Bevindelijke prediking alleen brengt het volle evangelie
De Kerkgeschiedenis verhaalt ons van Ds. Philippus Jaeob Spener in Duitsland, die men een vader van het Piëtisme daar te lande noemt. Ik zou niet gaarne zeggen, dat het Piëtisme 't zelfde is als de nadere reformatie in ons land en daarom heb ik bezwaar tegen de naam Piëtisme, die men van bepaalde zijden aan de nadere reformatie en aan de bevindelijke stroming in ons land geeft. Maar verwantschap is er toch wel. We kunnen dat gemakkelijk zien als we de andere vader van het Duitse Piëtisme August Herman Francke even naar voren halen. Van hem schrijft Dr. H. Berkhof in zijn Kerkgeschiedenis het volgende: „Toen hij zich reeds lang als gelovige gedroeg, had hij toch een plotselinge bekering doorleefd. En hij meende nu, dat iedere ware christen hetzelfde moest hebben doorgemaakt als hij: eerst een diep zondebesef, dan een „Busskampf' en een bekering, waarvan men plaats en uur kan aangeven, en dit alles vruchten dragend in een leven, waarin men in strenge wereldmijding en sombere wettelijkheid naar een christelijke volkomenheid jaagt."
We komen hier klanken tegen, die ons aanspreken. In de eerste plaats hebben we hier iemand, die zich als gelovige gedraagt, maar later heeft verstaan, dat hij het niet was. Ik vrees, dat er duizenden zo zijn, doch die in dit leven niet tot de erkenning komen, dat hun geloof alleen maar in hun hoofd en in hun onvernieuwd hart zit. Saulus van Tarsen is daar een voorbeeld van. Hij gedroeg zich als een gelovige, maar hij was het niet in de rechte zin. Toen kwam er eerst bij Francke een diep zondebesef. De catechismus stelt dat ook als het eerste stuk. De Heere Jezus trouwens ook. Ik begrijp niet, dat men daar telkens weer overheen leest, dat de Heere Jezus een diep zondebesef als voorwaarde stelt voor een genade vinden bij God. Dat diep zondebesef was niet bij de Farizeeër uit de bekende gelijkenis, doch wel bij de Tollenaar. Menigmaal heeft de Heere Jezus gezegd, dat Hij niet gekomen is voor de rechtvaardigen, doch voor de zondaren en verlorenen. Dat zijn klaarblijkelijk mensen, die zich verbeelden, dat zij rechtvaardig zijn of die weten, dat zij verloren zondaren zijn. Ik wil maar zeggen, dat wij wat voelen voor deze gedachte van Francke.
Ook de tweede gedachte van de geestelijke strijd en een uitkomst, een overwinning, waarvan men dag en uur kan aangeven, is niet zo erg verwerpelijk. Luther en Calvijn spreken er beiden van. Augustinus en Paulus en de Christen uit Bunyans Christenreize weten van die strijd en overwinning, van die benauwdheid en verlossing. Het is echter niet de prediking der nadere reformatie, dat dit alles volgens bepaalde methode bij ieder op dezelfde wijze verloopt. En voorts geeft het N. Testament heel wat aanwijzingen voor wereldmijding en voor een nauw leven, een kruisdragen, waarbij de oude mens gekruisigd wordt en een verloochening van eigen wil en zin en een leven naar al Gods geboden.
Men kan die eisen van het N.T. wel sombere wettelijkheid noemen, maar schept men zich dan niet een eigenwillig christendom, waar men bedrogen mee uitkomt? Evenwel, het is mij nu niet te doen om de vraag in hoeverre Francke aanleiding gegeven heeft tot deze sombere klanken. Ik wilde alleen maar zeggen, dat er punten van overeenkomst zijn tussen het Piëtisme en de „Nadere Reformatie".
Daar zijn ook veel verschillen, vanwege het feit, dat beide op heel andere bodem zijn gegroeid. Doch nu wilde ik verder wijzen op een trek, die zij beiden gemeen hebben. Daartoe kom ik weer terug op Spener. Hij kon buitengewoon catechiseren voor volwassenen. Soms had hij 1400 hoorders op zo'n catechisatie bijeen. En toen moet het eens gebeurd zijn, dat een baron zijn werk gadesloeg en hem deze vraag stelde: „Spener, hoe krijgt ge de waarheid, die ge verkondigt uit het hoofd uwer hoorders in hun hart? " Om dit stuk ging het bij het Piëtisme in Duitsland, bij het Puritanisme in Engeland, bij het Methodisme van Wesley en bij de Nadere Reformatie van Teellinck en Voetius en bij de bevindelijke predikers van deze eeuw, die in waarheid bevindelijke predikers zijn. Het is dus niet zo, dat de vraag naar bevinding en naar bevindelijke prediking alleen maar kan opkomen in een kerk, waar de verkiezing tot zaligheid beleden wordt.
