Gedreven om de kinderen te brengen tot Jezus }
Deze vraag komt bij de herdenking van het vijfenzeventigjarig bestaan van de christelijke school „aan de Loonschendijk" als vanzelf naar voren: Wat heeft de voortrekkers van het christelijk onderwijs toch bewogen om zoveel offers te brengen voor een school met de Bijbel? En men heeft er inderdaad wat voor over gehad, men heeft er zelfs veel voor over gehad om christelijke scholen te stichten ook hier in de omgeving van de kerk van Loonopzand.
Voor een juist antwoord op die vraag moeten we eerst iets zeggen over de geschiedenis van het onderwijs in ons land. Kerk en school waren immers eeuwenlang met elkaar verbonden. Er was na de reformatie in ons land maar één erkende kerk: de hervormde of gereformeerde kerk van Nederland. En door de nauwe band van kerk en staat had ook de school een gereformeerd karakter. De schoolmeester was meestal ook koster en voorlezer van de kerk en bij zijn aanstelling werd hij dan ook gewoonlijk door de kerkeraad getoetst op zijn kennis en aanvaarding van de gereformeerde leer. De bekende synode van Dordt had dan ook bepaald dat de schoolmeesters de Drie Formulieren van Enigheid moesten ondertekenen om daarmee hun instemming met de gereformeerde leer te betuigen. Zo werd op de meeste scholen ook de Heidelbergse Catechismus onderwezen. Daarom was de school in ons land vóór de Franse revolutie een school met de Bijbel. Natuurlijk waren er ook toen reeds stromingen die het gereformeerd karakter van het onderwijs bedreigden, maar de kerkeraden konden zich toch altijd beroepen op de grondslag waarnaar het onderwijs moest worden gegeven. En men kon de overheid wijzen op haar taak om getrouw te zijn in het handhaven van de rechte leer op de scholen.
Maar met de Franse revolutie komt de grote verandering op alle gebieden van het leven, ook op het gebied van het onderwijs en de school. In 1806 wordt er een nieuwe wet ingevoerd op het onderwijs in de scholen, een wet waarin wel gesproken werd van „christelijke en maatschappelijke deugden" waartoe de scholen moesten opleiden, maar een wet die ook een duidelijk anti-gereformeerd karakter had. En dat zal er tenslotte toe leiden dat de Bijbel van de school zal worden geweerd en dat aan de kinderen een onbijbelse leer wordt onderwezen, een leer die voortkwam uit de beginselen van de
*) Herdenkingswoord, gesproken ter gelegenheid van het vijfenzeventigjarig bestaan van de christelijke school te Loonopzand, uitgesproken op 10 mei 1978 in de hervormde kerk van Loonopzand. We nemen dit herdenkingswoord hier op, omdat we daarin spreken over het beginsel dat onze voorouders heeft bewogen christelijke scholen te stichten. Bezinning daarop is voor het karakter van het christelijk onderwijs in onze dagen zeer nodig.
