Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dit is geen bede!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dit is geen bede!

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„In het nieuwe zittingsjaar zal van de regering en Staten-Generaal veel inspanning worden gevergd. Moge dat werk worden gedaan in het vertrouwen dat velen u wijsheid toewensen en om zegen voor u bidden".

Dat was de formulering die de regering had opgesteld aan het slot van de troonrede om tegemoet te komen aan de kritiek die vier jaar lang gehoord werd toen het kabinet Den Uyl de zogenaamde „bede" uit de troonrede had geschrapt. Dat heeft destijds een groot deel van ons volk toch wel diep geraakt dat op zo'n brute wijze werd gedemonstreerd dat het socialistische kabinet met het witte randje een streep haalde door de naam van God, Hem niet nodig had en op eigen krachten vertrouwde. Onlangs is trouwens nog gebleken dat ongeveer de helft van ons volk de bede terug wil hebben in de troonrede, dat ongeveer dertig procent geen bezwaar had wanneer men die bede weer in de troonrede opnam en dat slechts ongeveer twintig procent tegen was. Vanzelfsprekend hebben velen gehoopt dat dit kabinet in elk geval de bede weer zou opnemen in de troonrede, maar daarin is men duidelijk teleurgesteld. Wel heeft deze regering wat wij zouden willen noemen een surrogaat-bede opgenomen, zoals we die hierboven hebben geciteerd, maar het is duidelijk dat men de naam van God niet heeft willen noemen. Dat nu is voor ons een geheel onbegrijpelijke zaak. Immers, juist in de moeilijke tijden waarin we leven met zijn ontzaggelijke problemen waar haast geen oplossing voor te vinden is, had de regering kunnen erkennen dat ze zo afhankelijk is van de hulp en de zegen des Heeren.

Ze had daardoor het volk kunnen opwekken tot verootmoediging voor Gods aangezicht, tot een weg van boete en berouw en tegelijk kunnen oproepen tot gebed, omdat onze hulp alleen van de Heere kan komen en van niemand anders.

De regering is er trouwens niet uit de souvereine volkswil, zoals men het tegenwoordig wel eens voorstelt, maar de overheid is een goddelijke instelling. Daarbij wordt dan nogal eens uit de Schrift aangehaald Spreuken 8 : 15: Door Mij regeren de koningen en de vorsten stellen gerechtigheid." Maar wanneer we deze tekst in zijn verband lezen, dan blijkt dat hier toch meer gedoeld wordt op het feit, dat die koningen en vorsten alleen ten zegen kunnen zijn wanneer ze zich laten leiden door de wijsheid Gods. Duidelijker klinkt het echter door in Daniël 2 : 21: Want Hij verandert de tijden en stonden; Hij zet de koningen af en Hij bevestigt de koningen; Hij geeft de. wijzen wijsheid en wetenschap degenen die verstand hebben". En ook in vers 37: Gij o koning zijt een koning der koningen; want de God des hemels heeft u een koninkrijk, macht en sterkte en eer gegeven."

Trouwens heel helder en klaar wordt het gesteld door Paulus in Romeinen 13. Hij begint dat hoofdstuk met die bekende woorden: „Alle ziel zij de machten over haar gesteld onderworpen; want er is geen macht dan van God en de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd". En onze vaderen hebben dit alles ook zeer duidelijk beleden in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: „Wij geloven dat onze goede God, uit oorzaak der verdorvenheid van het menselijk geslacht koningen, prinsen en overheden verordend heeft; willende dat de wereld geregeerd worde door wetten en politiën, opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega. Tot dat einde heeft Hij de overheid het zwaard in handen gegeven tot straf der bozen en bescherming der vromen..." En daarom belijdt onze koningin nog steeds dat ze regeert „bij de gratie Gods."

Zeker, men heeft van socialistische kant ook reeds pogingen in het werk gesteld, enkele jaren geleden, om deze uitdrukking door te strepen zoals men de naam Gods heeft doorgestreept in de troonrede. Maar dat is nog niet gelukt. Toch zijn we er niet al te gerust op dat dit in de toekomst niet gebeuren zal. Het geestelijk en zedelijk verval onder ons volk wordt steeds groter, de mensen worden steeds bandelozer, van de wetten en de inzettingen Gods wil men niets meer weten in brede kringen, zodat we het ergste wel moeten vrezen. Wanneer men uiteindelijk door zal zetten en de laatste herinneringen wil wegnemen aan het feit dat niet het volk, maar de Heere de koningen aanstelt, zal de geestelijke weerbaarheid van ons volk niet zo groot meer zijn.