Kan men bevinding preken? M.a.w. kan men in de prediking uitstallen de heerlijke zaken, die een christen ondervindt als de H. Geest in hem werkt? Ik zou niet weten waarom dat niet mogelijk is, hoewel het niet uitputtend mogelijk is. Daarom spreken ook de oude schrijvers zo dikwijls over wat een zondaar gemeenlijk ondervindt. Zij laten ruimte voor bijzondere dingen.
Doch daar zijn een paar fundamentele stukken, die elk christen moet ondervinden en die in hem gewerkt moeten worden door de Heilige Geest. Het eerste is een zaligmakende overtuiging van zonden en het tweede is een schenken van het geloof, dat de Heilige Geest door het evangelie in het hart werkt en het derde is dat de Heilige Geest een walg van de zonde werkt en alle banden met de zonde inwendig doorsnijdt. Van deze dingen behoort elke prediker heldere voorstellingen aan zijn hoorders te geven. Maar de eigenlijke bevindelijke prediking is m.i. de prediking van het werk van de H. Geest en dus van de Heilige Geest Zelf en zijn Persoonlijk werk. Daar wordt wel eens tegenover elkaar gesteld: schriftuurlijke prediking en bevindelijke prediking. Die tegenstelling is een schijntegenstelling. Een schriftuurlijke prediking, die niet bevindelijk is, laat een groot stuk van de H. Schrift en van het evangelie liggen. Het bevindelijke stuk van de prediking is maar niet iets, dat bij de schriftuurlijke bij komt. Het bevindelijke stuk is een onderdeel van de schriftuurlijke prediking. Soms wordt het zo voorgesteld, dat de prediking zonder een bevindelijke inslag of hoe men dat wil noemen, nu net precies de prediking van het evangelie is. Maar die predikers van de Geref. Bond of van de Christelijk Geref. Kerk enz., die het bevindelijke niet weglaten, preken 't evangelie niet. Het is echter juist andersom. Laat ik proberen het in de volgende woorden te zeggen, hoe het ligt. Daar zijn onder de predikers veel Unitariërs. Schrik maar niet van dit vreemde woord. Ik bedoel er niet mee hen, die deze naam officieel dragen. Dan vormen zij een gedeelte der vrijzinnigen, misschien past zelfs deze naam op alle echte vrijzinnigen. Want met deze naam wordt aangegeven, dat iemand alleen gelooft in God de Vader. Daar is één God. Dat is de Vader. De Heere Jezus mag dan de Zoon Gods heten, doch dat is bij wijze van spreken. Maar over deze Unitariërs heb ik het nu niet. Ik heb de praktische op het oog, die in hun prediking in hoofdzaak de Voorzienigheid Gods naar voren brengen. Daar zijn in deze geest heel wat orthodoxe Unitariërs. De hoofdzaak van hun prediking is dat God liefde is en dat wij ons met heel ons leven aan Hem mogen toevertrouwen. Dat geldt voor tijd en eeuwigheid. Daar hoeft niets met een mens te gebeuren, maar hij moet geloven in God. Hij moet met al zijn moeilijkheden tot God gaan. Ook met zijn zonden. Als het dan een orthodoxe Unitariër is zal hij zeker niet ontkennen, dat Jezus voor de zonden is gestorven. Maar dat is op Golgotha gebeurd en toen is Jezus weer opgevaren ten hemel en nu is er niets nodig dan de weldaad van de verdiende vergeving. Men blijft in de prediking bij God de Vader steken. De zwakheid en hulpeloosheid van de mens wordt opgevangen door de kracht Gods. Zijn zonde wordt vergeven en dan komt er een goed stuk moralisme, waarbij hem de ondersteuning Gods in het doen van het goede wordt toegezegd.
Andere predikers zijn Bini-tariërs. Zij prediken de Vader en de Zoon. Daardoor wordt hun prediking Christo-centrischer. De genade van Christus en de verzoening komen in het middelpunt. Zij prediken de schuld en zonde van de mens. Zij zijn ernstig. Zij strijden in de theologie voor het plaatsvervangend lijden van Christus. Zij willen de
mens in alles met Christus in verbinding brengen. Ook prediken zij God de Vader. De werken des Vaders in Schepping en Voorzienigheid en in de zending des Zoons tot verlossing willen ze geenszins verwaarlozen. Zo prediken zij de leiding Gods voor heel het leven van ieder die het evangelie gelooft. En zij prediken de verdienste en het werk van Christus voor dezelfden. Maar de Heilige Geest hebben zij gevangen gezet. Bij de een zit Hij gevangen in de wedergeboorte vóór de geboorte. Hun prediking moet er van uitgaan, dat alle hoorders de H. Geest hebben ontvangen. En vanwege de volharding der heiligen moet de Geest in hen blijven werken. De Geest is echter niet vrij meer behalve in de enkele meters binnen de muren van zijn gevangenis. En nu komt het er op aan, dat de hoorders als wedergeborenen leven. Met behulp van de H. Geest moeten zij zichzelf bekeren en zo al meer. Doch altijd gaat de menselijke activiteit voorop, en de Geest laat zich leiden.