Franse revolutie, die immers niet meer wilde weten dan „geen God en geen Meester". Men had een mateloos vertrouwen in de menselijke rede en „het ware christendom", zag men eigenlijk alleen maar „in een goed en braaf leven". Het beginsel van de Franse revolutie was dat de mens zich aan geen enkele macht boven hem bond, dat de mens autonoom was en geen wetten van God hoefde te erkennen. En dat beginsel ging steeds meer ook in de scholen doorwerken. Dit alles werd ook beïnvloed door de theologie van die dagen, die aan de universiteiten onderwezen werd en die de predikanten sterk beïnvloedde, waardoor in veel gemeenten een vrijzinnige leer werd gebracht en het kerkverwoestend modernisme grote invloed kreeg. W T eVden vroeger de scholen beschouwd als „planthoven van de gemeente" waarin de jeugd leerde van de Heere Jezus en van de weg der zaligheid, waarin het hoogste ideaal was hen te maken tot discipelen van de Heere Jezus, thans werden de scholen veel meer gezien als kweekplaatsen voor „goede mensen" die door de kennis die men daar op zou doen een deugdzaam leven zouden gaan leiden. En wanneer men als onderwijzer toch nog van de Heere Jezus vertelde als de enige Fleiland en Zaligmaker, dan brak in veel plaatsen de vijandschap los. En zo was er in Appeltern in 1845 een meester B. Gangel, die voor een dweper werd uitgemaakt en die in zijn bediening als onderwijzer werd geschorst, omdat hij onder de lessen op de openbare school een goed woord voor de Heere Jezus tot zijn leerlingen had gesproken. Hij werd door zijn dorpsgenoten „een nieuwlichter" genoemd en met smaad en hoon overladen. Hij zou zeker als onderwijzer door de overheid afgezet zijn als de bekende Ds. Heldring hem niet in Hoenderloo benoemd had tot onderwijzer aan een bijzondere school. Aan deze predikant schreef hij: „Gij weet hoe innig ik ervan overtuigd ben, dat alle onderwijs dat niet op Gods Woord gegrond is en niet tot God en Christus leidt, een ijdele vertoning is." Deze man heeft ook bij een bezoek van koningin Anna Paulowna aan zijn school de naam des Heeren beleden. Toen zij de schoolboeken wenste te zien kwam hij met de Bijbel naar voren, waarbij hij zei: „Ziehier, uwe majesteit, het beste schoolboek."
We zullen hier niet de gehele schoolstrijd van de vorige eeuw op gaan halen. Maar tegen de liberale en vrijzinnige geest van die dagen stonden er mannen op, ook uit de adelijke stand maar daarnaast ook velen uit het eenvoudige volk die „als het hoge doel van de opvoeding en het onderwijs weer gingen zien de kinderen als zondaren door Christus tot God te brengen." Ze meenden dat op de scholen met vrijmoedigheid gesproken diende te worden over de Heere en Zijn dienst en over de Heere Jezus Die immers de weg en de waarheid en het leven is. „Het is de roeping van de onderwijzers kinderen te wijzen naar het Woord Gods en hen te leiden op de nauwe weg die naar de enge poort voert van het hemels Sion. liever wat minder vlugheid in rekenen en wat minder bekendheid van de steden van Noord-Amerika en wat meer hopen op de levendige God".
We zouden uit de vorige eeuw namen kunnen noemen van mannen die geijverd hebben voor scholen met de Bijbel dwars tegen de geest van die eeuw in. Een naam als van de bekende christelijke staatsman Groen van Prinsterer is in onze dagen nog welbekend. Naast hem noemen we Mr. J. J. L. van der Brugghen van wie de uitspraak is: „We verlangen dat ook op de school het Woord Gods, het hele Woord Gods en de stem van de Goede Herder gehoord zal worden, opdat haar kinderen die het niet geweten hebben, horen en leren om te vrezen de Heere hun God, en dat zij van kindsaf de Heilige Schrift mogen weten, die wijs kan maken tot zaligheid door het geloof hetwelk in Christus Jezus is... We verlangen dat ook op de school en vooral op de school gehoord zal worden de stem van de Goede Herder".
Herder". Maar die daarvoor ijverden, konden rekenen op smaad en hoon. En dat is lange tijd zo gebleven. Toen mijn vader in de twintiger jaren van deze eeuw een christelijke school ging stichten in mijn geboorteplaats Middelharnis, brak de vijandschap van al „die goede en deugdzame mensen die zo voor het openbaar onderwijs waren", op een ongekende wijze los. Zo was het ook in de vorige eeuw. Men schold hen voor „fijnen" en voor „dwepers" die er voor streden dat de Heere Jezus weer aan de kinderen zou worden voorgehouden als de enige Heiland en Zaligmaker. Maar dat alles is naar het Woord van Christus: „Ze hebben Mij vervolgd, ze zullen ook u vervolgen..."
