Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De onwankelbare belijdenis der hoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De onwankelbare belijdenis der hoop

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

(slot)

De hoop op Christus' wederkomst

Hoeveel er ook van de christelijke hoop te zeggen valt, het eigenlijke van die hoop is dat zij zich richt op de laatste vervulling van de belofte der hemelse heerlijkheid. In die zin spreekt Paulus over de hoop, die weggelegd is in de hemelen (Kol. 1 : 5), en Petrus over de onbevlekkelijke en onverderfelijke en onverwclkelijke erfenis, die in de hemel bewaard is voor de gemeente van Jezus Christus. Die erfenis omvat de zaligheid die voor een deel reeds nu het bezit van Gods kinderen is; in het geloof, en op grond waarvan zij in hope zalig zijn, maar die ten volle staat geopenbaard te worden, in de laatste tijd (1 Petr. 1 : 4-5).

Die laatste tijd, die zich volstrekt niet laat narekenen en waarvan niemand het tijdstip weet, behalve de Vader in de hemel, ligt nochtans vast in de Raad van God èn in de belofte van God. In die Raad van God past het ons niet door te dringen, maar de belofte van God dringt tot hopen en verwachten. We zijn in de levende hoop gelukkig niet alleen in dit leven op Christus hopende. In dat geval zouden we de ellendigste van alle mensen zijn.

Onze hoop zou dan eindigen in de dood. Erger, dan zou God zelf voor de dood moeten halt houden en onze hoop niet verder reiken dan het graf. We komen dan met onze hoop nimmer over dood en graf heen. Nu echter Christus is opgewekt, nu Hij de dood heeft overwonnen, nu reikt onze hoop even ver als Jezus Christus Zelf. Hij staat aan de andere kant van de dood en graf in het eeuwige leven en als we dan mogen weten door de opstanding van Jezus Christus te zijn wedergeboren tot een levende hoop, dan zijn we met Christus in de hemel gezet.

Betekent dit nu dat we er zijn of dat we er komen? Bijbel gezien moeten we beide gedachten vasthouden. We zijn in hope nu reeds zalig, midden in de aardse werkelijkheid, en we zijn er nog niet, maar hopen daar te komen waar de zaligheid volmaakt zal wezen. Dat is een geweldige spanning waar de christelijke hoop zich in bevindt, maar het is een spanning die het geloof en de hoop aan kunnen. De hoop reikt even ver als de levende Christus, Die leeft in alle eeuwigheid. Niet eens wij houden die spanning er in. Dat doet Christus Zélf. Eerstens door Zijn hogepriesterlijke voorbede: ader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt (Joh. 17 : 24).

In de tweede plaats door Zijn Geest, Die met onuitsprekelijke zuchtingen tot God voor de heiligen bidt Rom. 8 : 26). Deze Geest wordt genoemd het onderpand van onze erfenis, het handgeld dat de Vader ons in handen geeft, op grond waarvan de gelovige zeker mag zijn dat het volle kapitaal zal uitgekeerd worden in de dag van de toekomst van onze grote God en Zaligmaker. Dezelfde Geest wekt het verlangen in het hart van Christus' kerkbruid.

En de Geest en de bruid zeggen: om! (Openb. 22 : 17). In dat licht moeten wij de opwekking tot verwachten van Christus' wederkomst lezen. Ik denk aan de paulinische woorden: erwachten de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van de grote God en Zaligmaker onze Heere Jezus Christus (Titus 2 : 13). Tevens valt te wijzen op het woord van de apostel Petrus: erwachtende en haastende tot de toekomst van de dag Gods, een dag die hij beschrijft onder twee aspecten van gericht en vervulling van Gods beloften. In de dag van Gods toekomst zullen de hemelen door vuur ontstoken zijnde vergaan en de elementen brandende versmelten, en dan vervolgt hij: aar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde in dewelke gerechtigheid woont (2 Petrus 3 : 12, 13).

Zó eschatologisch geladen is de christelijke hoop. Zij strekt zich uit naar de dag van Christus' wederkomst. Zonder dit verlangen en de zekerheid van de vervulling van al Gods beloften zou de hoop het niet uit kunnen houden; maar nu is het juist de grote genade dat de kerk door de hoop mag stand houden in de grote worsteling tussen Christus en de satan. Dit moge dan een verheuging met beven zijn, gespeend aan alle vormen van triomfalisme, maar dan toch zulk een beven vanwege het jongste gericht en alles wat daarmee samenhangt, dat we de vreugde van de toekomst niet verliezen.

