De onwankelbare belijdenis der hoop
(10)
De christelijke hoop is met het lijden verbonden. We vatten met deze zin de draad van ons vorig artikel weer op. Er is namelijk nog een kant aan het lijden, die we niet over het hoofd mogen zien. Ik bedoel het lijden om Christus' wil. Daar krijgt de pelgrim in meerdere of mindere mate ook mee te maken. De gelovigen zijn toch voorwerp van vijandschap bij satan en wereld. Het lijden om Christus' wil is wel genoemd „het eigenlijke kruis van Christus". Paulus heeft er een behoorlijke portie van meegekregen. Hij draagt zelfs de littekenen van Christus in zijn lichaam. De Heere heeft wat dat betreft woord gehouden toen Hij tegen Annanias zei: k zal hem tonen hoeveel hij lijden moet om Mijn Naam. Des te opvallender dat deze dienstknecht van Christus de hele christenheid kan opwekken om zich te verblijden in de hoop. De reden hiervan is, dat hij de schat van geloof, hoop en liefde draagt in zijn aarden vat. Temidden van ontzettend lijden krijgt de hoop recht van spreken. Als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd, twijfelmoedig (dat ook!) doch niet mismoedig; vervolgd doch daarin niet verlaten; nedergeworpen doch niet verdorven (2 Kor. 4 : 8 v.v.). Wij kennen mogelijk persoonlijk iets van de smaad van Christus. Wij kennen niet de diepe en brede omvang ervan. Het laatste zou wel eens oorzaak kunnen zijn dat we de hoop zien wegkwijnen onder de christenheid. Terwijl daar waar de kerk vervolgd wordt de hoop opbloeit. Want dit is zeker, dat hoe meer de smaad van Christus drukt op de kerk, hoe rijker de hoop in het geestelijk leven tot uitdrukking komt. Intussen moeten we het wèl aan Gods wijsheid overlaten wat Hij met Zijn gemeente op aarde doet. Eveneens intussen moeten wij er maar rekening mee houden dat de grote verdrukking mogelijk niet ver meer is.
Het lijden overtuigt ons wel dat we de helm van de hoop der zaligheid niet missen kunnen. Zonder hoop liggen we spoedig gewond op de grond te kermen. Het kruis echter bereidt ons voor op de kroon. Er is zelfs sprake van een wisselwerking tussen kruis en kroon, tussen lijden en hoop. Het lijden richt onze blik op de voorgestelde hoop en de hoop schraagt ons in het lijden. Het lijden kan zó overweldigend worden dat alles er aan mee schijnt te werken om de hoop te vernietigen. En alle kastijding als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn", zo weet de schrijver van de Hebreeënbrief ons te melden (Hebr. 12 : 12). Llij wist wat hij schreef en aan wie hij schreef. Aan de gemeente van Christus, die er in ruime mate in deelde. Ze zijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, door het zwaard ter dood gebracht, hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvetten, verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld zijnde, welker de wereld niet waardig was, hebben in woestijnen gedoold, en op bergen en in spelonken, en in holen der aarde (Hebr. 11 : 37 v.v.).
Geen wonder dat zij op het punt stonden hoop en moed te verliezen. Neen, het schijnt geen oorzaak van vreugde te zijn, maar van droefheid. Gelukkig, ja we mogen wel zeggen God lof, ook déze schijn bedriegt. Want nu wordt door diezelfde christenen in praktijk gebracht dat de hoop zich richt op de kroon. Kijk eens hoe zij als helm de hoop der zaligheid nemen? Zij hebben de beroving hunner goederen met blijdschap aangenomen, opdat zij een beter en blij-
vend goed in de hemelen zouden hebben (Hebr. 10 : 34). Het goed van de gehoopte zaligheid. Zo werpt de kastijding een vreedzame vrucht der gerechtigheid af voor hen, die door dezelve geoefend worden. Zoals een generaal zijn leger oefent, zo oefent de overste Leidsman en Voleinder des geloofs zijn militia Christi (strijdende kerk) in het gebruik van de wapenrusting, met name in het hanteren van de helm, de hoop der zaligheid. Daarom is het ook erger geen kastijding te hebben dan wel. De kastijding is het volle bewijs van de liefde Gods. Zonder kastijding zijn we slechts bastaarden. Onder de kastijding blijven we aan het front en hopen volkomen op de genade die ons toegebracht is in Christus Jezus. Van welke aard uw kastijding ook is, u die dit leest en die kent de onverderfelijke kracht der hoop, u zou geen enkele kastijding willen missen. Het zijn gelukkige handen Gods die ons slaan, omdat ze met de kastijding de liefde des Vaders in het hart uitstorten. Wees niet al te bedroefd, niet boven mate verdrietig. Uw Vader weet ook hier wat gij van node hebt. De liefde Gods voert tot blijdschap in het hopen. Weeg het eens af, het één tegen het ander. Hebt u ooit zo'n rijke uitkomst gezien? En neem als helm de hoop der zaligheid. In het gelid, soldaten van Christus! Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag. Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.