Het is voor de gemeente Loonopzand en omgeving van grote betekenis geweest dat ook onze voorouders hier reeds vroeg de noodzakelijkheid van een school met de Bijbel hebben beseft. In het jaar 1848 werd in de grondwet de vrijheid van het onderwijs erkend. Men kon derhalve toen christelijke scholen stichten al moest men die geheel uit eigen middelen betalen. In datzelfde jaar 1848 werd aan , den Loonschendijk" een christelijke school geopend. Het was de tweede christelijke school in Brabant. Meester A. van Beek werd de onderwijzer van de school. De weg is niet altijd even gemakkelijk geweest. De ouders zelf moesten immers de school en het gezin van de onderwijzer geheel onderhouden.
In 1862 dreigde de school opgeheven te worden wegens geldgebrek. Maar dan wordt er steun toegezegd van „de commissie tot stichting van christelijke scholen in Nederland". Maar dan moest ook de hervormde gemeente van Loonopzand een bijdrage schenken. De kerkeraad besluit vijftig gulden te geven uit de diakoniekas. Maandelijks zou er een kollekte voor de school gehouden worden. Die bracht per jaar ook nog eens rond vijfentwintig gulden op. Wanneer men van deze bedragen hoort, glimlacht men even, maar men moet wel beseffen dat
Door die vergadering werd besloten alle pogingen in het werk te stellen om een christelijke school te stichten. Aan de kerkeraad werd opgedragen een reglement te ontwerpen. In een vergadering van 24 maart 1902 werd de schoolvereniging opgericht. Met grote voortvarendheid is men aan het werk gegaan. Een nieuw gebouw wordt opgericht. Uit het hele land komen giften binnen. Ook het kerkbestuur stelt een bedrag beschikbaar. Ds. Moorrees: klopte bij veel instanties aan en kreeg gehoor. Grote offers zijn gebracht, maar de school ontwikkelde zich voorspoedig en ook de ouders hadden veel over voor het christelijk onderwijs. De geschiedenis van de school heeft zijn „ups en downs" gehad. Maar wanneer men nu ziet op het prachtige schoolgebouw en op de vele kinderen die onderwijs ontvangen, dan kan men spreken van een rijke vrucht van de geloofsdaad van hen die de school hebben gesticht. Want dat was het. Uit liefde tot Christus waarbij rnen wist van de noodzakelijkheid om ook in de school de Bijbel in het middelpunt te stellen, heeft men de school opgericht. En dit alles is niet ongezegend gebleven.
het voor die tijd grote sommen waren, vooral ook omdat er „niet vele rijken en niet vele edelen" in Loonopzand woonden. Maar in elk geval was de christelijke school gered. Maar in 1893 komt dan toch het einde van de christelijke school „aan den Loonschendijk". Wel wijst men nog steeds het huis aan waar de school gehouden werd. In de volksmond heet het altijd nog „de oude school". Vanwege zijn hoge leeftijd kon meester Van Beek echter geen onderwijs meer geven. Zijn zoon hielp hem wel, maar deze bezat geen acte van bevoegdheid om onderwijs te geven. Zodoende moest de school opgeheven worden.
De kerkeraad trekt zich deze zaak terstond aan. In de notulen van 9 juni 1893 kan men o.a. het volgende lezen: „De voorzitter opent vervolgens een bespreking over het christelijk onderwijs, dat te Loonopzand zo noodzakelijk geworden is door de opheffing van de bijzondere school alhier. Er wordt besloten dat onder biddend opzien tot God een ernstige poging in het werk gesteld zal worden tot het oprichten ener christelijke school. Daartoe zal men in overleg treden met de heer M. Vermeulen van wie het in de middellijke weg zal afhangen of een dergelijke kostelijke inrichting tot stand zal komen, ja dan neen."
