Eendrachtig muurherstel
En Eljasib, de hogepriester, maakte zich op met zijn broederen, de priesteren, en zij bouwden de Schaapspoort; zij heiligden ze en richtten haar deuren op; ja, ze heiligden ze tot aan de toren Mea, tot aan de toren Hananeël.. . Nehemia 3.
Het werk en de werkers
God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken en wij zijn knechten zullen ons opmaken en bouwen. In het vertrouwen op Gods hulp willen ze aan het werk gaan, Nehemia en zijn mannen. En dat doen ze dan ook. Ze laten het niet bij mooie woorden. Ze gaan metterdaad aan de slag.
Ons teksthoofdstuk trekt in de beschrijving van het werk een kring om Jeruzalem. Het gaat uit van het noordoosten van de stad, dan beschrijft het de arbeid aan de westkant, om via het zuiden en oosten weer naar het beginpunt terug te keren. Merkwaardig, het begint aan de tempelkant van Jeruzalem en het eindigt er. En zijn de muren die de tempel beschermen moeten, ook niet het belangrijkste? De eredienst, de dienst der verzoening, is het hart van Jeruzalem. Daar werd de HEERE geëerd en gediend. Daar werd onder schaduwen verzoening teweeggebracht. Het hart van Jeruzalem is de tempel, zoals nu het hart van de kerk het Woord is, de bediening der verzoening. Het is niet zomaar dat ons hoofdstuk met de tempel begint en eindigt. Wie de kerk wil liefhebben, moet het W 7 oord liefhebben. En wie het Woord wil liefhebben, moet Christus liefhebben en dat is een liefde tegen ons vlees en bloed in. Dat vlees wordt in die liefde ten enenmale veroordeeld, tot in het beste bedoelen ervan toe. Die liefde is dan ook van de Geest.
Als we nu op de werkers gaan letten, valt ons op hun veelheid en hun verscheidenheid. Wat zijn het er toch velen, die meehelpen. Dat is ook nodig, want het mag niet al te lang duren. Des te gemakkelijker zou immers de vijand het w 7 erk kunnen verstoren. In een snelle beslissende aktie moest de muur worden herbouwd. Bij ons is er nog wel eens aarzeling: Kan ik die wel gebruiken en die? Eigenlijk vinden we onszelf het meest geschikt, en nu ja, dan ook nog enkele anderen. Maar door onze hoogmoed wordt het werk in het koninkrijk Gods opgehouden, en krijgt de satan meer gelegenheid dan nodig is, om het te verbreken. Nehemia wijst wel de vijand af, maar schakelt dan zo velen als maar mogelijk is in.
De werkers aan Sions muur zijn veel, in getal, maar ook in soort. Daar zijn allereerst de priesters, ook zij hanteerden hamer, zaag en troffel. Hun handen anders gewijd tot offer en gebed, dienden nu Sions muur en poort. Als het gaat om de eer van God kan er voor ons geen werk te min of te gering zijn, ook al zijn we drager van een ambt. We worden niet uit het gewone leven weggehaald, maar er midden in gezet om het te heiligen. We lezen, dat de priesters bouwden en dat ze heiligden. Daar gaat het om: om het heiligen, om het aan de dienst en de eer des HEEREN wijden. Wij bouwen nogal eens zonder werkelijk te heiligen. Dan moet het bouwsel onze eer en onze naam dienen. Maar als het wel is, moet alles Hem eren. Bouwen èn heiligen doen de priesters, als inzet, als begin, ja als eersteling. Het hele werk immers staat onder het motto: Uw koninkrijk kome.
De priesters gaan voorop. Zij zetten in, waar er ingezet moet worden: bij de tempel. We lezen echter ook van de minderen, geringeren in de tempeldienst: de levieten doen mee, ja zelfs de Nethinim, een soort van tempelslaven.
Ook het gewone volk treffen we in de opsomming aan, in allerlei rangen en standen. Oversten, een soort burgemeesters, maar ook handwerkslieden, als goudsmeden en zalfbereiders, apothekers. Vooral ook dat laatste mag ons wel treffen. Ze zullen een druk bestaan hebben gehad. Ze moesten bij de hand zijn als er iemand in hun winkel kwam voor een werk of voor een geneesmiddel, maar dat kon hen nu niet afhouden van de dienst des HEEREN. U denkt het misschien te druk te hebben als u gevraagd wordt voor het werk in Gods koninkrijk. Uw zaak immers! Jawel, zegt de HEERE, maar Mijn Zaak! Laten we ons ernstig onderzoeken. Als we sterven gaan moeten we toch alles loslaten, zou er dan nu echt geen deel van uw tijd voor de HEERE mogen zijn? Hij is 't toch waard! Hij is toch alles waard!