Dewijl we niet aanmerken de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet zijn eeuwig (2 Kor. 4 : 16-18).
Zo ziet de hoop er nu uit in het lijden. Zo wordt het geloof uitgerekt tot de hoop op de onzichtbare werkelijkheid, die niet als een fata morgana spiegelt, maar als een troost in ons hart daalt. Hier hebt u nu het getuigenis. van de levende hoop, die hoopt vanuit het opengebroken graf van Christus. Paulus heeft eerst in de ene schaal gelegd het alles te boven gaande eeuwig gewicht der heerlijkheid, eeuwig zwaar. En alle ellende die hij bedenken kan, in de andere schaal is zó licht, dat er niet eens beweging in, die weegschaal komt. Dat is hopen, tegelijk ook een lopen van de loopbaan die ons voorgesteld is, die voor ons betreden en gebaand is in Christus Jezus. Zeker uit het kamp van onze vijanden klinkt het verwijt: „Dat is maar ziekelijke verheerlijking van het lijden". Dr. Dorothea Sölle en anderen schijnen daar nog al bang voor te zijn. Ze willen de mensen immuun maken voor dit soort — in hun ogen — besmettelijke ziekte. Ze noemen dat „ziekelijke beleving van lustgevoelens" aan het lijden. Intussen kunnen we beter op onze hoede zijn voor deze „duitse ziekte" van de revolutietheologie, die er per consequentie niet tegen opziet om allen tegen allen op te zetten en bloedbaden te riskeren tot verwezenlijking van hun vernieuwde maatschappij. Wat een lijden zal dat nog aan de wereld en de kerk bezorgen. Het is nu nog niet te overzien. Wie zo spreekt over de kerk van Christus, heeft die kerk in haar hoopvol lijden en strijden nimmer begrepen. Wordt ooit ergens in de Bijbel het lijden verheerlijkt, om het lijden? Nee, maar wel is de vaderlijke kastijding nodig, en de Heere tuchtigt - om het eens heel menselijk te zeggen - met een bloedend hart. Wie niet meer kan geloven dat God geen lust heeft om te doden, maar om te behouden en dat Hij een Vader is, Die uit liefde kastijdt, spreekt niet meer over de Vader van onze Heere Jezus Christus.
Het gaat om de geestelijke functie van het lijden, beter om de geestelijke vruchten. Wie die geestelijke vruchten ervaart in de gemeenschap met Christus, kan van Zijn hemelse majesteit niet aardselijk meer denken. Het hart van Gods kinderen wordt in de druk volgegoten met geluk, in de nabije en in de verre toekomst, omdat ons Gods liefde in het lijden tegemoet straalt. Wees maar niet ongerust, want u bevindt zich in goed gezelschap als u met Habakuk zegt dat u midden in de tegenspoed van vreugde opspringt in uw God. Niet het lijden op zichzelf wordt verheerlijkt, maar de aanwezigheid van Gods overwinnende genade wordt geroemd.
Verblijdt u in de hoop!
Dat is opdracht èn gave. Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in menigerlei verzoeking valt, wetende dat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat als het door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid in de openbaring van onze Heere Jezus Christus (1 Petrus 1 : 6 en 7).
De christelijke hoop kent dan toch maar de verwachting, die zich richt op de toekomst, zodat de krachten der toekomende eeuw worden gekend en gesmaakt en wij in de tijd staan, met het leven en de kracht der eeuwigheid. Laat de kerk ook ten aanzien van de hoop niet verwereldlijken, niet verslappen. Nogmaals: neem als helm de hoop der zaligheid en... verblijdt u in de hoop. Dat zijn twee uitspraken waar geen oprecht christen omheen kan. Dit woord Gods op de rechte wijze te hanteren wordt geleerd in de dagelijkse oefening van lijden en strijden, met overgave aan die God en Vader, Die bij het bloed van het kruis zijn beloften van de nieuwe hemel en aarde vermaakt heeft en ze eens vervullen zal. „Wie zich uitstrekt naar de radicale vernieuwing van het ganse bestaan door de wederkomst van Christus, waarin alle tranen door God zijn afgewist en waarin geen ziekte, rouw, geklaag of onrecht zal zijn, kan onmogelijk lijden om lijden verheerlijken" (J. Overduin). Maar wat hij wèl kan? Met Paulus het volle zware gewicht der onzienlijke dingen laten opwegen tegen de lichte last van wat zichtbaar en tastbaar is en dat in de hoop dat eens de wereld verheerlijkt voor Gods aangezicht zal treden.