Anderen hebben God de Heilige Geest gevangen gezet in het Woord Gods of in hun prediking. Als dat Woord gepredikt wordt of als zij prediken, dan is dat de volle werking van de H. Geest. Het komt er maar op aan, dat de hoorder aan die kracht des H. Geestes, die in het Woord is of in de prediking is, geen tegenstand biedt. Hij moet zich onderwerpen. Dat is dan een onderwerping aan de kracht des Geestes, zodat de theorie of theologie, dat is hier gelijk, gered is. Maar de H. Geest zit gevangen. De dominee en de hoorder zijn echter vrij. Dat de Geest waait waarheen Hij wil. Dat Hij kan weigeren om onder hun prediking in jaren ook maar een mens te bekeren, dat zullen ze misschien — sommigen tenminste — wel toestemmen, maar tegelijk lachen ze deze gedachte weg. Dat er een oordeel der verharding kan liggen b.v. op hun gemeente of op personen, dat wuiven zij lachend weg. Dat Gods Geest bekeert die Hij wil, en dat er zovelen geloven als er verordineerd zijn tot het eeuwige leven, hebben sommigen uit hun Bijbel geschrapt. Voorzover zij van een vrijmacht des Geestes spreken is dat een pro-memorie post.
Zij preken dus God de Vader en God de Zoon. God de H. Geest hebben zij gevangen gezet. En zij doen zeker in hun prediking tekort aan dat grote werk des Geestes van wedergeboorte en bekering, ontdekking en overtuiging, verbrijzeling en vernedering. Zij doen tekort aan de prediking van de inplanting in Christus door de H. Geest, van de werking van het vertrouwen in het hart, van de vertroosting des Geestes, die God de H. Geest schenkt aan het volk, dat daartoe is verkoren. Van verkiezing moeten zij niets hebben, want dan wordt de mens totaal afhankelijk en de mens moet op zijn troon blijven. Hij moet het tenslotte in handen hebben. Zodoende brengen zij het evangelie niet. Ik weet wel, dat het juist omgekeerd wordt gezegd. Omdat de rechte Schriftuurlijke prediking zich houdt aan de woorden van de Heere Jezus, die sprak over een nauwe weg, die weinigen zullen vinden, en over de noodzakelijkheid der wedergeboorte en dat Hij alleen gekomen is voor die zich verloren weten, — zo staat het toch allemaal in de Bijbel of niet? — daarom zegt men wel eens dat zij niet helemaal het Evangelie brengt.
Maar het is juist andersom. Als de prediking God de H. Geest niet predikt in al zijn werken, wat moeten dan die tobbers beginnen, die zich als machteloos en goddeloos leren kennen? Als ge zegt, dat zij wedergeboren zijn, weten zij bij ondervinding, dat zij zo dood zijn als een draadnagel. Als ge zegt, dat Christus ze roept, roepen zij schreiend uit, dat ze niet willen. Als ge zegt, dat ze geloven moeten, zeggen zij: Och, kon ik dat maar. En als men nu verzuimt om het werk van de H. Geest te prediken, laat men deze mensen verloren gaan, die juist de personen zijn, voor wie de Heiland gekomen is. De niet-bevindelijke prediking, die unitarisch of binitarisch is, doch het volle trinitarische geluid van het evangelie afbindt, verminkt het evangelie zodanig, dat voor de verloren zondaren hun prediking troosteloos is. Weet u, wie er wat mee beginnen kan? De Farizeeër voorin de tempel en Saulus van Tarsen vóór zijn bekering, die hebben veel troost uit deze verminkte prediking.
Laat men zich eens afvragen of het mogelijk is het volle evangelie te brengen als men God de Heilige Geest in zijn vrijmacht opsluit in onze werken of helemaal over Hem zwijgt. Het komt mij voor van niet. Daarom nog eens. Die niet bevindelijk prediken verminken het evangelie, omdat zij praktisch als Unitariërs of als Binitariërs handelen, doch de Drie-enige God, Vader, Zoon en H. Geest niet verkondigen. De rechte prediking is vol des Heiligen Geestes, ook daarom, dat men Hem aanprijst. Dr. C. Brouwer heeft eens een lans gebroken voor de gedachte, dat de gelijkenissen niet plaatjes bij het evangelie zijn, doch het evangelie zelf. Ik voel er veel voor. En dan ook voor die bekende gelijkenis, dat God de H. Geest geven wil, die Hem bidden. Ook de H. Geest en vooral de H. Geest hoort in de verkondiging van het evangelie. Niemand kan Jezus kennen noch zichzelf. Niemand kan van dood
levend worden noch in leven blijven. Niemand kan geloven noch Christus zien. Niemand kan bidden noch belijden, dan door de H. Geest. Wee de prediker, die dit. uit zijn prediking weert.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's