Ds. Y. Doornveld, die toen predikant was, heeft echter zijn doel niet kunnen bereiken. De heer M. Vermeulen op wie men zijn hoop had gesteld en die in die tijd millionair was — dat wil nogal wat zeggen voor die dagen — weigerde zijn medewerking. Hij was toen 85 jaar. En dan zal later blijken dat niet de rijken en de edelen de christelijke school zullen stichten, maar dat de Heere liefde zal wekken in het hart van de eenvoudigen, die hun offers gaan brengen voor het christelijk onderwijs. En door die liefde komen er door de zegen des Heeren machtige dingen tot stand. Het zal nog wel enkele jaren duren, maar de christelijke school komt er. Het is Ds. B. Moorrees, die van 1899-1904 predikant was van Loonopzand, die de stoot gegeven heeft tot het stichten van een christelijke school. Op 12 februari 1902 neemt de kerkeraad het besluit — met algemene stemmen — om een christelijke school te stichten. Een vergadering wordt uitgeschreven van „leden van de hervormde kerk, die ook voorstanders zijn van deze kerk, uit deze gemeente en de naburige gedeelten van 's Grevelduin en Vrijhoeve Capelle om in een vergadering bijeen te komen op maandag 18 februari 1902."
We komen nu nog weer terug op de vraag, die we aan het begin hebben gesteld: „Wat heeft de voortrekkers van het christelijk onderwijs en wat heeft de ouders toch bewogen om christelijke scholen te stichten en daarvoor zulke grote offers te brengen? " En dan herinneren we aan de geschiedenis die we zoeven hebben horen lezen uit het evangelie van Markus over die verlamde die door vier mannen gedragen werd tot aan de voeten van de Heere Jezus. Waar gaat het die vier mannen om die daar met deze man door de straten van Kapernaüm lopen? Hij wordt hier door Markus „een geraakte" genoemd. En dat is een woord dat zijn toestand goed tekent. Hij is geraakt, zo geraakt dat er niets van hem overgebleven is dan een ellendig mens, een verloren zondaar. Zie hem daar maar liggen op „zijn beddeke". Hij is één hoopje ellende. Hij kan niets meer dan liggen en wachten... wachten op de dood en op de eeuwige nacht... En niemand kan hem helpen dan de Heere Jezus alleen. Daarom dragen die vier mannen die geraakte naar de Heiland en uit Zijn mond hoort hij dat machtige woord, dat alleen Hij kan spreken: „Kind, wees welgemoed... uw zonden zijn u vergeven."
En was dat het niet wat de voortrekkers van het christelijk onderwijs bewoog om scholen met de Bijbel te stichten, waar men de kinderen kon-dragen tot aan de voeten van de Heere Jezus, waar hen verteld zou worden van die Heiland en Zaligmaker, Die gekomen is om ons te redden van het verderf. Want dat is het toch dat we van onze kinderen belijden wanneer we ze laten dopen „dat wij en onze kinderen in zonde ontvangen en geboren en daarom kinderen des toorns zijn, zodat we in het rijk van God niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden." Met andere woorden: wij en onze kinderen zijn ook „geraakt". En dwars tegen alle humanistische waan in belijden we het dat onze kinderen geen goede, lieve, beste, brave kinderen van zichzelf zijn, geen onschuldige en onbeschreven blaadjes papier, maar dat ze vanwege de zonde „midden in de dood" liggen en dat ze van zichzelf en vanwege hun ouders „onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad". Ook onze kinderen zijn geraakte kinderen... door de zonde, door de schuld, door de dood geraakte kinderen. En wat kan onze kinderen genezen, redden, behouden? Waar is er voor onze kinderen, nog hoop en verwachting? Dat is daar waar Christus roept — en dat vinden we in de tweede Schriftlezing — „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen." Ja, de Heere Jezus zegt het Zelf: „Voorwaar zegt Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt gelijk een kindeke, die zal in hetzelve geenszins ingaan". Dat is het wat onze voorouders heeft gedreven om scholen met de Bijbel te stichten, waar men de kinderen kon leiden tot de Goede Herder, tot de Heere Jezus Christus, de Zaligmaker van zondaren.
