INHOUD: Niet willen
INHOUD: Niet willen werken, dan ook niet eten — Oud en nieuw — Komt het voor dat de Heere het werk Zijner handen laat varen? — Kerknieuws — Kleine kroniek — Boekbespreking — Advertenties.
buiten de orde Gods zijn en dat hen daar geen heil wordt toegezegd. De ongeregelden. Wie zijn dat en wat doen ze? Ik zei er al iets van. Ze stellen zichzelf buiten Gods regel en orde. We kunnen dat tweeërlei opvatten. Ze hebben een overspannen toekomstverwachting, buiten de regel door Jezus Zelf daarover gegeven. Ze hebben daardoor tevens een overspannen geestelijke instelling. Geestelijk, ja, want daardoor verzuimen ze hun aardse roeping. Werken is niet nodig. Vrij zijn van het stof der aarde is hun parool. Werken bindt je teveel aan de aarde. En hier beneden is het niet. Op de hemel moet een christen gericht zijn. Jezus komt spoedig. Laat je arbeid maar schieten. God zal wel zorgen. Hij laat je eten wel thuis bezorgen. Leef maar van de dag in de dag. Dat wordt hier „ongeregeld", buiten de orde Gods, genoemd. En met zulken mag de gemeente zich niet inlaten. Dat is niet „naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft". En al blijven het „broeders", toch moet er distantie genomen worden van hen. En dan gaat de apostel zich beroepen op het voorbeeld dat hij zelf heeft gegeven.
weest mijn navolgers
Paulus gaat door op de inzetting die hij zelf heeft gegeven. „Want gij weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u". Ja, wie anderen in Christus' Naam vermaant, moet zelf een schone lei hebben. Wij niet ongeregeld. Dat kan de apostel voluit getuigen. Dat was zo „onder u". Dat hebben ze zelf kunnen zien. Een ambtsdrager hoort zijn woord door de daad te bevestigen. Een heilige levenswandel is daarom een vereiste voor hem, maar ook voor de gemeente Gods. Wat is een nabij-lcven toch vereist. Een leven dicht bij Hem die de orde Gods zo lief had. Om Hem na te volgen die in alles Gods gebod liefhad. Dat zich niet-ongeregeld gedragen omschrijft Paulus dan als volgt. „En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn". Paulus heeft handenarbeid nooit te min geacht. Altijd zorgde hij ervoor dat hij niemand tot last was. Ook al in de eerste brief heeft hij hierover geschreven. Daar was het zijn bedoeling zich te verdedigen tegen hen die hem beschuldigden dat hij zichzelf zocht. Hier wil hij onderstrepen dat hij altijd ook met zijn handen heeft gewerkt omdat hij geen mens tot last wilde zijn.
Tegenover de werkschuwen in de gemeente, heeft hij zich werkwillig gedragen. Tegenover het negatieve in het gedrag van de geregelden, heeft hij zelf het positieve getoond in wat een geregeld leven hoort te zijn. Een apostel dus in woord èn daad. Dat de apostel zijn handen vuil durfde te maken, was een daad-prediking geweest. Hij heeft daarmee niet willen zeggen dat zo alle apostelen, alle dienaars van Christus moesten handelen. „Niet dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelf u geven zouden tot een voorbeeld om ons na te volgen". Paulus had wel de bevoegdheid om zich door de gemeente te laten onderhouden. In 1 Corinthe 9 heeft hij daar uitvoerig over geschreven. Hij beroept zich daar op de inzetting van God onder het Oude Testament dat zij die de heilige dingen bedienen ook van het heilige mogen eten. Gemeenten mogen nooit aan een dienaar des Woords de eis stellen dat hij haar gratis zal bearbeiden. Hier gaat het de apostel echter om een concrete daad die hij wil stellen tegenover de ongeregelden, die werken vies vinden, die werken ongeestelijk vinden, die werken niet meer nodig vinden gelet op de nabije dag des Heeren.
L. Lindeboom trok daar in zijn commentaar in 1934 de volgende conclusies uit voor een dienaar des Woords nu. Ik geef ze weer in eigen woorden en verkorte vorm. Paulus' voorbeeld voor alle dienaren van alle tijden is:1. niemand mag de gemeente dienen om het brood („brooddominé" JM), ook niet zijn ijver en inzet laten bepalen door de hoogte van het tractement; 2. Al kan het nodig zijn een gemeente aan te sporen het tractement eens aan te passen en op juiste hoogte te brengen, altijd blijve de voorzichtigheid bestaan dat we niet de schijn oproepen dat het ons om brood, geld begonnen is; 3. een dienaar ontvange zijn loon als dienaar der gemeente om Jezus' wil, in het belang van de arbeid des Woords en hij houde zijn handen vrij van een ieder in de gemeente. Geen omkoperij dus. Een treffend advies voor allen die met deze materie van doen hebben. Ook in stoffelijke zaken is een geestelijk beleid nodig.
