KLEINE KRONICK
Niet genoeg waarschuwing tegen het communisme?
Daar krijg ik van de redactie als kroniekschrijver een brief toegezonden, waarin iemand klaagt dat er in ons blad te weinig aandacht geschonken wordt aan de strijd tegen het communisme. De briefschrijver meent dat we goed moeten letten op de tekenen der tijden en hij vindt de vervolging van de christenen in Rusland zo belangrijk, dat „er elke week wel over geschreven mag worden". Hij wijst er bovendien op dat de communisten de kerk en het geloof willen uitroeien en hij stuurt bij zijn brief een knipsel uit het kerkblad van zijn gemeente waardoor dit bevestigd wordt. Nu komen er wel meer brieven die een klacht bevatten dat aan het één of andere onderwerp te weinig aandacht wordt besteed. Maar deze brief vind ik nu toch werkelijk niet terecht, want aan de éne kant moet een kroniek natuurlijk evenwichtig zijn, zodat er allerlei onderwerpen in.aan de orde komen, maar aan de andere kant meen ik toch te kunnen zeggen dat ik aan de toestand van de kerk in de communistische landen volle aandacht besteed. Inderdaad is dit een belangrijke zaak in de geschiedenis van de kerk. Ondanks alle overeenkomsten over de mensenrechten wordt het steeds duidelijker dat het communisme onze Heere Jezus Christus en het geloof in Hem niet kan verdragen en dat men niet zal rusten voordat het geloof in Christus zal zijn uitgeroeid. Maar dat zal niet meevallen. Want men kan een kerk wel vervolgen en men kan christenen wel martelen, maar het geloof is zo'n wonderlijke zaak, dat is een werk Gods door Zijn Heilige Geest, en dat is niet uit te roeien.
Het kerkbodeknipsel handelt over de strijd van het communisme tegen de kerken in Roemenië en Tsjecho-slowakije. Eigenlijk vragen de communisten of de kerk zichzelf te gronde wil richten: „Het proces van communistische opvoeding moet daartoe leiden dat de marxistische-leninistische wereldbeschouwing wordt aanvaard." Deze uitspraak duidt er op dat men het christelijk geloof naast het marxisme niet duldt. Dat is dan de vrijheid die de communisten brengén:
„In Tsjechoslowakije bestaat een vereniging van r.k. priesters, die op aandrang van de staat is opgericht en zich ook in alles voegt naar de wensen van het regiem. Op een vergadering van deze vereniging, Pacem. in Terris, hield de vice-voorzitter van het (communistische) Nationale front, prof. Travnicek, een rede, waarin hij niet alleen de hierboven aangehaalde uitspraak deed, en openlijk verklaarde, dat men zijn doel o.a. wilde bereiken door een 'systematische campagne, de ideologische campagne in alle sectoren van de maatschappij, maar zijn publiek ook vroeg, of er, gezien deze situatie, een reden kon zijn waarom kerk en priesters zich aan de andere kant van de barricaden opstelden. En in bijna dezelfde bewoordingen vroeg het hoofd van het bureau voor godsdienstzaken, Hruza, aan het eind van een artikel over de socialistische staat en de godsdienst in het partijblad Rudé Pravo van 23-2 1977: 'Zijn er verstandige redenen voor aan te voeren, dat de gelovigen zich aan de andere kant van de barricaden opstellen? ' De staat venvacht dus van kerken en gelovigen, dat zij hem zullen helpen bij het uitroeien van het geloof.