Maar om op de bede terug te komen, het heeft ons bijzonder teleurgesteld dat men op deze wijze de kool en de geit heeft willen sparen. Juist ten aanzien van een zo principiële zaak als het uitspreken van de erkenning dat men van Gods zegen afhankelijk is, ook in het bestuur van land en volk, kan men geen „kool-en-geit-politiek" gedogen. In de slotzin van de troonrede wordt weliswaar uitgesproken dat het werk mag worden gedaan „in het vertrouwen dat velen u wijsheid toewensen en om zegen voor u bidden". Maar dat is toch geen erkenning van de noodzakelijkheid dat de Heere God Zijn zegen geeft over het werk onzer handen. Hiermee vraagt de regering toch zelf niet om die zegen Gods, die niet gemist kan worden bij het zo moeilijke werk dat verricht moet worden? Zeker, wanneer hier het woord „bidden" wordt gebruikt dan denken we als vanzelf aan iets dat met de dienst van God te maken heeft. En men zou er in kunnen lezen dat dit bidden om zegen uiteindelijk iets te maken heeft met die zegen Gods, die zo onmisbaar is. Maar men kan er alle kanten mee op en iedereen kan het zijne er in leggen. Trouwens de formulering van de slotzin van de troonrede heeft ons toch wel aan het denken gezet. Wat bedoelt dc regering er eigenlijk mee? Want het is geen oproep tot ons volk om te bidden om Gods zegen over het werk van de regering en de volksvertegenwoordiging. Neen, de regering spreekt uit dat de volksvertegenwoordigers zullen ervaren, in elk geval zullen vertrouwen, dat velen hen wijsheid toewensen - en dat zijn dan zeker de ongelovigen die hier bedoeld worden, die God niet willen erkennen - terwijl het andere deel van ons volk, die dan nog wel geloven dat God er is, zullen bidden om de zegen. Neen, werkelijk, zo hoeft het voor ons niet. Dan had men maar beter helemaal radicaal moeten zijn en ook duidelijk maar een streep moeten zetten

door de zegen die van de Heere God komen moet. Dit is zo halfslachtig, dat het daardoor tegelijk onaanvaardbaar is.

Overigens zou er zeker nog wel iets gezegd kunnen worden over het bidden voor de overheid. Artikel 36 zegt daar ook iets van: , , Voorts een ieder van wat kwaliteit, conditie of staat hij zij, is schuldig zich de overheden te onderwerpen, schattingen te betalen, hun eer en eerbied toe te dragen en hen gehoorzaam te zijn in alle dingen, die niet strijden tegen Gods Woord... voor hen biddende in hun gebeden, opdat hen de Heere sturen wil in al hun wegen en dat wij een stil en gerust leven leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid..."

Het is wel duidelijk dat dit een bepaalde houding van de onderdanen vraagt tegenover de overheden, en wel de houding van gehoorzaamheid, die echter haar grenzen heeft in de apostolische uitspraak: en moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Maar overigens moet het duidelijk zijn, dat wie zich tegen de overheid verzet de instelling Gods wederstaat. En christenen hebben tegenover de overheid nog een bijzondere taak: Ik vermaan dan voor alle dingen dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen voor alle mensen, voor koningen en allen die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid (1 Timotheüs 1 : 1-2). Vooral in de grote spanningen van onze tijd tussen de overheden en machthebbers moet de gemeente van Christus in gebed en smeking volharden, opdat het recht gehandhaafd, het dreigend en brekend geweld ingetoomd en het voortbestaan van wereld en kerk gewonnen wordt. Daarom mogen we zeker ook thans niet nalatig zijn in het gebed voor de overheid. Dat is en blijft de taak en de roeping van de onderdanen, de taak en roeping ook van de kerk: e bidden voor de overheden, opdat ze wijsheid mogen ontvangen om goed en recht te regeren.

Maar het is de taak en de roeping van de overheid om klaar en helder te laten horen dat men zich ervan bewust is dat men regeert „bij de gratie Gods" en dat m.en zich afhankelijk weet van Zijn zegen. En dat heeft men in de troonrede van het jaar 1978 weer opnieuw nagelaten. En daartegen willen we duidelijk ons getuigenis stellen dat het zeker deze overheid gepast zou hebben om te belijden dat ze zonder de zegen Gods haar zware en moeilijke werk niet kan doen. En dat het zwaar en moeilijk is, daar moeten we allen wel van overtuigd zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Dit is geen bede!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's