KLEINE KRONIEX
KLEINE KRQMS E K
De bede in de troonrede
Ook in ons blad is reeds enkele malen geschreven over dit onderwerp. Destijds heeft het kabinet-Den Uijl „de bede" in de troonrede afgeschaft. Elk jaar herinnerde er toch nog iets bij de belangrijkste gebeurtenis van het parlementaire jaar aan het feit dat Nederland een christelijke natie is geweest en dat ons volk geleefd heeft bij Gods Woord, dat het tachtig jaar gestreden heeft om de vrijheid te verkrijgen de Heere te dienen overeenkomstig Zijn Woord. Met een enkele zin in de troonrede werd aangegeven dat alle hulp en alle verwachting tenslotte komen moet van de Heere, Die alles leidt en bestuurt naar Zijn welbehagen.
Onze Heidelbergse Catechismus zegt hierbij dat God door Zijn eeuwige Raad en Voorzienigheid alles regeert. En wat moeten we dan onder die Voorzienigheid verstaan? „De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen."
Dat nu heeft het kabinet-den Uijl niet willen erkennen. Het heeft een streep gehaald door de Naam van God en daarmee door God zelf. En ons volk heeft gehuiverd toen het doordrong tot welk een stap de socialisten met behulp van de ministers uit die partijen die zeggen naar het evangelie te willen leven, waren gekomen. Een schok van ontroering ging door ons volk heen. Men zag ineens hoever we als volk waren afgeweken. En men schrok omdat men wist: Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Nu, dat is in de laatste jaren dan ook wel openbaar gekomen onder ons volk. De werkeloosheid is bijzonder groot. Veel bedrijven moeten gesloten worden. Velen zien zich in hun werkgelegenheid bedreigd. De toekomst ziet er dan ook niet zo rooskleurig uit.
Meestal vergeet een volk gauw. Maar dat het kabinet-den Uijl „de bede" uit de troonrede had geschrapt en daarmee in de diepste grond der zaak God had verworpen, dat heeft ons volk niet kunnen vergeten. En toen de minister-president Van Agt een uitlating had gedaan die hierop neerkwam dat wanneer er voldoende weerklank onder ons volk gevonden zou worden voor „de bede" en de erkenning van God daarin ook voor het bestuur en de leiding en de zegen voor land en volk, heeft de kerkeraad van. Katwijk aan Zee een handtekeningenaktie opgezet, opdat het minister Van Agt duidelijk zou worden hoezeer de erkenning van de Heere God als de Bron van alle goed nog onder ons volk leeft. Natuurlijk heeft dit ook weer reacties opgewekt van hen die van de Heere en Zijn dienst niet willen weten. Maar van hen niet alleen. Ook in de kerken zijn er die menen dat men nu maar beter die „bede" kan weglaten, daar men anders bang is dat het gebruik ervan ijdel gebruik van Gods Naam genoemd moet worden, daar velen in het parlement van God en Zijn dienst en Zijn leiding niet willen weten. En er zijn er ook die de staat als neutraal beschouwen, zodat de naam van God in een officieel stuk niet genoemd behoort te worden. Ja, er zijn al stemmen opgegaan om ook de formule dat onze koningin regeert „bij de gratie Gods" af te schaffen. Steeds meer komt openbaar hoever ons volk is afgeweken van de Heere, maar ook hoever de kerk zelf weg is van haar eigenlijke bron waaruit ze leven moet: De Heere en Zijn Woord.
Verschillende reacties
Tn het „Hervormd Weekblad" van de confessionelen schrijft ds. S. Kooistra over de verschillende reacties die het initiatief van Katwijk aan Zee hebben opgeroepen:
„De kerkeraad van Katwijk aan Zee heeft de kerkeraden aangeschreven om adhesie te betuigen aan het verzoek aan de regering om de bede opnieuw in de troonrede op te nemen. De min.president Van Agt heeft zelf aanleiding gegeven tot dit verzoek in verband met een opmerking, dat de regering in deze zou letten op de reacties van het volk.
