Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Deze amechtige Joden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Deze amechtige Joden

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Sanbatlat sprak in de tegenwoordigheid zijner broederen van het heir van Samaria en zeide: , Wat doen deze amechtige Joden? . . ." , , Hoor onze God, dat wij zeer veracht zijn . . ." ; , , Onze God zal voor ons strijden . . " Neh. 4 : 1, 2, 4 en 20.

Grievende spot

Wat klinkt dat smadelijk: Deze amechtige Joden, smadelijk en honend! De vijanden van Juda, ze hebben elkaar opgezocht op initiatief van Sanballat. Hun was verteld van de herbouw van de muur, die de Joden met kracht hadden aangevat. Nu verzamelen ze zich tegen het volk des HEE-REN. Het is een raad der bozen, een vergadering der spotters. Reken er maar op, dat die vergadering er komt, als u de hand aan de ploeg mag slaan in het koninkrijk Gods, ook in uw eigen hart er. leven. De vijand verzamelt zich tot de aanval. Vooreerst laten ze het nog bij spotten. Het is Sanballats mond waaruit we het horen: Deze amechtige Joden. Wat beginnen ze eigenlijk? Die hele onderneming is toch belachelijk! Dat krijgen ze nooit voor elkaar. Ze denken, dat ze straks de offers zullen brengen ter inwijding van de muur, maar er komt niets van terecht. Moet je ze aan het werk zien. Ze doen alsof ze het in één dag wel klaar kunnen krijgen. En Tobia de Ammoniet valt in: Al krijgen ze het dan klaar, één vosje hoeft maar zijn poot op de muur te zetten en de hele zaak stort weer in elkaar!

Zo spot cn hoont de vijand. Hun woorden trachten het volk in het hart te treffen: Ze hebben geen kracht. Ze zijn maar amechtig, als iemand die hijgend naar lucht, geen stap kan verzetten, geen hand kan opbeuren. Watmoet je daar nu van verwachten. En hebben ze eigenlijk geen gelijk? Wat was het volk toen? Wat is de kerk nu? Toch niet meer dan wat amechtige Joden. Wat zal Sion beginnen tegen de machten die zich opmaken vandaag aan de dag. De ideologieën heersen immers. Ze hebben alles mee. De wetenschap, de techniek, de publiciteitsmedia en daarom ook de publieke opinie. Het zijn de duivelse machten van politiek geweld en leugenprofetie, waarvan we lezen in de Openbaringen. En ze hebben ons vlees mee. Immers de heilstaat, van eten, drinken en vrolijk zijn en verder maar nergens over nadenken, ligt ons zondige vlees wel. Wat een benauwende atmosfeer. Gods Kerk snakt naar lucht, naar ruimte, naar een plaats op deze wereld om de HEERE toe te brengen wat Hem toekomt: de eer, de aanbidding en de dankzegging van nu aan tot in eeuwigheid. Wat zijn we meer clan amechtige Joden? Godlovers die hijgen naar lucht. W r ier kracht verlamd is. Wij zijn in onszelf al zo zwak dat we niet een ogenblik kunnen bestaan tegen de wereld, tegen ons eigen vlees, tegen de boze. Leerden we het in ootmoed en verslagenheid? Onze krachteloosheid is immers schuld!

Of zijn we nog van dat soort Christenen, dat er wel tegen opgewassen denkt te zijn? Wij zullen wel! Ach wat zullen wij? Wij kunnen alleen maar hijgen naar lucht, snakken naar ruimte, naar bevrijding. De vijand treft precies in de roos. Amechtige Joden, inderdaad, meer zijn we niet.

Ja, maar toch...

Een heilig gebed

Nehemia hoort van het spotten der vijand. Wat treffend, dat hij niet zichzelf gaat verdedigen. We zijn er licht toe geneigd. Hij scheldt ook niet terug. Hij neemt zelf geen wraak zoals wij dat wel eens willen: Kom niet aan mij, want dan kom ik aan u! Nehemia legt het voor de HEERE neer: Hoor, o onze God. Ook Hizkia mocht dat doen, die spreidde de brieven voor de HEE-RE uit. Hem komt toch de wrake toe. Als er wat te vergelden is, dan moet Hij het. doen en dan zal Hij het doen. Wat een genade. Dan is ons vlees gebroken. Dat neemt immers eigen zaak in handen. U ook nog? Laat er dan schaamte bij u gevonden worden.