Zeker, over de Heere Jezus moet ook gesproken worden door de ouders thuis. Daar moet het beginnen. Allereerst is het de taak van de ouders om hun kinderen van de wegen des Heeren te leren. Maar ook op school. De school moet nauw bij het huisgezin aansluiten. We denken hierbij aan het woord van de Spreukendichter: „De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid". Zo menigmaal is het ook de ouders alleen om kennis te doen die de school moet verschaffen. Wanneer de kinderen maar goed leren lezen en rekenen en schrijven, wanneer ze voor deze tegenwoordige wereld maar veel kennis opdoen, wanneer ze maar klaargemaakt worden voor het middelbaar en hoger onderwijs, dan is men dikwijls al tevreden. Dan hoor ik het nog wel eens zeggen: „Dat is een goede school, want daar leren ze goed." Maar vergeten we dan niet dat het gaat om de ziel van het kind? Is het kind naar zijn aard dan allereerst een maatschappelijk wezen, is het dan voor deze wereld geschapen of moet het gaan om het Koninkrijk Gods? Maar wat baat het een mens al wint hij de gehele wereld en hij lijdt schade aan zijn ziel? " Is ook de ziel van het kind niet bestemd voor het Koninkrijk der hemelen? Is dat niet wat de vader en de moeder van het kind bezighoudt, dat het kind genezen wordt van de geraaktheid, dat het leert wandelen in de voetstappen van de Heiland? De boom der kennis is niet de boom des levens. Ook al spiegelde de duivel dat Adam en Eva voor, dat ze door te eten van de vrucht van „de boom der kennis des goeds en des kwaads" aan God gelijk zouden zijn. Kennis kan ons niet behouden, tenminste de kennis die men tegenwoordig zo noemt, kennis in de zin van onze tijd. De profeet Hosea zegt wel: Mijn volk is verloren omdat het geen kennis heeft. Maar die kennis die hij bedoelt en dat „kennen" is de omgang met God en Zijn Woord en Hem zo leren kennen. Het volk is niet verloren omdat het zo weinig van God weet, maar omdat het de verborgen omgang met God mist.
En God leren we alleen kennen in Chris-, tus Jezus. Zo leren we de ware wijsheid. De boom der kennis des goeds en des kwaads bracht niets dan ellende, zodat we allemaal „geraakten" zijn geworden. We moeten voorbij die boom. We moeten naar de boom des levens. Er bestaat een oude legende: Christus' kruis zou neergezet zijn op de plaats 'Waar eens de boom van Adam en Eva stond. De boom des levens op de plaats van de boom der kennis. Wel, kinderen brengen bij de boom des levens, daar ging het in de schoolstrijd om. Daar ging
het hier in Loonopzand om toen vijfenzeventig jaar geleden deze christelijke school werd gesticht. Daar moet het ons ook nu nog om gaan. Deze wijsheid, deze kennis in het aangezicht van de Heere Jezus Christus, deze verborgen omgang met God, geeft leven, echt leven, eeuwig leven. Daarom hebben onze vaderen de zaak van het christelijk onderwijs ter hand genomen, tegen alle vijandschap van de wereld in, tegen alle weerstanden in, tegen alle ongeloof in, om hun geraakte kinderen te brengen bij de Heere Jezus.
Wat moet ons die geschiedenis uit Markus 2 treffen. Die vier mannen die „de geraakte" bij de Heere Jezus brachten, hebben ook veel moeten overwinnen. Ze hebben van de mensen niet veel hulp gekregen. Niemand gaf hen doortocht naar de Heere Jezus. Maar ze hebben zich door niets en door niemand van hun doel af laten brengen. Als ze niet door de deur naar binnen kunnen, dan klimmen ze op het dak. Dan breken ze het dak open om die „geraakte" neer te leggen aan de voeten van de Heere Jezus. Ze hebben dat gedaan in het geloof. Anders hadden ze het allang opgegeven. En dat is nu juist het fijne wat we hier lezen. Want er staat niet dat de Heere Jezus hun werk ziet — en wat hebben ze zich niet ingespannen om die „geraakte" aan de voeten van de Heere Jezus te krijgen. Er staat zelfs niet dat de Heere Jezus hun liefde ziet — en het was toch een daad van grote liefde om met die „geraakte" door de straten van Kapernaüm te lopen, want het was geen lichte vracht en de weg was niet zo gemakkelijk. Maar er staat dat de Heere Jezus hun geloof ziet. Ze geloven dat de Heere Jezus helpen kan, en dat de Heiland het doen kan. En door dat geloof hebben ze alles kunnen doen, door het geloof hebben ze die „geraakte" aan de voeten van de Heere Jezus gebracht waar hij die heerlijke woorden horen mocht van zondevergeving en waar hij genezing vond, niet langer geraakt, maar gezond en geheiligd en een kind van God.