Temidden van de wereldweën, die aan die toekomst voorafgaan, en die met die toekomst gepaard gaan — waarover Jezus in zijn eschatologische rede op het laatst van Zijn leven zo duidelijk spreekt, en waar ook het boek der Openbaring vol van is — horen we toch de stem van de Christus' Gods, Die wederkomt om te oordelen de levenden en de doden: Zo wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, heft dan uw hoofden opwaarts en weet dat uw verlossing nabij is. Om zo naar Christus' toekomst toe te leven, is nodig dat wij de hoop deelachtig zijn, die het oog richt op het gehoopte goed. Dan zal de pelgrim niet vergeten het lied van de hoop te zingen en te grijpen naar zijn psalmbundel, het liedboek van de kerk der eeuwen.

Gij, Gij zult vreselijke dingen, Ons in gerechtigheid, doen horen En ons blij doen zingen, Van het heil voor ons bereid.

Als die dag aanbreekt, dan zal hun blijdschap onbepaald, Door het licht dat van Zijn aanzicht straalt, ten hoogte toppunten stijgen.

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons heeft wedergeboren tot een levende hoop. Toch zal het zaak zijn om ook in die blijdschap het juiste evenwicht te bewaren. De Schrift; spreekt niet over het dat van de verwachting, maar ook over het hóe. Daarom geliefden, verwachtende deze dingen, benaarstigt u dat gij onbevlekt en onbestraffelijk van Hem bevonden moogt worden in vrede.

De christelijke hoop, die zich uitstrekt naar het laatste gericht, verheugt zich met blijde zekerheid over de zaligheid die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd. Maar Petrus en ook Paulus zijn nuchter genoeg om daarbij te bedenken dat de kerk, een weinig tijds, (zo het nodig is) bedroefd is door menigerlei verzoekingen. Zo gaan liefde en ontzag, blijdschap en vreze, hunkering en schroom, verlangen en ootmoed hand aan hand. „De vreze zal de blijdschap moeten heiligen, en de blijdschap zal de vreze moeten temperen. De kerk heeft in haar lied deze wondere paradox uitgezongen:

Ontferm, ontferm u Heer', toon ons uw mededogen! Geef dat wij bij Uw komst onstraf'lijk wezen [mogen Op U steunt onze hoop, o God van ons vertrouwen! Zij worden nooit beschaamd, die op uw goedheid [bouwen.

Daarom: „Verblijdt u in de hoop, " en „verheugt u met beving" (J. Overduin).

In die zin sprak Luther graag van „de lieve jongste dag" en Calvijn van „de dag van onze verlossing" of „van de dag van onze zalige opstanding". En zij spraken daarover in de hitte van de strijd. Met opgeheven hoofd zagen ze in de kerk der Reformatie temidden van vervolging en druk naar Christus' dag met groot verlangen uit. De druk en vervolging behoedde in die tijd de kerk ervoor de toekomst des Heeren als een memorie-post slechts uit te trekken. Men kan helaas niet aan de indruk ontkomen dat deze hoop bij de gemeente zelden naar voren komt, ja, dat het, als het in de prediking gaat over de wederkomst van Christus, er doorgaans weinig respons is op die prediking. Het klinkt de meesten zo ver en vreemd in de oren, dat we op het punt van de hoop op de grote dag des Heeren ons in herinnering komt het woord van Dr. H. Bavinck, dat er wel nog „een geloven in de belijdenis is", inplaats van een „belijden van ons geloof" in het slotstuk van Gods verlossingswerk.

Hiertegen is maar één remedie, getrouw aan de opdracht de wederkomst des Heeren blijven prediken en de gemeente duidelijk maken dat het tot de structuur van het geloofsleven behoort te hopen en te verwachten de voltooiing van het rijk Gods.

Het dat en 't hoe van de christelijke hoop werpt ook de vraag op: Wat mag de kerk van Christus dan verwachten? Wat houdt het gehoopte goed dan in? Bij de beantwoording van deze vraag willen we ons laten leiden door het belijden van de kerk, machtig verwoord in artikel 37 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. „Ten laatste geloven wij"... om met Dr. J. Koopmans te spreken is „dit ten laatste het beslissende, omdat de opstanding en wederkomst van Christus het hele zijn van de christelijke kerk op aarde bepaalt". Wat geloven we dan? „Dat volgens het Woord Gods, als de tijd van de Heere verordend, (die alle creaturen onbekend is) gekomen en het getal der uitverkorenen, vervuld zal zijn . . .".

Wij geloven dus dat niemand de dag en ure van Christus' wederkomst kan berekenen of bepalen, en dat we daarom juist waakzaam moeten zijn. Wij geloven ook dat

Christus niet eerder wederkomt voordat de laatste der uitverkorenen is toegebracht. Dan geloven wij wat met twee woorden is te zeggen: JEZUS KOMT! „Dan zal onze Heere Jezus Christus uit de hemel komen, lichamelijk en zienlijk, met grote heerlijkheid en majesteit, om Zich te verklaren een Rechter te zijn over levenden en doden; deze oude wereld in vuur en vlam stellend om haar te zuiveren . . ."