In Roemenië is de Orthodoxe kerk echter nauw verbonden met het nationale gevoel van de bevolking, die in meerderheid nog lidmaat is en de regering heeft een ietwat tweeslachtige houding tegenover haar. Enerzijds wordt zij ook door de regering hoog gehouden als draagster van de nationale cultuur en de vaderlandsliefde, anderzijds wordt door diezelfde regering om ideologische redenen alles gedaan om de bevolking, vooral de jeugd, van de kerk te vervreemden. Daar komt nog bij, dat Ceausescu, om zijn positie te kunnen handhaven tegenover Moskou, ondanks zijn zelfstandige buitenlandse politiek, ook de steun van de kerken niet missen kan. Daarom werden deze in 1944 alle uitgenodigd om lid van het 'Front van de socialistische eenheid' te worden, in welks program staat, dat de partij de wereld-en Ievensbeschouwing van het dialectisch en historisch materialisme vastberaden zal bevorderen. Daardoor kregen de kerken officieel een rol in de maatschappij, zij het dan ook alleen om de gelovigen tot kritiekloze gehoorzaamheid tegenover de regering en tot gewillig leveren van alle verlangde prestaties te brengen. De kerken die weigerden zich bij het Front van de socialistische eenheid aan te sluiten, kregen prompt moeilijkheden: aan rapporten van Amnesty International ontleende het Zwitserse blad Glaube in der zweiten Welt twee jaar geleden, dat 13 Zevendedags adventisten gevangen zaten omdat zij, met andere christelijke groeperingen, weigerden, het genoemde front te steunen. Want goedschiks of kwaadschiks, de kerken moeten meewerken aan de overwinning van het marxismeleninisme, dus van het atheïsme en dus aan hun eigen ondergang." —
Onze briefschrijver tekent er bij aan: „Het is toch onbegrijpelijk dat zelfs predikanten kiezen voor het marxisme en het communisme. Want daarmee verraden ze toch hun eigen kerk, het christelijk geloof en ook Christus zelf." Ja, het is onbegrijpelijk, dat dit inderdaad zo is.
De herders als getuigen (1)
We hebben pas het kerstfeest gevierd en we hebben op allerlei manier gehoord van de herders die de eerste getuigen waren van het feit dat Christus geboren was. Prof. J. P. Versteeg schrijft erover in „De Wekker":
„In het evangelie naar Lucas wordt met grote nadruk gezegd, dat het herders waren aan wie als eersten het bericht van Jezus' geboorte gemeld werd. Dat het juist om herders ging, valt direkt op, wanneer we weten, dat herders in die dagen bepaald niet hoog aangeschreven stonden. Er zijn tal van uitspraken van rabbijnen waaruit dit duidelijk blijkt.
Zo is er een uitspraak van een rabbi, dat er in heel de wereld geen werk te vinden is dat verachtelijker is dan het werk van een herder. Herders golden als mensen die het niet zo nauw namen met
de grens tussen het eigen bezit en dat van een ander. In een rabbijns traktaat wordt het verboden van een herder wol, melk of een bokje te kopen. Niemand kon immers weten, of het misschien niet om gestolen goed ging. Op een andere plaats wordt in dit verband iets meer genuanceerd. Daar wordt gezegd, dat alles wat een herder stelen kan, zonder dat de eigenaar het merkt, van een herder niet gekocht mag worden. Wat hij evenwel niet stelen kan, zonder dat de eigenaar het merkt, mag men wel van hem kopen. Onder dat wat iemand zijn zoon nooit zou moeten laten leren, noemt een rabbi ook het werk van een herder. Hij noemt dat werk niets anders dan „een werk van rovers". De overeenkomst tussen herders en rovers was ook gelegen in het feit, dat herders maar al te graag hun kudden op de weiden van anderen lieten grazen.
Het verwondert dan ook niet, dat het aan herders verboden was om als getuigen in een rechtszaak op te treden. Ze golden immers zonder meer als onbetrouwbaar. In een rabbijns geschrift worden herders in één adem genoemd met rovers, gewelddadigen en allen die op het punt van het geld niet te vertrouwen zijn. Op een andere parallelle plaats worden herders op één lijn gesteld met tollenaars. Net zo min als iemand uit deze groepen als getuige mocht optreden, was dat voor een herder weggelegd.
