Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De deur op een kier voor kindercommunie

In de laatste jaren wordt in verschillende kerken gesproken over de vraag of kinderen tot het Avondmaal kunnen worden toegelaten. In de hervormde synode is dit reeds aan de orde geweest en in verschillende gemeenten nemen kinderen deel aan het Avondmaal. In de gereformeerde synode heeft, volgens dr. C. Bezemer in het Hervormd Weekblad, men de deur op een kier gezet voor de kindercommunie. En hij schrijft er het volgende over:

„Onder het opschrift „Geref. Synode zet deur op kier voor kindercommunie" stond donderdag 6 april in het dagblad „Trouw" een verslag van het besluit van de Synode der Gereformeerde Kerken om met 48 tegen 22 stemmen de plaatselijke kerken die dat willen, niet langer te verhinderen kinderen te laten deelnemen aan het Avondmaal. Er van uitgaande, dat dit verslag juist is, moet ik zeggen over dit besluit niet helemaal verwonderd te zijn, maar het wel ten zeerste te betreuren. De opmerking, dat de deur voorzichtig is opengezet, tendeert wel in de richting om de gemoederen wat te sussen, maar wanneer we de realiteit onder ogen zien, dan moeten we zeggen: De deur staat open! Er is een streep gezet onder de opvatting, dat er een onlosmakelijke samenhang is tussen doop, belijdenis en avondmaal, want meer dan twee derde van de Synode stemde voor het voorstel.

De voorwaarden die aan het besluit zijn verbonden, n.1. dat een zorgvuldige katechetische, liturgische en pastorale begeleiding gewaarborgd moeten zijn, dat de gemeenten en kerkleden op dit punt verdraagzaam dienen te zijn ten opzichte van elkaar, dat het er niet om gaat aan de plaatselijke kerkeraden de vrijheid te laten kinderen al dan niet toe te laten tot het Avondmaal, maar dat er wel ruimte moet zijn voor een verantwoord experiment, zijn schoonklinkende woorden, die helaas niets te betekenen hebben.

De vraag waarom het gaat is: kunnen de kinderen worden toegelaten, ja of neen? Zo ja, dan behoeft de deur niet op een kier gezet te worden, dan behoeft men niet te experimenteren; dan is het ja! Kan het niet, dan moet men niet zoals in allerlei andere gevallen de kool en de geit willen sparen, dan is het neen! Het moet immers duidelijk zijn, dat de deur die is opengezet nooit weer dichtgaat. Het moet dus even duidelijk zijn, dat de Gereformeerde Synode nu gebroken heeft met de opvatting, dat er een onlosmakelijk verband is tussen de beide sacramenten en de belijdenis van het geloof. Dat is een historische beslissing, die in het wezen van het kerk-zijn diep ingrijpt. Men moet daarover niet gering denken. Temeer, daar dit besluit dc verwarring in de Gereformeerde Kerken groter maakt, een nieuw struikelblok betekent in de verhouding tot andere kerken, allerlei spanningen oproept binnen de plaatselijke gemeenten, en vele ambtsdragers, en gemeenteleden in gewetensconflicten brengt.

Een van de meest kwalijke zaken in de kerk is in deze tijd het experiment. Men kan dit beschouwen als de uitweg, die gebruikt wordt wanneer men in bepaalde situaties niet tot een uitspraak durft te komen. Helaas is deze uitweg ook gekozen inzake een zo fundamenteel gebeuren in de kerk als de viering van het Heilig Avondmaal. Wanneer men de weg van het experiment gekozen heeft, dan is er goed beschouwd geen weg terug meer.

Het is niet nodig allerlei argumenten, die in de loop der jaren bij herhaling zijn genoemd, hier opnieuw te gaan opsommen. Wel kan gevoegelijk geconstateerd worden, dat — ook al wordt dit tegengesproken — deze beslissing onherroepelijk zijn consequenties zal hebben voor de openbare belijdenis des geloofs. En het moet duidelijk zijn, dat deze consequentie weer andere consequenties tot gevolg heeft. En dan maar weer klagen, dat de kerkgang achteruit gaat, en zeggen dat er zo nodig weer een kerk dicht moet, of dat men wel samen kan doen „omdat het anders niets lijkt!" Merkwaardig acht ik het hanteren van argumenten als: Van kinderen begrijpt negentig procent niets van wat er in het liedboek staat. Mogen ze dan ook niet meer meezingen in de kerk? Of een ander argument van Hervormde zijde: Praktisch criterium in de Hervormde Kerk is, dat jongeren aan het Avondmaal kunnen meedoen, zodra zij het liedboek kunnen hanteren. Wat dit laatste betreft is hier uiteraard sprake van generaliseren zonder enige grond. Het grootste deel van de Hervormde Kerk voelt immers evenals het grootste deel van de Gereformeerde Kerken in het geheel niet voor de toelating van de kinderen aan het Avondmaal.