niet willen werken, dan ook niet eten
De apostel vermaant verder en herinnert de gemeente hieraan. „Want ook toen wij bij u waren, hebben we u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete". Dit is wel een omstreden tekst genoemd. Begrijpelijk. Laat ik direct maar voor alle duidelijkheid zeggen, dat hier geen mensen bedoeld worden die om welke handicap dan ook niet kunnen werken of die door werkeloosheid gedwongen worden niet te werken, hoe graag ze liet wel zouden willen. Het gaat om het tekstverband waarin de apostel deze uitspraak doet. De ongeregelden zijn zij die willens en wetens de arbeid verzuimen, nalaten, uit overspannen geestelijk bezig zijn. Daarvan zegt de apostel dan: wel, als je dan niet werken wilt, dan moet je ook niet eten. Want eet je toch, dan laat je een ander voor dat eten opdraaien. Wees dan konsekwent. De arbeid wordt hier dus door de apostel gezien als noodzakelijk voor levensonderhoud. Ja, meer dan dat. Werken is niet alleen maar geld verdienen, de kost verdienen. Werken hoort bij de orde Gods, door hem in het menselijk leven gewild en bedoeld. Luiheid is een oorkussen van satan waarop hij allerlei ongerechtigheid uitbroedt. Werken hoort bij het Christen-zijn. Bezig zijn in deze wereld die Gods wereld is. Het is een deel van de cultuuropdracht door God aan Zijn schepsel gegeven. Met God en met ere in ons Goddelijk beroep bezig zijn (huw. formulier). Wie het niet doet, gedraagt zich ongeregeld. Die doet zichzelf en anderen schade aan.
Werkeloosheid is een stuk verdriet voor hen die naar de Schrift willen leven en arbeid verstaan als door God gewild. En als er vandaag alle mogelijke pogingen worden gedaan om meer werk te krijgen voor hen die werkeloos zijn, is dat alleen maar toe te juichen. Daar kan, waar het mogelijk is, geen enkel bezwaar tegen zijn. En de toenemende automatisering die steeds meer mensen zonder werk zal laten komen, moet door ons als angstig worden ervaren en in strijd met Gods orde onder Zijn schepselen en in Zijn wereld. Aan de andere kant gaat onze samenleving mede te gronde aan het stelselmatig verkrachten van de regel door God hier genoemd: die niet willen werken, moeten dan ook maar niet eten. Niet anderen voor hun schandelijke egoïstische instelling laten opdraaien. Eén van de vele maatschappelijke kwaden ligt hier duidelijk aanwijsbaar. Paulus kon het vandaag hebben geschreven: „Want wij horen dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende". Hier is het duidelijk: ongeregeld wandelen is: niet werken, maar ijdele dingen doen. Voor „ijdele dingen doen", staat er letterlijk: werken er om heen, werken in een kring erom heen. Dus niet doen, wat van je gevraagd wordt, maar er in een wijde boog omheen lopen. Onnodige, onjuiste dingen doende. Lediggangers zijn jullie, bedoelt Paulus. U die misschien wel zeer hemels gesteld bent, maar in werkelijkheid aartsluiaards zijn onder een geestelijke vlag. Niet willen werken, dat is het. Van andermans beurs leven en op andermans zak teren. Schandelijk, in écn woord.
wel werken, eigen brood eten
Tenslotte de opdracht voor de ongeregelden: „Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onze Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende hun eigen brood eten". Bevel en vermaan tot allen die ongeregeld wandelen in de Naam van onze Heere Jezus Christus dat ze zullen werken, met stilheid, hun eigen brood etende. Klemmend en indringend doet de apostel een beroep'op de ontregelden, hij bindt het ze op hun ziel. Zonder opspraak te verwekken zullen ze hebben te werken. Met stilheid. Dat heeft hij in de vorige brief ook al gezegd. „En dat gij u benaarstigt stil te zijn en uw eigen dingen te doen en te werken met uw eigen handen". En als Paulus in de brief aan Timotheüs oproept tot voorbede voor de overheid, dan is dat opdat wij „een stil en gerust leven mogen leiden".
Christenen zijn mensen die stil en getrouw hun plicht betrachten. Ze weten: ons beroep is een goddelijk beroep. Geen oproei kraaien. Niet voorop lopen in luid protest en veel geschreeuw. Nee, met stilheid werkende. Daarmee wil niet gezegd zijn dat onrecht stilzwijgend moet worden aanvaard. Wel, wordt ons, dacht ik, als het om protestgaat, ook daarbij alle matiging voorgehouden. Niet het doel uit het oog verliezend: werkende om eigen brood te eten. Een Christen heeft geleerd te bidden: geef ons heden ons dagelijks brood. Werken voor
eigen onderhoud. En dat zo getrouw dat we ook nog overhouden om van de overvloed aan nooddruftigen mee te delen en anderen van onze voorspoed te laten mee eten.
Het is een practisch slot dat Paulus aan zijn brief, door de situatie gedwongen, moet geven. Maar het heeft ook ons nog wat te leren in onze zo verwarde tijd. Weinig komt dit bijbelgedeelte aan de orde in gesprek en prediking. We zijn dankbaar het zo met elkaar te hebben kunnen lezen. Nog een keer hoop ik uw aandacht te vragen voor het slot. Voor dit keer genoeg stof tot overdenking.
B..
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's