En menselijkerwijs gesproken was het onmogelijk om vijfenzeventig jaar geleden „aan den Loonschendijk" een christelijke school te stichten. Toen de millionair die het doen kon het had laten afweten, toen hij geweigerd had zijn goederen in dienst van de Heere te stellen, toen kon het niet meer, toen moest men het wel zonder christelijke school stellen. En toen zijn er toch mannen opgestaan — net als die vier mannen uit de geschiedenis van de „geraakte" en die hebben de „geraakte kinderen" van de gemeente gezien en die zijn een geloofswerk begonnen. En ze hebben ook het dak moeten openbreken. Want er is een zware strijd gestreden. Juist honderd jaar geleden is het zogenaamde volkspetitieonnement gehouden, een smeekschrift tot de koning om een school met de Bijbel. En men heeft de hand aan de ploeg geslagen. En men heeft het dak opengebroken en men heeft de offers ervoor gebracht en de strijd ervoor gestreden en alle smaad en hoon van de wereld, ook van de godsdienstige wereld, die een godsdienst wilde zonder God en zonder Christus, verdragen, en men heeft „de geraakte kinderen'' neergelegd aan de voeten van de Heere Jezus, waar ze vrede en zaligheid konden vinden. En er is een geslacht van schoolmeesters geweest die de kinderen onderwezen hebben in de wegen des Heeren, die de kinderen verteld hebben van die enige Naam tot zaligheid gegeven, die „de geraakte kinderen" gelokt hebben tot de Goede Herder. En het christelijk onderwijs werd gedragen door zovelen die de Heere liefhadden en die voor hun kinderen het beste onderwijs zochten en het beste leerboek: de Bijbel.
Op de openbare scholen heeft men, na de franse revolutie, de Bijbel en de Heere Jezus van de scholen geweerd. Daarmee heeft men een aanslag gepleegd op de kinderziel. Want we kunnen niet zonder de Heere Jezus en we kunnen niet buiten de weg des levens. Zonder de genade Gods en zonder de liefde van Christus en zonder de leiding van de Heilige Geest blijven wij en onze kinderen „geraakt" en verloren. Alleen aan de voeten van de Heere Jezus vinden wij en onze kinderen, vergeving en verzoening en redding en behoudenis. En de Heere Jezus heeft het zijn discipelen bijzonder kwalijk genomen toen ze de jonge kinderen van Hem weg wilden houden. Daarom moet de christelijke school staan voor de zaak waaruit ze is voortgekomen. En ze moet de kinderen geven wat ze nodig hebben. Niet alleen dat ze leren rekenen en lezen en schrijven, maar dat ze van de Heere Jezus leren.
Laat de kinderkens tot Mij komen, zegt de Heiland. Daarvoor hebben onze voorouders de centen en de halve stuivers en de stuivers en de dubbeltjes geofferd — en o wat ging het allemaal uit een smalle beurs. Maar ze hebben, net als de vier mannen, hun kinderen gedragen naar de voeten van de Heere Jezus, hun geraakte kinderen, opdat ze Zijn stem zouden kunnen horen, de stem van de Goede Herder, en genezing bij Hem zouden vinden en achter Hem zouden leren aanwandelen. Dat hebben ze gedaan in het geloof, omdat ze wisten dat de Heere Jezus alleen ons en onze kinderen redden en behouden kan, de zonde vergeven kan en brengen kan in het Vaderhuis met de vele woningen. Ze hebben gedaan wat eigenlijk niet kon. Ze hebben het dak opengebroken. En ze hebben hun kinderen neer-
gelegd aan de voeten van de Heiland.
