Noodsituatie rond de abortus provocatus
Uit de dagbladpers hebben we kennis kunnen nemen van een nieuw wetsontwerp inzake abortus provocatus. Dit ontwerp waarin de meerderheid van het huidige kabinet zich kan vinden, komt op het volgende neer:
— het ongeboren leven mag in de eerste drie maanden na de conceptie (bevruchting) worden afgebroken, wanneer de zwangere vrouw zich in een situatie van ernstige nood bevindt;
— de grens is bij drie maanden getrokken omdat naar het oordeel van de voor het wetsontwerp verantwoordelijke ministers de abortus provocatus een strafbaar feit wordt, wanneer het een kindje betreft dat buiten het lichaam van de moeder levensvatbaar is. Nu ligt de grens van levensvatbaarheid bij 2.4 weken. Er blijft dan een grensgebied over waarbinnen alleen in heel bepaalde gevallen en dan nog alleen in de ziekenhuizen (niet in de zogenaamde abortusklinieken) de ingreep mag worden verricht;
— tussen het moment waarop 'de vrouw in nood' zich tot haar huisarts wendt en de uitvoering van de ingreep moet een periode van vijf dagen liggen. In die tijd moet er met de vrouw over alternatieve oplossingen gesproken worden, zoals met name: het kind toch ter wereld te doen komen en dan onmiddellijk afstaan ter adoptie. De vijf-dagenmarge zal ook het zogenaamde abortustoerisme wat kunnen afremmen, waarbij vrouwen uit het buitenland even een paar dagen naar het vrijgevochten Nederland over komen om van hun zwangerschap afgeholpen te worden;
— er zal een vergunningenstelsel komen waarop de ziekenhuizen en klinieken die aan de uitvoering van de abortus provocatus willen meewerken aangewezen zullen zijn;
— tevens zal in overleg met de Ziekenfondsraad worden bestudeerd of de abortus provocatus ook in het ziekenfonds kan worden opgenomen.
Eerste reakties
Hoewel het wetsontwerp nog moet. worden bijgeschaafd en afgerond om daarna aan de tweede kamer te worden voorgelegd, heeft de publicatie van de hoofdlijnen ervan reeds commentaar van verschillende zijde uitgelokt. Er zijn woordvoerders van politieke partijen die vinden dat het ontwerp niet ver genoeg gaat. Met name van de zijde van de PvdA en van D' 66 is dat gesteld. Er wordt dan kritiek geleverd op het feit dat abortus provocatus gepleegd op een buiten de baarmoeder levensvatbare vrucht als misdrijf in het Wetboek van Strafrecht blijft staan. Ook dat het beslissingsrecht niet uitsluitend bij de vrouw is komen te liggen, vinden 'progressieve' woordvoerders bedenkelijk. In het onderhavige ontwerp zal de vrouw immers een arts moeten vinden die met haar van mening is dat van een werkelijke noodsituatie sprake is.
De VVD zal zich met het ontwerp wel kunnen verenigen, binnen het CDA konden zich echter nog wel eens diepgaande verschillen openbaren. Schrijver dezes hoopt eerlijk gezegd vurig dat binnen die partij die de hoge C van Christelijk in het vaandel voert, veeleer ontstemming dan instemming ten opzichte van de visie van de ministers Ginjaar en De Ruiter zal worden gevonden.
De kleinere reformatorische partijen hebben reeds fundamentele kritiek geleverd. Met belangstelling mag worden uitgezien naar een initiatief-wet die door de fracties van SGP en GPV zal worden ingediend. Verwacht mag worden dat daarin het uitgangspunt zal worden gekozen in het gebod van God, met name het zesde gebod: 'Gij zult niet doden'. Alleen van daaruit zal het ongeboren leven werkelijk veilig kunnen worden gesteld.
Zeer opmerkelijk waren ook een tweetal reakties van medische zijde. De secretaris van de KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst) heeft opgemerkt dat naar zijn eerste indruk dit wetsontwerp neerkomt op het volkomen legaliseren van de abortuspraktijk. Gelijk bekend vinden thans dagelijks abortussen plaats die volgens de nog altijd geldende wet strafbaar zijn. Die strafbare feiten worden echter oogluikend toegelaten. De justitie gedoogt en ondergraaft daarmee eigen gezag. In het nieuwe wetsontwerp nu worden de mazen van het net van de wet zó uitgerekt dat de reeds bestaande praktijk achteraf gerechtvaardigd kan worden. De wetgeving holt daarmee dus achter de feitelijke ontwikkeling aan en de ethiek hangt weer eens de zeilen naar de heersende windrichting. Ook van de zijde van het N.A.V. (Nederlands Artsen Verbond) is een oordeel over het ontwerp Ginjaar/De Ruiter uitgesproken. Het wordt gezien als een ontoelaatbaar compromis. 'De praktijk laat geen compromis toe. Elke vrouw die met een verzoek om abortus bij een arts komt, zal zeggen dat ze in een noodsituatie verkeert'. Inderdaad — wat blijft er dan nog over van de bescherming van de ongeboren vrucht?