We treffen ook vrouwen aan in de gelederen van dit merkwaardige leger. In vers 12 lezen we van Sallum en zijn dochters. Ook vrouwen dienen het koninkrijk Gods naar de aard die God haar bij de schepping gaf. De wereld spreekt hier van meer en minder en wil vrouwenemancipatie. In het koninkrijk Gods is alle meer en minder gebroken, maar blijft het rijke onderscheid van de schepping Gods.
Hun manier van werken
Letten we er nu eens op, hoe ze daar aan het werk zijn. Wat een eendracht! Schouder aan schouder, hand aan hand zetten ze zich tot het werk. Hier heerst geen spraakverwarring, als bij Babyion. Het gaat hier ook niet om de heerlijkheid van de mens, maar om de heerlijkheid van God in Sion.
Een gesloten cordon van bouwers omringt Jeruzalem. Als één man werken ze er aan onder leiding van Nehemia. Eendracht maakt macht inderdaad, maar dan bovenal de eendracht in de dienst des HEEREN. Immers dan mag het Gods kracht zijn, die in onze zwakheid wordt volbracht. Wat een zegen toch, als we één van hart en één van zin zijn in het werk des HEEREN. Ja, daar gebiedt de HEERE Zijn zegen. De hele geschiedenis van de kerk door komen we het tegen, hoe twist en nijd verzwakt en de zegen wegneemt. Hebben we dat nog niet geleerd? Wat zijn we toch hardleers, u en ik. Moge de HEERE toch onder ons volk, in onze gemeenten de staven lieflijkheid en samenbinding weer helen door Zijn Geest. Wat zou er niet van ons'uit kunnen gaan. Wat zou de HEERE er niet in verheerlijkt worden. Dat volk van Juda mocht daar gemeenschappelijk Sions muur herstellen.
Intussen, denk nu niet dat het daar allemaal ideaal is geweest. De hemel op aarde was het ook daar niet. Nauwkeurig lezen leert ons dat wel. Er waren er, die het stuk van de muur verbeterden tegenover hun huis. Het is niet onwaarschijnlijk dat vooral
eigenbelang hen dreef. Ze wilden wel meedoen, maar dan voor hun eigen veiligheid. Moeten die mannen ons soms beschamen? Hebben wij in de dienst des HEEREN soms ook ons zelf op het oog? Tegenover hen steken degenen, die van buiten Jeruzalem komen en toch meedoen, zoals de mannen van Tekoa, des te gunstiger af. Wat rijk als we ons eigen belang kwijt zijn in de dienst des HEEREN.
Maar het blijkt hier ook wel duidelijk dat het niet alles Israël is, wat Israël heet. Hier op aarde krijgen we de kerk nooit in reincultuur. Er is en blijft onkruid onder de tarwe. Wat denkt u bijv. van de edelen van Tekoa, van wie we lezen in vers 5. Zij wilden hun hals niet brengen tot de dienst huns heren. Wellicht vonden ze zich te deftig voor zulk werk, of was de geldelijke uitgave voor hen een te groot bezwaar. In ieder geval, ze deden niet mee. In een oude druk van de Bijbel (de Deux-Aes-Bijbel van 1570) lezen we hierbij de volgende aantekening: „De armen en moeten het cruyce dragen, de rijken en geven niets." Wij willen de rijken geen onrecht doen, ook in dit gedeelte lezen we van mensen die van hun rijkdom veel konden missen in de dienst des HEEREN, maar hoe vaak wordt het werk in het koninkrijk Gods juist niet gedragen door het eenvoudige volk. Wat arm toch, als we ons er te goed voor vinden om de HEERE te dienen. Wat dwaas toch, als we zo op ons geld zitten dat het ons van de HEERE afhoudt. Het zijn de bittere vruchten van onze zondige natuur. Genade maakt nederig en genade maakt mededeelzaam.
Gelukkig lezen we ook van andere dingen. Er zijn mensen, die zelfs twee stukken voor hun rekening nemen en in vers 20 lezen we van Baruch, die zeer vurig verbeterde. Wat een zegen om zo met ijver en lust bezig te zijn in de dingen des HEEREN. Laat het leven in ons aller hart: Die ijver van Uw huis heeft mij verteerd. Die liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten.
Ons werk
Heeft dit hoofdstuk nu ook betekenis voor ons? We zijn geneigd om dergelijke lijsten maar te laten liggen en over te slaan, als we de Bijbel lezen. Dat moesten we toch maar niet doen. Ook dit is Gods Woord. Ook dit heeft ons wat te zeggen. Zo tussen door hebben we daar al wat van gezien, maar nu dan nog verder. Waarom was die muur ook al weer van zo groot belang? Hij was er vooral ter afscheiding. Israëls volk mocht niet vermengd worden met de heidenen. De dienst aan Israëls God duldde geen samengaan met de afgoden. Maar dat geldt nog! De middelmuur des afschcidsels is weggenomen, de muur tussen Israël en de volken. Maar de muur tussen kerk en wereld hoort nog recht overeind te staan. Gods Kerk is wel in de wereld, maar niet van de wereld. Wat samenstemming zou Christus kunnen hebben met Belial?