En nu zijn er vijfenzeventig jaar voorbijgegaan. Er is heel veel veranderd, ook in de schoolwereld. We hebben recht gekregen van de overheid om onze kinderen op te voeden in de vreze des Heeren en de kinderkens, de geraakte kinderkens te brengen bij de Heere Jezus. We hebben prachtige mooie scholen gekregen en we behoeven geen offers meer te brengen voor het christelijk onderwijs. Alles wordt betaald en voor het onderwijs wordt niets gespaard. Het christelijk onderwijs is gelijkberechtigd met het openbaar onderwijs. Maar laten we niet vergeten dat we geen mooie scholen alleen nodig hebben, maar dat we scholen met geloof nodig hebben. En al hebben we een school met duizend Bijbels en de levende Christus is er niet in, de gekruisigde en opgestane en ten hemel gevaren Christus, dan hebben onze kinderen er nog niet veel aan. Christus is wel opgevaren naar de hemel, maar in het gewaad van Zijn Woord is Hij nog onder ons. Daarom moet Zijn Woord op de scholen worden verteld en daarom moet er van de Heere Jezus worden gesproken cn daarom moeten de „geraakte kinderen" aan de voeten van dc Heere Jezus gelegd kunnen worden, ze moeten gedragen kunnen worden tot de Heere Jezus. Als het geloof ontbreekt, dan sterft een school. Als de Heere Jezus niet het middelpunt van het onderwijs is, dan hebben we de strijd van onze vaderen verloren. Wat meester Gangel zei: De Bijbel, dat is het beste leerboek, dat moet het ook vandaag nog zijn. Van de Heiland staat geschreven: Toen Jezus hun geloof zag... niet hun nieuwe scholen, niet hun prachtige leermiddelen, maar hun geloof... daar is nog zegen te wachten voor het christelijk onderwijs, daar zal de christelijke school nog toekomst hebben. Neen, van buitenaf wordt de christelijke school niet zozeer meer bedreigd door vijanden of het moest de staat zijn die steeds meer invloed op het onderwijs probeert te verkrijgen. Ook daarin moeten we waakzaam blijven. Maar veel meer nog van binnenuit wordt de christelijke school bedreigd, wanneer we geen leerkrachten meer hebben die de Eleere Jezus liefhebben en daarom de kinderen tot de Heiland leiden en wanneer we ouders hebben die voor hun kinderen alleen maar kennis zoeken voor deze wereld, die hun kinderen alleen maar vooruit willen brengen in de tegenwoordige wereld en die niet weten van het zoeken van het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid.
Richt op die trage handen en de slappe knieën! Denk toch niet dat de strijd om het christelijk onderwijs al gestreden is. Nu gaat het er juist om, nu alles zo gemakkelijk is geworden, nu we zulke mooie scholen hebben en zulke prachtige leermiddelen, dat de Heere Jezus binnen onze scholen blijft. Niet onze arbeid voor de kinderen, niet de maatschappelijke zorg voor onze kinderen, niet dc natuurlijke liefde tot onze kinderen, maar de liefde van God in Christus Jezus redt onze kinderen van het verderf en schenkt hen het eeuwig zalig leven. Onze kinderen hebben een nieuw hart nodig. Onlangs hoorde ik het een klein kind nog eens bidden: Geef mij een nieuw hartje, o Heere Jezus. Dat gebed uit die kindermond ontroerde me. Zo moeten ouders en kinderen bidden, zo moeten ze vragen, groot en klein vragen als een kindeke: geef ons een nieuw hart, o Heere. Maak ons Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend.