De brief van Katwijk is enige weken geleden als ingezonden stuk in ons blad opgenomen met een „hartelijk aanbevolen" van mijn hand. Inderdaad heb ik destijds zeer betreurd, dat het kabinet-den Uyl deze bede uit de troonrede wegliet. Het hoofdbestuur van de Conf. Ver. heeft destijds de synode verzocht om deze zaak in de Raad van Kerken te brengen. Dat is ook gebeurd. Alleen de RaacP van Kerken heeft dit de regering toen niet durven verzoeken, maar wel een bidstond vlak vóór de Prinsjesdag in de Jakobskerk in Den Haag belegd en daarbij regering en parlement uitgenodigd.
Ondertussen merk ik aan kerkelijke bladen als bijv. de Kerkklok voor Bolsward en omstreken, hoe de handtekeningenactie voor herstel van de bede in de troonrede aanleiding geeft tot hevige discussies in de kerkeraden. Er is huiver voor ijdel gebruik van de Naam des Heeren. Anderzijds is er ernstige verontrusting over het verzwijgen van de Naam des Heeren op het publieke terrein en danrmee over de toenemende ontkerstening van ons volk. Zo zijn de stemmen verdeeld.
In plaatselijke kerken wordt een lijst ter tekening gelegd, waarbij de kerkeraad zich onthoudt van advies en de beslissing overlaat aan de gemeenteleden. In andere plaatsen adviseert de kerkeraad om adhesie te betuigen. Helemaal bevredigd voel ik mij niet onder dit alles. Juist terwille van de Naam des HEEREN heb ik er ook moeite mee, dat de zaak van de bede in de troonrede neergehaald zou worden op het niveau van de politieke partijstrijd tussen de confessionele en niet-confessionele partijen. In dit opzicht lijkt me de voorlopige reactie van het CDA en van de Unieraad van de CHU juist, dat men beslist geen politieke partijstrijd om deze zaak wenst. Algemeen wordt wel door het CDA betreurd, dat de regering-den Uyl met de gewijde traditie van de bede in de troonrede gebroken heeft. Het komt mij voor, dat de regering-van Agt nu zelf beslissen moet om deze bede in de troonrede opnieuw op te nemen. Eigenlijk moet men deze zaak niet afhankelijk stellen
van handtekening-acties in de Kerken." —
Met dit laatste kan ik het helemaal eens zijn. Het kan geen beslissing zijn van het volk om de Heere te erkennen als de Almachtige, Die alles leidt en bestuurt. De regering zelf is geroepen om zich afhankelijk te weten van de Heere God. Hierbij zou ik ook nog op een misverstand willen wijzen. Verschillende personen hebben mij gevraagd of de koningin zelf die bede dan niet in de troonrede kan opnemen. Maar men mag niet vergeten dat de troonrede een politiek stuk is, waar de ministerraad voor verantwoordelijk is.
Een droeve ontwikkeling
Overigens hebben we hier te maken met een droeve ontwikkeling. Daar wijst ds. S. Kooistra ook op:
„Waar het eigenlijk om gaat is, of de Overheid als zodanig zich Dienaresse Gods weet, afgezien van de vraag of de Overheidspersonen tot een confessionele of nict-confessionele partij behoren. Afschaffing van de bede in de troonrede zou bij verdere ontkerstening kunnen leiden tot afschaffing van de eed, waarbij ook de naam van God wordt aangeroepen. Moeten wij dan werkelijk de laatste restanten van de oorspronkelijke christelijke Nederlandse natie opruimen? Moeten wij breken met de erkenning van de zondag en christelijke feestdagen? Moeten wij breken met het christelijk beginsel van de monogamie in de huwelijkswetgeving? Als de regering-van Agt werkelijk geschrokken is door de reacties op de schrapping van de bede door de regering-den Üyl, dan zou het een positief teken kunnen zijn, als zij uit zichzelf de bede opnieuw in de troonrede opneemt. In de vorige eeuw en ook in deze eeuw is al eens eerder de bede opnieuw maar meestal werd deze „fout" door een nieuwe regering hersteld. Want brede groepen ook buiten de confessionele partijen schrikken toch terug voor het radicaal atheïstische standpunt van een staat zonder God.