Jezus komt als Rechter, Zijn dag is de dag van het definitieve gericht en de ganse schepping Gods zal dan door het vuur van het gericht heen verheerlijkt voor des Vaders aangezicht tevoorschijn komen. Wij geloven dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde komt, waar gerechtigheid zal wonen, waar de zonde, de grote levensverwoester voor goed zal uitgebannen zijn. Volgens Calvijn moet de wereld worden vernieuwd, om de echte ruimte voor het Rijk van Christus en Zijn verheerlijkte kerk te worden. Hemel en aarde zullen door de wereldbrand gereinigd worden, opdat zij aan de heerschappij van Christus beantwoorden (2 Petrus 3 : 10). Wereld en geschiedenis staan onder het gericht van God. Twee opmerkingen die Calvijn hierbij maakt geven stof tot nadenken. Het eerste is: angaande de elementen der wereld, zal ik alleen dit zeggen, dat zij verteerd zullen worden alleen om een nieuwe gedaante te krijgen, maar het wezen der dingen zal blijven." Ten tweede: de stof die de ondergang der oude wereld zal bewerkstelligen, is naar Gods welgevallen reeds in haar verborgen". Calvijn wist in zijn tijd niets af van atoomsplitsing en kernenergie, maar hij heeft er dan toch wel een profetische kijk op gehad. Wij houden ons hart vast in vreze als we zien hoe de moderne mens de verborgen krachten der schepping weet los te maken. De vraag is actueler dan ooit of wij leven in de hoop van de nabije verlossing.

Zó komt Christus om de wereld te richten. Maar alle mensen zullen tegelijk in dat gericht betrokken worden. Wij geloven dat , , alsdan persoonlijk voor deze grote Rechter zullen verschijnen alle mensen, zowel mannen als vrouwen en kinderen, die van den beginne der wereld af tot het einde toe geweest zullen zijn, verdagvaard zijnde door de stem des archangels (aartsengel) en door het geklank der goddelijke bazuin . . ."

Persoonlijk verschijnen voor de Rechter, persoonlijk zullen we in het oordeel staan. Ons hele leven en handelen zal voor God open komen te liggen, en het zal van het geloof in Christus, (waardoor we alleen rechtvaardig zijn voor God) afhangen of we door dit laatste gericht heenkomen of... er in zullen omkomen. „Deze Rechter kan en doet datgene, waartoe elke aardse rechter het recht mist, bij gebleken schuld spreekt Hij vrij" (J. Koopmans).

En hieruit blijkt nu de echtheid der christelijke hoop, als we deze Rechter als Redder tegemoet mogen gaan. „En wij belijden de Redder, opdat wij de Rechter niet vrezen. Want wie maar in Hem gelooft, Zijn geboden houdt en Hem liefheeft, die zal niet vrezen als Hij komt om te oordelen de levenden en de doden; niet alleen zal hij niet vrezen, maar hij ^al verlangen naar Zijn komst" (Augustinus).

Zo hopen wij op de dag van het gericht, die voor hen die met Christus verbonden zijn in oprecht geloof de dag hunner definitieve vrijspraak wezen zal. De jongste dag houdt ook de hoop op de opstanding der doden levend. De wedergeborenen tot een levende hoop hebben in Christus' opstanding een zeker pand van hun zalige opstanding (Heid. Cat., Zondag 17). , , Want al degenen die gestorven zullen wezen, zullen uit de aarde verrijzen, de zielen samengevoegd zijnde en verenigd met haar eigen lichaam, in hetwelk zij zullen geleefd hebben. En aangaande degenen, die alsdan nog leven zullen, die zullen niet sterven, gelijk de anderen, maar zullen in een ogenblik veranderd en uit verderfelijke onverderfelijk worden" . . .

Alle nadruk valt hier in dit belijden op de zalige opstanding en de verheerlijking van de leden van het lichaam van Christus. Wat niet wegneemt dat ook de goddclozen zullen opstaan, maar dan slechts tot hun eeuwig verderf. Toch kunnen we instemmen met Dr. A. D. R. Polman als hij schrijft: „Het gaat in de Schrift allereerst om de volkomen verlossing, die deze dag des Heeren brengt, al wordt de donkere slagschaduw van het oordeel over de verdoemden geen moment geloochend". Dat komt ook wel voor de dag ais we in hope met Guido de Brés en in gemeenschap met de kerk der eeuwen verder belijden: , .Alsdan zullen de boeken (dat is, de consciëntiën) geopend en de doden geoordeeld worden, naar hetgeen zij in deze wereld gedaan zullen hebben, hetzij goed of kwaad. Ja, de mensen zullen rekenschap geven van alle ijdele woorden, die zij gesproken hebben, die de wereld niet dan voor tijdverdrijf en kinderspel acht; en dan zullen de verborgenheden en geveinsdheden der mensen openbaarlijk voor allen ontdekt worden". . .