Het besluit in de Gereformeerde Synode is — nota bene! — genomen, nadat 313 reacties op de voorstellen waren binnen gekomen, waarvan de meeste tegen zijn!

En wat ervan te denken wanneer nu blijkbaar het liedboek maatgevend wordt voor de deelname aan het Avondmaal? Wordt het kunnen meezingen uit het liedboek nu het criterium dat in de plaats komt van de openbare belijdenis des geloofs? Ik acht dit een zeer bedenkelijke ontwikkeling." —

Inderdaad, een kleine progressieve voorhoede

strijdt soms in de kerken voor een bepaalde zaak en krijgt dan zijn zin en zo raakt men tenslotte steeds verder weg van de gereformeerde belijdenis en de lijnen die door de eeuwen heen daaruit getrokken zijn voor het kerkelijk leven.

Wat beweegt ons verontrusten?

In „Kerkinformatie", het officiële blad van de gereformeerde kerken, geeft ds. H. J. Hegger antwoord op deze vraag. Hij is één van de woordvoerders van de verontruste gereformeerden. Mijn lezers zullen zeker ook belangstelling hebben voor zijn antwoord:

„Laat ik meteen zeggen, dat wij niet houden van die naam "verontrusten". Daar zit een negatieve klank in. Onze verontrusting is slechts een gevolg van de diepe rust, die wij mogen hebben in Christus. Van die rust willen wij getuigen en omdat de grond onder die rust bedreigd wordt, daarom zijn wij verontrust.

Wat beweegt ons? Ondanks onze zonden en gebreken menen we te mogen zeggen dat het de liefde is die ons drijft.

Allereerst de' liefde van Christus. Die ervaren wij in ons als een gloed en als een eeuwige vrede. Die liefde is door de Heilige Geest in onze harten uitgestort (Rom. 5:5). Daarom kunnen wij er niet in berusten, wanneer ook maar iets geroofd wordt van de eer van Christus. Het doet ons intens verdriet dat iemand als dienaar des Woords gehandhaafd kan blijven, die niet kan en dus niet wil onderschrijven dat Christus waarachtig Hogepriester is, die Zichzelf plaatsvervangend voor ons gegeven heeft als waarachtig Offerlam voor onze zonden. Hoe sympathiek wij de betreffende predikant als mens ook vinden, hoezeer wij ook begrip kunnen opbrengen voor de pastorale problemen, waarmee de kerkeraad tegenover hem worstelt, toch menen wij dat de eer van Christus boven alles moet gaan, ondanks de menselijke pijn die we moeten veroorzaken, wanneer we aan die eer met alle beslistheid vasthouden.

Vervolgens de liefde voor hen die dreigen verloren te gaan. We leven in een wereld vol vereenzaming, kilheid, haat, vunzigheid en dreigende onzekerheid.

Temidden van de uiterste verwarring en toenemende zedenverwildering moesten onze kerken zich openbaren als „de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid" (1 Tim. 3 : 15). Zij zouden als profetische getuigen helder de weg moeten wijzen die voert naar het eeuwige leven, naar Jezus Christus. Maar de kracht van de Geest lijkt bij ons geweken te zijn. Wij volgen een aarzelende zigzagkoers. Eerst had onze synode een prachtig herderlijk schrijven over de verzoening gepubliceerd, maar vlak daarop berust onze synode erin dat een predikant die deze blijde boodschap in een wezenlijk punt ontkent, toch als dienaar des Woords kan gehandhaafd blijven, mits hij die dwaling niet "drijft". Hoe kunnen onze kerken dan nog "een stad op de berg" en "het licht der wereld" (Matth. 5 : 14) zijn? En als de bazuin in onze kerken zulk een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich dan nog in onze kerken opmaken om de strijd aan te binden tegen de geweldige machten der duisternis die in deze tijd op ons afkomen (1 Kor. 14 : 8)?

In de derde plaats de liefde voor onze gereformeerde kerken. De meesten van ons zijn door geboorte binnen die kerk, door de Doop, door geregeld kerkbezoek, door huwelijksbevestiging, vergroeid met de gereformeerde kerken. Zelf ben ik op latere leeftijd gereformeerd geworden, maar ben onze kerken gaan liefhebben om verschillende redenen, o.a. om de vele geestelijke zegeningen die ik er mocht genieten.

Toen ik de geschiedenis las van de Doleantie en vooral van de Afscheiding, kreeg ik diepe bewondering voor deze geloofsgetuigen, voor deze broeders en zusters die ondanks vervolging, smaad en soms bittere armoede pal bleven staan voor hun trouw aan de Christus der Schriften, dwars tegen de vrijzinnige tijdgeest in.

