Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moet de Bijbel „bewezen” worden?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moet de Bijbel „bewezen” worden?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog niet zolang geleden spraken we op de catechisatie over de Bijbel, hoe ze ontstaan is en door wie ze geschreven is, wat we van haar geschiedenis weten en zoveel andere dingen meer. Ineens zei een catechisant op een enthousiaste wijze: „Maar het is nu toch bewezen dat de Bijbel waar is!" Hij doelde daarbij op de vondst van de bibliotheek van het koninkrijk Ebla, waarin ook verschillende bijbelse namen uit het boek Genesis voorkomen. Dat deed me de vraag stellen of de Bijbel „bewezen" moet worden om geloofd te worden. Wij zijn immers zo licht geneigd om met die mensen mee te gaan die met allerlei „bewijzen" voor de waarheid van de Bijbel komen aandragen. En in ons enthousiasme dat door verschillende archeologische ontdekkingen de bijbelse verhalen bevestigd worden, komen we dan tot dergelijke uitdrukkingen als: „Nu is toch wel bewezen dat de Bijbel de waarheid is."

Toch menen we tegen een dergelijke gedachtengang te moeten waarschuwen. Natuurlijk zijn we blij met allerlei archeologische vondsten, die de mond stoppen van hen die met hun Bijbelkritiek zover gingen dat we eigenlijk van de Schrift zouden moeten spreken van een soort „vroom bedrog", omdat de Bijbel nooit geschreven kon zijn in die oude tijden die in de Bijbel genoemd worden, maar die pas veel later ontstaan kon zijn om allerlei redenen die met beslistheid werden aangevoerd. De Bijbel was dan ook niet historisch betrouwbaar volgens de Bijbelkritici, de Bijbel was niet echt en daarom moest de geloofwaardigheid van de Bijbel op zijn minst in twijfel getrokken worden. Door opgravingen in de landen van het Midden-Oosten en allerlei archeologische vondsten waardoor men de geschiedenis van de volken die daar woonden veel beter heeft leren kennen, zijn de stellingen van de Bijbelkritiek die met zoveel zelfverzekerdheid naar voren werden gebracht, zo langzamerhand wel afgebrokkeld. Die Bijbelkritici zijn inderdaad wel beschaamd gezet. En wat volgens hen onmogelijk kon is later inderdaad als waarheid bevestigd.

Maar is daarmee nu bewezen dat de Bijbel Gods Woord is? En moet de Bijbel wel „bewezen" worden? En dan willen we terstond zeggen dat de Bijbel „geloofd" wil worden, de Bijbel vraagt geloof van ons en wekt dat geloof ook op wanneer de Heilige Geest onze ogen en harten verlicht. Daarom lezen we ook in artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: „Al deze boeken alleen ontvangen wij voor heilig en kanoniek om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen. En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is; en dat niet zozeer omdat ze de kerk aanneemt en voor zodanige houdt; maar inzonderheid omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten dat zij van God zijn; en dewijl zij ook het bewijs van die bij zichzelf hebben; gemerkt de blinden zelf tasten kunnen dat de dingen die daarin voorzegd zijn, geschieden."

Wij kunnen de ongelovigen niet bewegen tot het geloof in de Schrift, al komen we met nog zulke harde argumenten over archeologische vondsten en dergelijke. We kunnen geen enkel bewijs aanbrengen van

de waarheid van de Schrift als Gods Woord dat afdoende is. Want we moeten niet vergeten dat ook het ongeloof tenslotte niet rust op redeneringen en bewijzen, maar wortelt in het verdorven hart, het zondige, van God afgevallen hart. In dit opzicht zijn gelovigen en ongelovigen gelijk. Van nature verwerpen we allen de Heere en Zijn Woord. En nu kunnen we wel proberen om elkaar te overtuigen door redeneringen en bewijzen, maar dat lukt niet. De gelovigen zijn immers overtuigd door de Heilige Geest, dat de Bijbel Gods Woord is. En de gelovigen van alle eeuwen en alle landen hebben vroeger eenparig getuigenis daarvan gegeven. Waarin men ook altijd verschild heeft, in dat geloof was men één. Het getuigenis van de Heilige Geest was in hun harten. De kerk van alle eeuwen heeft daarom ook de Schrift als het Woord van God erkend. Over geen enkel leerstuk is zo grote overeenstemming geweest als over het Goddelijk gezag van de Heilige Schrift.

