederen in alles gelijk. „Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve, deelachtig geworden, opdat Hij door de dood te niet zou doen degene die het geweld des doods had, dat is, de duivel" (Hebr. 2, 14).
Hij koos voor hun dood, waarin ze zichzelf moedwillig geworpen hadden. Hij onderging die dood in haar totale verschrikking. Ook in haar functie als strafoefening van Gods gerechtigheid. Hij werd onder de doden gevonden, toen Hij lag in het graf. Hij proefde in de dood het bittere van Gods oneindige toorn. Onder de doden, daar was Christus.
Dezer dagen herdenken we dat. Gods Geest doe het ons tot ons heil inleven. Hij is in de dood geweest. Maar tevens herdenken we Zijn eigen getuigenis: Ik ben dood gewéést en ziet, Ik leef tot in alle eeuwigheid. Hij is de Eerstgeborene uit de doden. Hij is er niet méér. Hij kwam er uit. De strik brak los en Hij en wij zijn vrijgeraakt in Hem. Uit de doden, staat er. Nooit vinden we Hem meer bij de doden.
God aanvaardde het offer van Zijn Zoon
en wekte Hem op. En Christus mocht na volbrachte arbeid opstaan. Opstaan, ja, het was tijd. Genadetijd, heilsbedeling. Eerstgeborene uit de doden. Het leven, dat leven, ligt in Hem. Hij is de Eerstgeborene, zo hoorden wc, om anderen dat leven terug te geven. Uit het machtsgebied van de dood werd Christus uitgetild en overgezet in het eeuwige leven. Wie zoekt leven? Hebt u geen leven meer? Ik weet waar u het vinden kunt. Hier hebt u het adres: Christus, de Eerstgeborene uit de doden,
Ik zie achter Hem aan een lange rij van levenden. Ze hebben allen een levensband met en uit Hem gekregen. Er is nog plaats achter Hem. Viert u Pasen in doodsnood? Het kan ook voor u levensvreugde worden. Wentel uw doodsweg en doodsstaat maar op Hem. Geef het uit uw hand en leg het in Zijn doorboorde hand. Want Hij is de Eerstgeborene uit de doden. Er is maar één overlevingsmogelijkheid (let wel: mogelijkheid, werkelijkheid, geen kans) en die ligt in Hem. Uit de doden. Dat wil ook zeggen: buiten Christus bent u onder de doden. Ligt u midden in de dood. Buiten die Eerstgeborene uit de doden blijft er alleen maar over: geboren met de dood in ons en de dood voor ogen. Hoor het nog: Hij, Hij. Opvallend, dat staat er drie maal: Hij is, Hij is, Hij is. Het klinkt als een klok die steeds dezelfde roep laat horen. Hierheen, hier moet u zijn, nergens kunt u beter terecht. Pasen is bij de Opgestane terecht komen. Hij komt Zelf op doden toe. Petrus weet er alles van en Maria Magdalena eveneens. Hij haalt uit de dood en Hij zet midden in het leven. Want Hij is de Eerstgeborene. Ook de uwe? Hij heeft broeders? Bent u er één van? Hij is al thuis en Hij haalt de Zijnen thuis. Dwars door de dood neemt Hij mij op in Zijn schoot. Dat staat zo vast als twee maal twee vier is. Want Hij is de Eerstgeborene. Zijn opstanding een absolute waarborg voor de zalige opstanding der Zijnen.
Christus, de Eerste in allen
Tenslotte nog een aanduiding voor Christus „ ... opdat Hij in allen de Eerste zou zijn". Wie je ook noemt, wat er ook is, in allen en in alles is Christus de Eerste. Zijn heerlijkheid en Zijn heerschappij omvat alles en allen. Er bestaat geen macht ter wereld of ze is Hem onderworpen. Alles ligt onder Zijn voeten. En ook de laatste vijand, de dood, zal teniet gedaan worden. Daarom is Hij de Eerstgeborene uit de doden geworden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.
De Schrift eist hier alle eer voor Christus op en dat terecht. Is Hij dat ook in uw leven en in uw bestaan: de Eerste. Of is Hij er wel, maar niet als de Eerste? Bij velen is Christus een randfiguur en een randverschijnsel. Hij is er wel, maar zelf gaan ze voorop, zelf zijn ze eerst. En Christus mag komen waar zij Hem willen hebben en wanneer ze Hem kunnen gebruiken. Maar Hij is niet de Eerste in alles. Dat is Hij alleen waar wij een grote nul zijn geworden en het maar nooit verder weten te brengen. Wij niets, Hij alles. De Eerste in allen. Hem is een Naam gegeven welke is boven alle Naam.
Waar Hij de Eerste is geworden in allen, wil Hij ook als zodanig erkend worden. In allen en in alles de Eerste. Eén moet de eerste zijn, zeggen we wel. Hij moet het zijn. Anders klopt het niet. Als Hij het niet is, zo zijt gij nog in uw zonden. Dat is de zonde: niet Hij, maar ik. Dat is genade: niet meer ik, maar Hij. Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.
En de Kerk Gods leest het hier tot haar troost temidden van een bange wereld, vol bedreiging en machten: Hij is de Eerstgeborene opdat Hij in allen de Eerste zou zijn. Hij staat boven alles. En in Hem Zijn ganse Kerk. Hooggeloofd zij Christus' heerlijke Naam.
B.
J.M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's