Wat een genade om onze zaak in stilte voor de HEERE neer te leggen. We worden bewaard voor de heftigheid van ons vlees. De HEERE, Die zal onze twistzaak twisten. We kunnen het gerust aan Hem overlaten. Nehemia's gebed is echter daarmee niet uit. Hij vraagt de HEERE toch ook om vergelding. Hij bidt Gods wraak af over zijn vijanden. De smaad, die zij het volk hebben aangedaan, moet op hun hoofd wederkeren. Ze moeten zelf in ballingschap gevoerd worden. Hun ongerechtigheid mag niet worden bedekt met de mantel der liefde. De zonden, die zij hebben gedaan, moeten open en bloot blijven liggen voor het Aangezicht Gods, zodat ze blijven roepen om straf, zoals bloed dat op de aarde vergoten is, roept om wraak. Ook mogen die zonden niet worden uitgewist. D.w.z. ze mogen niet uit het strafregister worden geschrapt.

Wat een ernstige zaak! Dat is immers wat als onze zonden naar de hemel blijven roepen om wraak. Als onze schuld open blijft liggen. Als niet het met bloedletters geschreven „voldaan" op ons schuldregister komt. Dan zal zich immers de toorn Gods over ons ontladen. Dan hebben we niets te wachten dan verderf en ondergang. Wat kunnen we soms rustig voortgaan, terwijl we leven op een vulkaan, die elk ogenblik dreigt uit te barsten. Buiten het waarachtig geloof in Christus leven we zo gevaarlijk! Haast u toch en spoed u om uws levens wil. Laat u met God verzoenen. De zonde is een dodelijke wond in uw leven. U kunt daar niet mee verder. En wat kan het ons onder deze dingen soms vreemd te moede zijn. Dan voelen we de ernst wel aan en toch gaan we maar door. We voelen ons gevangen in ons oude leven. We kunnen er niet uitkomen. Met zorg ervaren we, dat we er haast dof en gelaten onder geworden zijn. En toch, het kan zo niet verder. HEERE, ontferm U mijner, ik ben zo'n arm en ongelukkig mens. Ik houd het zo lang uit tegen dat, wat mijn leven is, tegen U, die mijn leven bent. Ja, de HEERE zal Zich over u ontfermen. Gij die God zoekt in al uw zielsverdriet, houdt aan, grijpt moed!

Wat een ernstige zaak. Nehemia bidt of hun schuld niet mag worden uitgedelgd. We huiveren er bij! Hoe kan Nehemia zoiets bidden, al is het dan voor zijn vijanden. De Heere Jezus bad toch: „Vader, vergeef het

hun, want zij weten niet wat zij doen." En Stefanus in navolging van zijn Meester: „Heere, reken hun deze zonde niet toe." Zo heeft de Heere Jezus gedaan en zo heeft Hij ook geleerd: „Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken, doet wel degenen, die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen." Dat geldt ons allereerst en allermeest. Houdt zoveel mogelijk, voor zover in u is, vrede met alle mensen. Toch vinden we ook dit gebed van Nehemia in de Schrift. En het staat niet alleen, er zijn ook de vloekpsalmen. Diep ernstig klinkt het in Psalm 139: „O God, dat Gij de goddeloze ombracht. Zou ik niet haten, HEERE, die U haten? " Toch past ons hier de uiterste voorzichtigheid! Ons vlees zit er zo gauw tussen. Onze vijanden zijn nog niet altijd ook Góds vijanden. David gaat na zijn ernstige woorden van haat en wraak onmiddellijk verder met het gebed: „Doorgrond mij, o God en ken mijn hart."

Als hier Nehemia bidt om Gods wraak over zijn vijanden, moeten we bedenken, dat het hem allereerst om de eer Gods te doen is. Het is niet zijn persoonlijke zaak, waar hij voor staat, het is Gods zaak. De eer van Sion is de eer des HEEREN. En verder, Nehemia bidt hier in profetische verlichting. Priesterlijke liefde wordt begrensd door profetisch licht. Nehemia mag hier ook onderscheiden, dat déze geesten niet uit God zijn en niet uit God zullen zijn ook. Juist hun verharding maakt hun zonde onvergeeflijk. Nehemia is hier als een Petrus, die het hart van Ananias en Saffira doorziet. De Heere Jezus Zelf heeft ons iets laten zien van het blinkend licht van Gods Majesteit, dat Zijn priesterlijke liefde omgrenst in Matth. 12 vs 31. Zo mag Nehemia hier in profetische verlichting en heilige bewogenheid dit gebed bidden. Iemand heeft eens gezegd, dat wij vloekpsalmen alleen in de allerheiligste ogenblikken van ons leven kunnen lezen.

Een vast vertrouwen

Zo mocht Nehemia zijn twistzaak in de handen des HEEREN leggen cn dan ook onverstoord verder bouwen. Het was in het hart van het volk om te bouwen. Hun hart was ontbrand in de liefde tot de dienst des HEEREN. Wat is dat toch nodig dat ons hart erbij is, ja, dat het uit ons hart komt, als we bezig zijn in de dingen van Gods koninkrijk. Ons hart moet bekeerd en vernieuwd, dan kan het tegenstand lijden, onze verwachting is immers van de HEERE.