En wat is daar nu van overgebleven? Bij velen een geest van mateloze onverschilligheid. Het interesseert ze totaal niet meer. Uit een zekere nostalgie of uit pure sleur houden ze nog vast aan hun min of meer geregelde kerkgangetje op zondag, maar overigens glijden ze weg in een gemakkelijke stoel voor de t.v. om zich door de wereld te laten onderwijzen in plaats van door de Geest der waarheid en om de geest van de wereld in te ademen, de "reuke des doods ten dode" (2 Kor. 2 : 16) die onze zielen als de radiumuitstraling van een atoombom geleidelijk tot totale ontbinding voert. Je moet bij hen niet aankomen met een aansporing tot het luisteren naar Gods Woord in persoonlijke Bijbeloverdenking of in deelname aan een Bijbelkring. Ze vinden dat allemaal bar overdreven; ze willen met rust gelaten worden. Maar Christus zegt van hen: Omdat gij lauw zijt en niet koud noch heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen" (Openb. 3 : 16).

Wij lijden aan onze kerken, die wij aldus steeds meer tot verval zien komen. Eenmaal waren onze kerken een bolwerk tegen de vrijzinnigheid in Nederland. Nu is onze getuigeniskracht gebreken. We

verschijnen op een podium in deze wereld tezamen met kerken, die puur vrijzinnig zijn en die onze bijbelse en reformatorische overtuiging van "de zaligmaking door genade en geloof alleen" radikaal, zelfs onder vervloeking afwijzen. De Heere heeft ons bedoeld als een heilig, d.w.z. voor Hem afgezonderd, volk. Maar wij verbroederen ons met de wereld op allerlei wijze o.a. door ons lidmaatschap van de Raad van Kerken van Nederland en van de Wereldraad van Kerken, en dat terwijl we in de Bijbel het duidelijke waarschuwende voorbeeld hebben van Israël dat aan de verzwagering met de omringende volken, dus met de wereld, ten gronde is gegaan. Wij kunnen niet aan de indruk ontkomen dat velen onder ons "de schatten van Egypte hoger achten dan de smaad van Christus" (zie Hebr. 11:25—26)." —

Veel van wat ds. Hegger zegt ten aanzien van zijn kerk zou ik na kunnen zeggen ten aanzien van onze-hervormde kerk. Dat doet ons meeleven met de verontruste gereformeerden.

Wat beogen de verontrusten?

Ds. Hegger geeft ook antwoord op de vraag wat men als verontruste gereformeerden zo graag zou willen zien ten aanzien van de ontwikkeling van de gereformeerde kerken:

„Een terugkeer naar de gereformeerde kerken zoals zij vroeger waren? Slechts gedeeltelijk. Wij weten heel goed dat er ook vroeger veel verkeerd was. Reeds toen was er een "vleselijk" steunen van veel gereformeerden op eigen krachten, een zondige zelfvoldaanheid over eigen prestaties, een intellektualistische, dogmatische, kille levenshouding, zonder waarachtige verootmoediging, zonder de gloed van de Geest,

Wij beogen een terugkeer naar de waarachtige bijbelse bezieling, een nieuwe reformatie en een nieuw reveil. Wij beogen een terugkeer naar het zuivere Woord van God alleen, vrij van alle menselijke toevoegselen, die de oorzaak zijn van de droevige verdeeldheid onder de Schriftgelovige christenen. Wij beogen dus ook de terugkeer naar de eenheid van allen die de verschijning van onze Heere oprecht liefhebben (2 Tim. 4 : 8).

Is dat mogelijk? Dat kan alleen door een wonder van bekering dat de Heilige Geest door het Woord Gods tot stand kan gebracht worden. Het behaagt echter die Geest zulk een wonder slechts te verrichten, wanneer wij ons verootmoedigen en er om bidden (2 Kron. 7:14).

Velen in de rechtervleugel van de gereformeerde gezindte hebben onze kerken voor goed afgeschreven. Ze menen dat wij als gereformeerde kerken ten dode gedoemd zijn.

Als we bij ons verstand te rade zouden gaan, dan zouden we moeten zeggen: zij hebben gelijk; vooral ook na het laatste besluit van onze synode om toch weer vertrouwen te geven aan de IKON, nadat de verantwoordelijke leiders van de IKON in de „geloof, hoop en liefdeshow" duidelijk hun normloosheid hadden getoond.

De liefde echter "gelooft alles en hoopt alles" (1 Kor. 13 : 7), hoopt dus ook op het wonder van de terugkeer van onze kerken naar de trouw aan Schrift en belijdenis." —

Ik kan het verdriet van ds. Hegger over de ontwikkeling in zijn kerk goed begrijpen. Maar niet alleen zijn verdriet, doch ook zijn hoop tegen alles in.

Kroniekschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's