Zo verwacht de hoop de dag van het eindgericht, en klemt de vraag temeer of onze lampen inderdaad branden en afwisselend heimwee en gebed ons hart vervult. Dc toekomst des Heeren is een bloed-ernstige zaak en slechts als we vanuit die dag van Christus ons leven laten bepalen, dan geven we blijk de levende hoop te bezitten. Nu komt ook de dag naar Christus op ons af als een dag vol vreugde, waarvan we belijdenis mogen doen met hart en mond zeggende: , , En daarom is de gedachtenis van dit oordeel met recht schrikkelijk en vervaarlijk voor de bozen en goddelozen, en zeer wenselijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen, dewijl alsdan hun volle verlossing volbracht zal worden, en zij aldaar zullen ontvangen de vruchten des arbeids en der moeite die zij zullen gedragen hebben: Hun onnozelheid zal door allen bekend worden; en zij zullen de schrikkelijke wrake zien, die God tegen de goddelozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld zullen hebben in deze wereld"...

We hopen op het uur der bevrijding als we zo op Christus alleen hopen. Geen leedvermaak vanwege het lot der goddeloze wereld kome in het hart van de pelgrim op, maar de liefdevolle bewogenheid, die alles in het werk stelt om de zondaar van het gewis verderf te redden. Willen de goddelozen nu nog steeds niet horen en blijven zij zich verzetten tegen de roep van het evangelie dan... , .zullen zij overwonnen worden door het getuigenis hunner eigen consciëntiën (gewetens), en zullen onsterfelijk worden, doch in zulker voege, dat het zal zijn om gepijnigd te worden in het eeuwige vuur, hetwelk de duivelen en zijn engelen bereid is . . ."

Er is nu nog hoop. Staande in de levende hoop moeten ook deze dingen naar het Woord Gods gezegd worden, gepredikt vanuit de schrik des Heeren om de mensen te bewegen tot het geloof en ze door de liefde van Christus te dringen naar het kruis van onze Zaligmaker. De hopende kerk strekt altijd reddend haar handen uit naar de wereld rondom. Het uitstel van deze dag van Christus bergt de mogelijkheid tot zalig worden in zich en, zo verkondigt ons Petrus weer: e Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten, ) maar is lankmoedig over ons, niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen (2 Petrus 3 : 9).

Wat hebt u hier tegen in te brengen? Niets dan u te bekeren. Voor hen die op Hem hopen breekt de vreugde door in het blij vooruitzicht: , , En daarentegen de gelovigen en uitverkorenen zullen gekroond worden met heerlijkheid en ere. De Zone Gods zal hun naam belijden voor God Zijn Vader en Zijn uitverkoren engelen; alle tranen zullen van hun ogen afge\wist worden; hun zaak die nu tegenwoordiglijk door vele rechters en overheden als ketters en goddeloos verdoemd wordt, zal bekend worden de zaak der Zone Gods te zijn. En tot een genadige vergelding zal hen de Heere zulk een heerlijkheid doen bezitten, als het hart des mensen nimmermeer zoude kunnen bedenken . . ."

Zie, dat verwacht nu de levende hoop, daar strekt het hart van de pelgrim-vreemdeling zich naar uit, en daarom, ia daarom alleen , .verwachten wij die dag met een groot verlangen om ten volle te genieten de beloften Gods in Jezus Christus onze Heere".

Deze gelukzaligheid zal al onze verwachtingen zelfs verre overtreffen. Zo mag de kerk verwoorden wat zij belijdt en hoopt, en onwankelbaar vastgehouden door deze belijdenis der hoop straks als doel bereiken dat kerk en schepping in storeloze harmonie eeuwig God zullen verheerlijken.

Eigenlijk wacht en hijgt de hoop naar het leven in volmaakte liefde, omdat zo alleen waarachtig leven mogelijk is.

Kom, wekken we dan in hope elkaar op om de reis voort te zetten naar de stad die fundamenten heeft. Die hoop moet al ons leed verzachten. Met de hoop op de wederkomst van Christus hopen we op een vreugde die alle smart verbant en in hope zalig wil ook zeggen in hope zingen:

Daar is de vreemdelingschap vergeten En wij, wij zijn in 't Vaderland.

N. Tonge.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De onwankelbare belijdenis der hoop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's