Interessant is het te zien, hoe het in rabbijnse literatuur verklaard wordt, dat in het Oude Testament duidelijk gezegd wordt, dat toch ook iemand als Mozes of David het werk van een herder uitgeoefend heeft. Men gaat ervan uit, dat bij Mozes en David het uitoefenen van het herderswerk een zaak van beproeving door God was. God vertrouwt niemand iets groots toe, wanneer Hij hem niet eerst in iets kleins beproefd heeft, is de stelregel. Pas toen bleek, dat Mozes en David in iets als het herderswerk — waarin ze dus bij uitstek de verkeerde kant op konden gaan — toch trouw bleven, ontvingen ze de roeping om het volk Israël te weiden. Ook het uitoefenen van het hérderswerk door Mozes en David brengt dus niet tot een milder oordeel over dit werk. Het tegendeel is waar. Juist omdat het werk van een herder voor allerlei verleidingen openstond, was dit werk — als teen testcase — de beste voorbereiding voor het eigenlijke, latere werk van Mozes en David. Nu is er terecht op gewezen, dat deze rabbijnse uitspraken met betrekking tot herders alle dateren uit een iets latere tijd dan die van het Nieuwe Testament en dus niet zonder meer in de tijd van het Nieuwe Testament teruggebracht mogen worden. Toch is het niet waarschijnlijk, dat in de periode direkt na die van het Nieuwe Testament grote wijziging gekomen is in het werk van een herder en dus ook in de waardering van dat werk. Aan te nemen is, dat de rabbijnse uitspraken, ook al dateren ze uit later tijd, niet tot die latere tijd te beperken zijn, maar dat ze een houding tegenover het herderswerk weergeven die ook al eerder gevonden werd. Aan de rabbijnse uitspraken is dan te ontlenen, dat de herders die als eersten hoorden van Jezus' geboorte — ook in die tijd — behoorden tot de verachten in de samenleving." — Dat is wel helemaal in de lijn van de Schrift, waar telkens de nadruk gelegd wordt op het feit dat de Heere het arme en verbrokene en verslagene opzoekt, dat het herders waren die het eerst de boodschap van de komst van Christus ontvingen.
De herders als getuigen (2)
Ook prof. Versteeg wijst er op dat de Heere er inderdaad andere maatstaven op nahoudt dan wij mensen:
„Het is niet toevallig, dat we de geschiedenis van de herders in het evangelie naar Lucas aantreffen, terwijl alle andere evangelisten over deze geschiedenis zwijgen. Lucas laat het veel vaker zien — duidelijk meer dan de andere evangelisten — hoe Jezus telkens weer kwam tot de verachten, de armen, de verstotenen, de outcasts. Het is helemaal in deze lijn, wanneer Lucas er met nadruk op wijst wie het eerst de kerstboodschap mochten horen: de verachte herders.
De herders hoorden niet alleen de kerstboodschap en kwamen niet alleen tot het Kind in de kribbe, maar ze gingen ook de kerstboodschap doorgeven aan anderen. Juist van herders maakte God gebruik om het eerst in deze wereld — uit mensenmond — het getuigenis van het gekomen heil te laten weerklinken. Herders die niet bevoegd waren om in een rechtszaak een getuigenis af te leggen, werden door God als de eerste getuigen aangewezen. God werkt niet naar menselijke maatstaven. Bij Hem zien we het omgekeerde van wat naar menselijke maatstaven heeft te gelden. In de keuze van de herders als getuigen komt de machtige genade van God uit. Hij gebruikt wat als onbruikbaar geldt. Dat mochten de herders ervaren en daarin ondervonden zij het heil. Dat mogen ook wij vandaag weten en daarin zullen ook wij vandaag het heil ondervinden.
In een — overigens goed — commentaar op het evangelie naar Lucas stelt L. Morris, dat de herders wei als vrome mannen gezien moeten worden. Hij vraagt zich namelijk af: „Waarom zou God hun anders zo'n voorrecht verleend hebben? " Dat is een typisch menselijke vraag. Het is niet een vraag die past bij de „stijl" van het evangelie. Wanneer het antwoord op deze vraag in iets goeds van de herders gevonden wordt, wordt de genade in de geschiedenis van de herders niet meer als genade onderkend. Daarmee wordt de spits van de geschiedenis afgebroken. We kunnen ook zeggen: Daarmee wordt het wonder uit de geschiedenis weggenomen. Om dat wonder gaat het: het wonder van de genade van God." —
Inderdaad, het is de Heere God, Die de goddelozen rechtvaardigt om niet door het geloof en het is de Heere Jezus Christus, Die het verlorene zoekt. En dat is door niets en niemand uit te roeien, dat God met Zijn genade komt tot mensenharten en ze voor Zich inneemt. Ook door communisten niet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's