En moet Gods Kerk ook niet eendrachtig bouwen aan deze muur? Van alle tijden heeft de duivel geprobeerd die muur te verstoren. En soms lijkt het onderscheid wel uitgewist. Er zijn nog slechts wat bouwvallige resten van de muur der kerk over, van verdediging kan ook helemaal geen sprake zijn. Wat is herbouw dan nodig, ook vandaag. Dat begint bij de bewaring van het Woord. Hier in ons hoofdstuk begint het bij de muur rond de tempel. Voor ons geldt allereerst de verdediging van het Woord. We mogen het Woord des HEEREN niet uitleveren aan allerlei zgn. wetenschappelijke ongeloofstheorieën. Dit is immers een ander Woord: Gods Woord. Dit is de bediening der verzoening, dit is het Woord van leven, gerechtigheid en vrede.
En vanuit dat Woord hebben we ook te bouwen aan al het andere dat de kerk van de wereld onderscheidt. Zou men Gods kind niet moeten kennen aan zijn gelaat, zijn gewaad, zijn praat en zijn daad? Wij willen niet graag opvallen. Het was voor het volk het gemakkelijkst geweest als het mee had gedaan met de volken om haar heen, zonder muur en zonder apart te staan. Maar als de HEERE onderscheid maakt, waar geen onderscheid is, komt dat onderscheid er ook uit. We hoeven dan niet mee te doen aan allerlei wellust of praal en pracht in ons gewaad. En als we spreken, mogen dat andere woorden zijn, woorden van andere dingen, van eeuwige dingen. Gods Kerk spreekt anders. Gods Kerk doet ook anders. Ze mag door genade tekenen oprichten van dat eeuwig en onvergankelijk koninkrijk, tekenen van liefde, tekenen van vreugde in God en niet in de dingen der wereld. We doen anders, omdat we anders zijn, anders gemaakt door de HEERE, vernieuwd, bekeerd.
We lazen van eendrachtig muurherstel. Wat rijk als Gods kinderen zo mogen bezig zijn. Samen mogen bouwen aan het onderscheid tussen kerk en wereld, tussen God en de zonde. Samen, schouder aan schouder, zij aan zij. De een de ander vermanend en opwekkend. Wij zijn immers telkens geneigd om weer terug te vallen in dat oude, zelfde van de zonde. Wat een zegen, als ik dan iemand vind die mij vermaant door de liefde vanuit het Woord. Wat een zegen als Gods kinderen met elkaar en voor elkaar een muur mogen oprichten tegen de wereldgelijkvormigheid. We kunnen ons afvragen, hoe het bij het muurherstel van onze tekst, nu eigenlijk precies toeging met bouwplannen en tekeningen, we laten dat maar rusten. Wij hebben het Woord des HEEREN om op voorbeeld daarvan ons leven in te richten en zo een volk te zijn dat alléén woont.
Gods werk
We eindigen met God. Immers het onderscheid is niet van ons. Wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. We zijn allen afgeweken en tezamen onnut geworden. De HEERE echter heeft in Zijn ondoorgrondelijke en eeuwig aanbiddelijke genade onderscheid gemaakt, een lijn getrokken, een muur opgericht. In Zijn verkiezende liefde van eeuwigheid, geopenbaard en vervuld in Christus. Wie de vervloekte muur van Jericho zou oprichten, zou zijn zonen moeten verliezen. De HEERE heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven als fundament voor de muur van de kerk. Christus wast en reinigt Zijn volk door Zijn bloed, vernieuwt ze door Zijn Geest. En Hij bewaart ze. Wat zou het toch zijn als het van onze bewaring moest komen. Als onze muren ons moesten beschermen en bewaren voor de wereld. Wie zichzelf door Gods genade leerde kennen weet daar alles van, weet ervan dat hij vleselijk is en vleselijk blijft, verkocht onder de zonde. De HEERE maakte onderscheid, waar geen onderscheid was, roepende uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. De HEERE staat Zelf ook voor dat onderscheid in. Uw muren zijn steeds voor Mij. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van de boze. Ze zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben. Heilig ze in Uw waarheid. En dat gebed van Christus mocht rusten in het vertrouwen op verhoring: „Ik weet, Vader, dat Gij Mij altijd hoort."
Wat is het dan wonderlijk: Bouwen en toch rusten; strijden en toch weten, dat de strijd gestreden is en de kroon der overwinning is behaald door Christus. Het nieuwe Jeruzalem zal nederdalen van God uit de hemel in stralende heerlijkheid. En het gebouw van haar muur was Jaspis. En in haar zal niet inkomen iets dat ontreinigt, en gruwelijkheid doet en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.
Hij ligt verbrand en afgehouwen. Als Gij verwoest, wie zal dan bouwen? Uw hand zij over 's mensen Zoon, Dien G' U gesterkt hebt tot den troon. Zo leven wij door U bevrijd, Altoos aan Uwe dienst gewijd.
A.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's