Met de strekking van het artikel van Ds. J. T. Wiersma, voorzitter van de redactie van Woord en Dienst kan ik mij dan ook niet verenigen, als hij in de redactionele kolom van dit officiële orgaan voor het Hervormde kerkewerk in het nummer van 15 april j.1. practisch pleit voor het standpunt van de Franse revolutie, die koos voor een volledige scheiding van Kerk en Staat en nog erger voor een volledige breuk tussen het geloof in God en de samenlevingsvormen der natie. Ik wil Ds. Wiersma geen onrecht doen. Het motief van zijn artikel is de huiver voor het ijdel gebruik van Gods Naam en vooral is hij bevreesd voor een algemeen gebruik van het woordje „God" zonder dat daarmee wordt bedoeld de God der Openbaring, de HEERE in het Oude Testament, de Vader van Jezus Christus in het Nieuwe Testament. Expliciet evangelisch zou hij zelfs willen pleiten voor een duidelijke christelijke belijdenis in de bede als volgt: „Met de bede dat de HEERE God ons door zijn Geest zal doen gaan in het voetspoor van Christus, aan wie alle macht in hemel en op aarde gegeven is, verklaar ik de zitting van de staten generaal voor geopend." Hij eindigt zijn artikel dan helaas met te zeggen:
„Maar kun je zoiets verlangen van een regering op democratische grondslag? Democratie is nu eenmaal een staatkundige samenlevingsvorm waarbij door vertegenwoordigers het volk zichzelf regeert. Vrucht van de Franse revolutie van 1789. L'état c'est le peuple. De staat, dat is het volk. En volk en kerk vallen niet samen zoals in Israël."
Afgezien van de historische onjuistheid, dat kerk en volk in Israël samenvallen, wat bijv. Lloedemaker in zijn boek over Art. 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis tegenover Kuyper uitdrukkelijk met vele bewijsplaatsen uit het O.T. ontkent, ; neen ik dat Ds. Wiersma kiest voor de neutrale staatsbeschouwing. Ik weet niet, of hij de konsekwenties van deze keuze voldoende overziet voor de Kerk. Want dan wordt het politieke spreken van de Kerk van haar theocratische wortels beroofd. Ik vermoed, dat hij in deze aan de Kerk overeenkomstig onze Kerkorde de roeping toekent om te getuigen tegenover Overheid en volk.
Zelf ben ik lid van de Raad voor Overheid en Samenleving, orgaan van bijstand voor de synode om de synode te helpen bij de voorbereiding van haar „politieke" uitspraken over de vragen der samenleving. Maar als de Kerk spreekt, doet zij dat, moet zij dat althans doen van Christuswege tegenover Overheid en Volk. Dan spreekt de Kerk de Overheid en samenleving toch aan op bepaalde noties van het Evangelie, die de onderlinge verhoudingen in de samenleving raken. Als de Kerk getuigt, tegen het onrecht, is dat een nog wat ander protest dan dat van een politieke partij of van een buitenparlementaire actiegroep. De Kerk kan slechts getuigen van het Woord Gods, waarvan de verkondiging haar door de LIEERE God is opgedragen. Daarom kan de Kerk nooit de neutraliteit van de staat aanvaarden, alsof de Overheid zich niets heeft aan te trekken van wat het Woord Gods van haar op haar eigen terrein vraagt. Zo is ook in de Bijbel het sociale protest van de profeten tegen de uitbuiting van de armen altijd tegelijk een oproep geweest om weder te keren tot de HEERE.
Als het volk zichzelf regeert en de staat het volk is, dan wordt de stem van het volk de stem van God. Dan kan de ware democratie wel eens bedreigd worden. Eigenlijk is iedere dictatuur vrucii': van de anarchie, welke kan voortkomen uit een democratie die geen geestelijke wortels meer heeft. Terwille van de democratie mag de Overheid juist niet breken met de theocratische grondslagen van haar gezag." —
Wanneer ik het bovenstaande had moeten schrijven zou ik me zeker anders uitgedrukt hebben. Maar in het algemeen genomen ben ik het eens met de strekking van hetgeen hier gezegd wordt. Ik vraag me echter wel af of democratie en theocratie wel te verenigen zijn. Want niet het volk heeft het voor het zeggen, maar we moeten allen vragen naar het recht en naar de wil van God. Overigens ben ik van mening dat men terwille van de zondigheid van de mens de handtekeningenactie moet steunen, opdat het kabinet-Van Agt daarin een teken mag zien en ook niet ongewaarschuwd zal doorgaan wanneer men onverhoopt toch „de bede" maar zal vergeten wanneer in september de troonrede weer wordt uitgesproken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's