Niet het inzicht van ons verstand, niet het besluit van onze wil, doet ons geloven, maar het is het getuigenis van de Heilige Geest dat ons doet belijden dat de Schrift van God is. Daarom hangt het geloof in de Schriften niet af van bepaalde archeologische ontdekkingen. Dat willen we duidelijk stellen. Ook wordt het geloof door die ontdekkingen niet gewekt. Maar niettemin kunnen we dankbaar zijn voor bepaalde feiten die openbaar komen, waardoor de mond van de ongelovigen kan worden gestopt. Want het is wel duidelijk dat veel dat als vaststaande wetenschap verkondigd werd later teruggenomen moest worden. En veel van wat in de Bijbel gesteld en besproken wordt is door de Bijbelkritiek openlijk afgewezen, terwijl later moest worden gezegd dat de feiten die in de Bijbel genoemd worden inderdaad juist waren.

We willen enkele dingen noemen om u duidelijk te maken wat we eigenlijk bedoelen. Zij die de Bijbelkritiek beoefenden hebben gezegd dat Mozes onmogelijk de eerste Bijbelboeken geschreven kan hebben, omdat de schrijfkunst in die tijd in Israël nog onbekend was. Eerst in de tijd van David zouden er in Israël mensen geweest zijn, die de schrijfkunst machtig waren. Maar door allerlei archeologische ontdekkingen is vast komen te staan dat eeuwen voor de regering van koning David de schrijfkunst in Israël gewoon beoefend werd. Trouwens uit Richteren 8 : 14 wordt ons duidelijk, dat zelfs de straatjongens konden schrijven: Zo ving hij (Gideon) een jongen van de lieden te Sukkoth en ondervraagde hem; die schreef hem op de oversten van Sukkoth en hun oudsten, zevenenzeventig mannen." En die schrijfkunst bestond al honderden jaren vóór Mozes in het Midden-Oosten. Daarom is het heel redelijk om aan te nemen dat ook Mozes de schrijfkunst machtig was.

Verder willen we u er op wijzen dat de bijbelkritiek steeds maar zei dat de verhalen van de aartsvaders als onbetrouwbaar en onhistorisch moesten worden beschouwd. Ja, men stelde zelfs dat een man als Abraham waarschijnlijk helemaal niet bestaan had en dat hij een figuur was die door de Joden verzonnen was om aan de ontstaansgeschiedenis van hun volk een zekere glans te geven. Maar de verschillende opgravingen, ook in het Ur der Chaldeeën, hebben wel duidelijk aangetoond dat hetgeen in de geschiedenissen van de aartsvaders verteld wordt wel degelijk met de werkelijkheid van toen overeenstemde. En er valt door de vondsten bij die opgravingen een duidelijk licht op de geschiedenissen van de Bijbel uit die tijd, zodat daar van een historische betrouwbaarheid gesproken moest worden. Men moet ons goed begrijpen. Wij hebben dat niet nodig om het geloof in de Bijbel als Gods Woord veilig te stellen. Want dat geloof heeft een andere bron en een andere werkmeester. Dat geloof is door de Heilige Geest gewekt en gewerkt. Niettemin hebben al veel Bijbelkritici door die opgravingen moeten terugnemen van wat ze voorheen als vaste waarheid vertelden. Ze moeten getuigen, dat de Bijbel inderdaad ook historisch een betrouwbaar boek is.

Nog een ander punt willen we noemen. De Bijbelkritiek stelde dat de wetten van Mozes uit een veel latere tijd stamden. Zulke hoogstaande wetten konden toen onmogelijk door de mensen gemaakt zijn. Maar later bleek door de opgravingen dat dergelijke wetten ook reeds bij de omringende volkeren uit de dagen van Mozes bestonden, zodat rnen weer moest erkennen dat men fout was geweest met al die veronderstellingen, die men voor vaststaande wetenschap aan de mensen had voorgelegd.

Wanneer we het geheel van de Bijbelkritiek overzien dan moeten we stellen dat men op ondeugdelijke gronden geprobeerd heeft de waarheid en betrouwbaarheid van de Bijbel als Gods Woord te ondergraven. Toch heeft men op deze wijze wel grote geestelijke schade aangericht en mensen op een dwaalspoor gebracht. Er zijn er immers altijd die door zogenaamde wetenschappelijke voorveronderstellingen worden beïnvloed en klakkeloos overnemen hetgeen hen door mannen van de „wetenschap" wordt voorgeschoteld. Er is echter geen enkele reden om ons door die wetenschap in de hoek te laten drijven. Integendeel, de waarheid van Gods Woord is menigmaal bevestigd door de archeologische vondsten bij opgravingen.

Toch willen we duidelijk stellen dat de Bijbel niet bewezen hoeft te worden. We geloven de Bijbel niet na het afwegen van allerlei wetenschappelijke argumenten, die voor of tegen de Bijbel pleiten. Maar we geloven de Bijbel, omdat de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten dat we hier met Gods Woord te doen hebben en dat de Bijbel daarom een richtsnoer voor ons geloof en leven is.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Moet de Bijbel „bewezen” worden?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's