Noodsituatie
Hèt zwakke punt in dit ontwerp is mijns inziens dat het uitgangspunt gekozen wordt in twee factoren die elkaar begrenzen: in de eerste plaats de beschermwaardigheid van het ongeboren leven, maar daarnaast ook de hulp die geboden moet worden aan de vrouw in nood (en dan met name een 'hulp' die bestaat in het opwekken van abortus). De principiële fout die hierbij wordt gemaakt is dat het welzijn van de vrouw wordt gesteld boven het zijn van het kind. Dat was ook reeds het geval in het vroegere CDA-ontwerp van Gardenicrs-van Leeuwen. Maar daar was in elk geval nog sprake van een meer omschreven indicatie: alleen bij ernstige bedreiging van de geestelijke of
lichamelijke gezondheid van de vrouw mocht de ingreep plaatsvinden. Dat kwam neer op wat wel genoemd wordt de medische en de psychiatrische (misschien ook de psychosociale) indicatie. Overigens liet ook die formulering genoeg ruimte voor een elastische interpretatie. Maar hoeveel te meer geldt dat van het begrip 'noodsituatie'. De ministers kunnen het nog zo serieus willen presenteren en vullen — in de praktijk zal het een wassen neus blijken te zijn.
De bestaande noodsituatie rond de abortus provocatus zal door dit ontwerp wanneer het tot wet verheven wordt niet worden weggenomen. Juist het opnemen van de term 'noodsituatie' in de wet zal er toe leiden dat die werkelijke noodsituatie in ons land permanent wordt en met een schijn van recht bekleed.
Willekeur
Volstrekt willekeurig is ook de grens die in het wetsontwerp getrokken wordt bij drie maanden, respektievelijk 20-24 weken. Het embryonale leven heeft dan weliswaar een zekere beschermwaardigheid gedurende de eerste weken na de bevruchting (positief moet gehonoreerd worden dat het wetsontwerp allerlei geknoei rond clandestien verrichte abortussen wil uitsluiten), maar het gaat toch pas écht als volwaardig leven opwegen tegen het leven van de vrouw, wanneer genoemde grens is overschreden. Dan is er namelijk sprake van levensvatbaarheid van de vrucht buiten het lichaam van de moeder. Maar daarvoor was er toch ook al voluit menselijk leven? In aanleg is een nieuw individu gevormd zodra zaadcel en eicel met elkaar versmolten zijn. Vanaf de bevruchting is er sprake van een nieuw 'zijn'
— en staat dus het zijn van het kind tegenover het zijn van de moeder. Alleen wanneer hij van dit feitelijke gegeven uitgaat staat de wetgever sterk. Door de levensvatbaarheid zo sterk als norm en grens te accentueren wordt echter een hellend vlak betreden. Welk wapen heeft de wetgever dan nog in handen tegen de roep om vrije euthanasie en tegen de mentaliteit die leven wil wegnemen wanneer het op eigen kracht niet meer verder kan: de zonder allerlei medische apparatuur niet meer 'levensvatbare' bejaarde of zwaargewonde!
Wat staat ons te doen?
Het zal duidelijk zijn dat ik dit wetsvoorstel volstrekt verwerpelijk acht. Het zesde gebod, 'gij zult niet doden', is positief te omschrijven als: gun uw naaste het leven. Zeker geldt dat voor de allerkleinsten en de allerzwaksten in onze samenleving, die nog geen stem hebben om hun 'noodsituatie' bekend te maken. Met zekerheid mogen we weten dat de Heere God hun noodsituatie kent. Meer dan eens wordt de vraag gesteld: wat staat ons te doen als christelijke gemeente in een samenleving waarin zulke angstaanjagende ontwikkelingen zich voordoen? Het meest voor de hand liggende is: onze diepste overtuiging op alle manieren en langs alle mogelijke kanalen bekend maken. Het diepste is: roepen tot de God Die verlossen kan. Een vorig wetsontwerp struikelde op ongedachte wijze in de Eerste Kamer. Kort daarvoor was er èn in de binnenkamers èn in de kerkdiensten èn in een massale interkerkelijke bijeenkomst gebeden tot de levende God. Wie wijs is merk' die dingen en geev' verstandig acht. Er is ons weer een zaak op het hart gebonden om mee te dragen tot in de stilte voor Gods aangezicht. De gang van de ontwikkelingen ligt uiteindelijk in hoger Hand.
Groenekan,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's