Tot de doodsvijanden die niet ophouden ons aan te vechten behoort ook de macht van de zonde. De zonde in het algemeen vereist de volle wapenrusting. Kan ook de christen één ogenblik buiten de hoop? Als de schuld ontdekt wordt, vlucht de zondaar in hope naar Christus. De bede: zo doe Hij ook aan mij, ligt in het hart en op de lippen. De gelovige die in Christus zijn vaste grond gevonden heeft, leeft in de zekere hoop dat de schuld door God is weggenomen. Dat maakt Gods kinderen in hope zalig. Misschien mag ik even een misverstand rechtzetten. In hope zalig betekent niet: ach je weet nooit zeker of je een kind van God bent, je moet het maar afwachten. Deze gedachte leeft veelvuldig onder ons. Men wil de mens een hoopje geven vanuit de meest hopeloze onzekerheid.
Gaan we zó met het evangelie om? Laten we het niet hopen. Maar ik vrees dat het méér gebeurt dan u denkt. Zullen de dienaars van het evangelie zich zo opstellen, als hadden zij slechts deze boodschap: wie zeker is van zijn onzekerheid is zekerder dan wie zijn hoop op Christus heeft gevestigd? Laten we zo het klare evangelie niet verduisteren door menselijke wijsheid. Laten we liever duidelijk Christus voor ogen stellen als de Hoop der heerlijkheid, opdat mensen, aan wie alle hoop is ontvallen door de bodem van hun bestaan heenzakken tot op de vaste grond, de Rotssteen wiens werk volkomen is. In hope zalig wil dus niet zeggen, misschien voor de helft, of voor negenennegentig procent, met 'tamelijke' zekerheid zalig, maar zéker zalig, met 'n zaligheid die in de toekomst, in de eeuwigheid pas ten volle geopenbaard zal worden. Zalig met een zaligheid die zingen doet:
Ik heb de vaste grond gevonden Waarin mijn anker eeuwig hecht Die grond is Jezus' bloed en wonden Voor 's werelds aanvang reeds gelegd.
Komt daar nu niets meer tegen op, zijn we nu de strijd te boven? Staat de hoop voortaan onwrikbaar vast op haar grondvesten? Als er geen zonde was, ja, dan misschien. Als er geen inwonend bederf was en geen oude mens, en geen vlees dat strijdt tegen de geest. De zonde kan zo stormlopen op de hoop dat ze schier stervend op het slagveld komt te liggen. De oude mens kan zó tekeer gaan en het vlees zó dwars liggen dat we in stilte verzuchten: hopeloos. Neem dan als helm de hoop der zaligheid. Weet dan dat er Eén is die met Zijn bloed en wonden garant blijft staan voor de vergeving onzer zonden. Dat we toch zijn wat we eigenlijk „nog niet" zijn. Dat we toch hebben wat we „nog niet" hebben. Dat we een naam dragen die meer belofte is dan vervulling van de belofte de zonde er niet weet dan, dat dit uw hoop is, dat de belofte een even goddelijke werkelijkheid is als de vervulling. Dat we niet alleen in dit leven op Christus hopen, want dan zijn we werkelijk de ellendigste van alle mensen. Maar dat ons in het vooruitzicht is gesteld, dat bij de vervulling van de belofte de zonde er niet meer zal zijn.
En wilt u weten op wat wijze wij tegen het inwonend bederf in toch volkomen kunnen hopen op de genade? Als u de weg van Paulus bewandelt; ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes
doods. Een hopeloze situatie. En toch hoopvol vanuit de gezichtshoek des geloofs, die de hoop het lied in het hart geeft: Ik dank God door Jezus Christus onze Heere.
In de hoop komen we ook deze strijd te boven. De zonde, een vijand, het inwonend bederf ligt op de loer. In uw hopeloosheid zegt of denkt u: hoe kan dit allemaal met genade bestaan.
De spanning blijft tot de laatste snik.
Weet u hoe de hoop zich gedraagt ten aanzien van de zonde? De zonde geeft hun gestadig oorzaak om zich voor God te verootmoedigen, hun toevlucht tot de gekruiste Christus te nemen, het vlees hoe langer hoe meer door de Geest des gebeds en heilige oefeningen der godvruchtigheid te doden en naar het eindperk der volmaaktheid te zuchten, totdat zij van het lichaam des doods ontbonden zijnde, met het Lam Gods in de hemelen zullen regeren". (D. L. V-1-2).
N. Tonge.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's