Als de vijand merkt dat hun spottende woorden geen vat hebben op Nehemia en het volk, besluiten ze tot daden over te gaan. Ze zullen trachten door een verrassende aanval de stad binnen te dringen en het werk te verstoren. De HEERE echter bewaart Zijn volk. Joden die in de plaatsen woonden waar de vijand zich ophield, merken wat er aan de hand is en vertellen het aan Nehemia, zodat hij zijn maatregelen kan nemen. Zijn eerste maatregel is het gebed. Dat is altijd het eerste en dat blijft het eerste. De tweede maatregel is dat hij een w 7 acht zet rond Jeruzalem. Het bouwen wordt tijdelijk gestaakt om Jeruzalem te verdedigen. Vers 9 en volgende vertellen ons er over. Van onze vaderen in de 80-jarige oorlog staat vermeld dat zij hun handen vouwden en hun kruit droog hielden. Bidt cn werkt, zeggen we tegen elkaar. Bidden zonder werken is God verzoeken. Dat streelt de luiheid en gemakzucht van ons vlees. Werken zonder bidden is hoogmoed. Alsof we God niet nodig hebben, alsof aan Zijn zegen niet alles is gelegen! Waarachtige bidders zijn ook harde werkers!

Sanballat en de zijnen hebben dan de moed niet om toch tot de aanval over te gaan, maar blijven dreigen. Daarom wordt wel het bouwen weer hervat, maar met durende waakzaamheid. De helft van Nehemia's knechten wordt als wachten gesteld. De bouwers dragen het zwaard aan de heup. Troffel en zwaard! Bouwen en verdedigen, dat was hun gang. Het moet nog onze gang zijn. Het goede pand van de leer, die naaide godzaligheid is, moet verdedigd en de gemeente mag erin worden gebouwd. Zijn we zo doende? In het ambt, in de gezinnen, in ons persoonlijk leven. De aanval van de vijand vandaag aan dc dag is niet mis te verstaan. Gods Kerk is aan alle kanten bedreigd en aangevochten. Zelfs van binnenuit. Daar merken we ook hier iets van. In vers 10 lezen we van de moedeloosheid van Juda. Het klaagt, dat het dreigt te bezwijken onder het puin. Niet over de vijandschap van rondom wordt geklaagd, maar over het puin. Ze zullen wel nooit aan bouwen toekomen. W T e verstaan dat misschien. W T at moet er niet afgebroken worden in de kerk, ja, in ons eigen leven, voor we aan bouwen toekomen. Het lijkt wel onbegonnen werk. Zoveel kwade lusten, zoveel vlees. Het is onbegonnen werk. De kracht der dragers is vervallen en des stofs is te veel, wij zullen niet bouwen. Wat worden Gods kinderen toch menigmaal aangevochten door zulke moedeloosheid en wat zijn we er zwak tegen. Amechtige Joden!

Maar dan toch machtig. Hoor Nehemia getuigen: Onze God zal voor ons strijden. Dat mag zijn diepste vertrouwen zijn. Niet van mensen verwacht hij het, ook niet van zijn maatregelen, hij verwacht het alleen van zijn God. Welzalig hij die al zijn kracht ei hulp alleen van Hem verwacht, ik de HEERE uw God zal voor u strijden en gij zult stil zijn. Hij zal strijden. Ja, Hij heeft al ge streden.

Het klinkt wat oneerbiedig, maar wa. was Hij in die strijd een amechtige Jood. Hijgend naar ruimte onder de toorn van God over de zonde. Bespot cn veracht. Hv heeft op God vertrouwd, dat Die Hem nu verlosse. Maar Hij zwoegde voort van oger blik tot ogenblik. Machteloos. Maar toen Hij zwak was toen was Hij machtig. Toen vond Hij ruimte. Toen schepte Hij adem om God te loven. En Hij is Borg geworden In Hem kreeg Zijn volk adem om God te loven en te prijzen. De wereld zal wel niet weten dan zwak en amechtig, meer is dat Christenvolk niet. Maar Gods kind mag het weten: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Amechtig, jawel, hijgend naar adem en toch verlost, bevrijd, adem scheppend in de ruimte van Gods eeuwige liefde in de Heere Jezus Christus. Onze God zal voor ons strijden. En zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn. Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken!

Doch gij, mijn ziel, het ga zo 't wil, Stel u gerust, zwijg Gode stil; ik wacht op Hem; Zijn hulp zal blijken. Hij is mijn rots, mijn heil in nood, Mijn hoog vertrek; Zijn macht is groot: Ik zal noch vvank'len, noch bezwijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Deze amechtige Joden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's