En dan kan de christelijke school in onze tijd van afval en verval zoveel betekenen. Veel ouders die zelf de Heere niet meer liefhebben en Hem dan ook niet meer dienen, sturen hun kinderen nog wel naar de christelijke school. Daar komen ze tóch nog in aanraking met die enige Naam. Wat een verantwoordelijkheid voor allen die in het onderwijs dienen om uit liefde tot de Heiland de kinderen te trekken tot Hem. Alle onderwijzers dienen evangelisten te zijn in onze tijd om de kinderen te vertellen van die Heiland en Zaligmaker en van die Goede Herder. Maar dan moeten we wel vertellen met brandende harten van het heil dat in Christus Jezus is. Met harten die branden van liefde tot Hem. Alle onderwijzers moeten zelf eerst als de kinderen geworden zijn en van Gods liefde hebben leren leven 0111 de boodschap door te geven en de kinderen te lokken tot de Heere. Wanneer de onderwijzers met eerbied spreken over de dienst van God, wanneer ze met liefde de boodschap van de Heere Jezus vertellen, dan zullen de kinderen dat merken. God de Heere moge de onderwijzers en onderwijzeressen van Nederland bekwamen voor deze mooie taak.
We hebben zoëven horen voorlezen dat de moeders hun kinderen bij de Heere Jezus brachten. Het is niet genoeg om de kinderen van Hem te vertellen en hen naar de Heiland toe te zenden. Neen, we moeten ze tot Hem brengen. Met andere woorden: we moeten voordat we over de Heere Jezus gaan vertellen met de kinderen allereerst tot Hem gaan.
Dan heeft het christelijk onderwijs in ons land nog een toekomst. Dan heeft ook de christelijke school „aan den Loonschendijk" nog een toekomst. Dan zal dc christelijke school hier, die met zoveel liefde en met zoveel offers is gesticht, een vuurhaard zijn die geestelijke warmte uitstraalt in deze hele omgeving. We mogen geen halve christenen zijn, maar ons helemaal geven aan de dienst
van de Heere. Er zijn in onze tijd zoveel halve christenen. Maar voor hen is er geen toekomst. We willen zo graag God wat geven en de wereld wat. Het einde van die weg is dat we helemaal van de wereld worden. Maar het gaat om de toekomst. Het gaat orn het Koninkrijk Gods. En het gaat om de enige troost, beide in leven en in sterven.
sterven. Het is goed om vandaag voor het aangezicht des Heeren de wonderen van Gods genade te herdenken. Het is goed om in herinnering, te roepen hoe de christelijke school hier ontstaan is en wat onze vaderen gedreven heeft om haar te stichten. Het is goed om dankbaar te zijn voor al de jaren dat het christelijk onderwijs gegeven kon worden. Vijfenzeventig jaar lang is het Woord Gods in deze school geopend, elke dag opnieuw. Dat is niet zo maar wat! Maar laten we daarbij niet vergeten waar het ons voorgeslacht om te doen was bij de stichting van de christelijke school. Om net als die vier mannen, die hun geraakte vriend bij de Heere Jezus brachten, hun „geraakte" kinderen voor de Heere neer te leggen.
En hoor dan de ontferming van de levende Christus: „Zoon, kind, wees welgemoed, uw zonden zijn u vergeven, u bent niet langer geraakt, u bent gered, verlost, behouden. En zie de grenzeloze ontferming waarmee Christus Zich over onze kinderen buigt. Er staat zo heerlijk dat die kinderen, die door de moeders tot de Heere Jezus werden gebracht, door Hem werden gezegend. „En Hij omving ze met Zijn armen", zegt Markus in zijn evangelie. Zou er een betere plek zijn voor uw kinderen dan in de armen van de Heere Jezus?
Wat een zegen zou het zijn, wanneer zo de kinderen die hier op deze school onderwijs ontvingen, daar terechtgekomen zijn. In de armen van de Goede Herder. Om het daar te horen: „Kind, mijn kind, wees welgemoed, uw zonden zijn u vergeven en het
Koninkrijk is u bereid".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1978
Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1978
Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's